Door kinderogen (1) (Schrijven Magazine)

 

Hoe ziet de wereld eruit door de ogen van een kind of jongere en hoe laat je haar of zijn stem geloofwaardig klinken?

 

In How to Write Fiction. A Guardian Masterclass schrijft Rachel Cusk het volgende over perspectief in verhalen: ‘Je moet als schrijver de objectieve werkelijkheid kennen en dan kan je nadenken over hoe je personages er tegenover staan.’

Het vraagt tijd en geduld om die objectieve werkelijkheid te doorgronden en om vervolgens de juiste perspectiefkeuze te maken. Sommige schrijvers doen er weken, zelfs maanden over. Literaire grootheden als Salman Rushdie getuigden in interviews dat ze halverwege het schrijfproces beseften dat ze niet het juiste perspectief hadden gekozen en opnieuw dienden te beginnen.

Voor velen wordt het extra moeilijk wanneer een kind of tiener een sleutelrol speelt in het verhaal. Hieronder volgen enkele tips voor wie kiest voor een jonge ik-verteller in een verhaal voor volwassenen. In het volgende nummer gaat het over kinderen en jongeren in verhalen die niet in de eerste persoon zijn geschreven.

 

– Wie kiest voor een ik-verteller gaat voor directheid en intimiteit. Schrijf je in de eerste persoon, dan voelt de lezer weinig of geen afstand tot de gebeurtenissen. Denk maar aan de verteller uit Spaar de spotvogel van Harper Lee. Scout Finch weet de lezer in geen tijd voor zich te winnen.

Jonge ik-vertellers hebben een heel eigen, uitgesproken stem. Schrijf je in de eerste persoon, dan kan je die ongefilterd laten weerklinken. Dat maakt romans als De avonturen van Huckleberry Finn van Mark Twain of Dertien van David Mitchell zo onweerstaanbaar. We willen dat de verteller tegen ons aankletst, dat hij onze vriend wordt.

– Het grote nadeel van een ik-verteller – en in het bijzonder van jonge ik-vertellers – is dat ze een beperkt beeld hebben van de werkelijkheid. We hebben allen een begrensd blikveld, maar kinderen kampen met de bijkomende moeilijkheid dat ze bepaalde wetmatigheden uit de wereld der volwassenen nog niet doorgronden.

Toch kiezen sommige schrijvers juist om die reden voor een kindverteller. In Mark Haddons Het wonderlijke voorval met de hond in de nacht is de vijftienjarige verteller niet alleen jong, hij heeft ook Asperger wat de dingen extra ingewikkeld maakt. De lezer leest deze roman dan ook op twee niveaus: hij volgt het verhaal van de jongen en construeert tegelijk de wereld die zo mysterieus is voor die jongen.

Een qua perspectief vergelijkbaar boek is Emma Donoghues Kamer waarin een vijfjarige het woord voert. Het kind heeft nog nooit zijn kamer verlaten wat een claustrofobische, aangrijpend en spannend verhaal oplevert.

– Kies je voor de eerste persoon, zorg er dan voor dat je weet hoe je hoofdpersonage praat. Een vijfjarige praat anders dan een zeven- of elfjarige. De meeste schrijvers bestuderen de taal van kinderen uit hun omgeving. Toch dien je soms verder te kijken. Jennifer Egan vertelde me eens dat ze een tienerjongen nodig had die uit een ander milieu kwam dan haar zoon. Op de metro vond ze een jongen die als model kon dienen voor een van de personages uit Bezoek van de knokploeg.

– Besef dat er een reden is waarom er zo weinig verhalen voor volwassenen zijn waarin een kind van begin tot eind in de eerste persoon praat: op lange termijn is het moeilijk vol te houden. Klinkt je personage niet consequent en geloofwaardig, dan is de betovering voor de lezer verbroken.

 

Tips en oefening:

 

– Speelt je verhaal in het heden of in het (nabije) verleden? Niets verandert zo snel als de spreektaal van kinderen en jongeren. Kijk naar films en series die zich afspelen in de jaren waarin je verhaal gesitueerd is.

– Vergeet niet dat kinderen een andere motoriek hebben, een andere manier van bewegen en doen. Ook hier kunnen films en series inspireren. Zo laat een serie als Stranger Things uitstekend zien hoe ietwat nerderige jongetjes van een jaar of elf zich gedragen. Ook (kinder)boeken kunnen inspireren.

– Valt of staat in jouw verhaal alles met de stem van de verteller, is die zo apart en/of komisch dat een directe weergave het beste resultaat oplevert, kies dan voor de eerste persoon. Wil je een breder blikveld, kies dan voor een ander perspectief.

– Is je verhaal autobiografisch dan kan het raadzaam zijn om niet in de eerste persoon te schrijven. Zo creëer je wat afstand tot de gebeurtenissen.

 

Oefening:

 

Een meisje van dertien en haar vijfjarig zusje lopen op straat en zijn getuige van een optocht of carnavalsstoet. Beschrijf deze gebeurtenis tweemaal in de eerste persoon, de eerste keer vanuit grote zus, de tweede keer vanuit de vijfjarige.

 

Leestips:

 

Bart Moeyaert: Het is de liefde die we niet begrijpen

Donna Tartt: De kleine vriend

J.D. Salinger: De vanger in het graan

 

 

Kathy Mathys is schrijfster, schrijfdocent en literair journalist.

www.kathymathys.nl

Dit artikel verscheen in Schrijven Magazine Jaargang 20, nummer 5. Zie www.schrijvenonline.org