A.S. Byatt interview (De Standaard)

Boeken voor hart en hoofd
In haar Londense huis te Putney blikt A. S. Byatt terug op een lang en bewogen schrijversleven. ‘Het is een misdaad om je niet gretig vast te bijten in dit leven,’zegt de Engelse schrijfster.
Kathy Mathys
‘Mrs Duffy!’roept de huishoudhulp onderaan de trap. Ze brengt mij naar de voorkamer met erkerraam waar we zicht hebben op de stille, voorname straat. In de tuin, een bonte plek, bloeien de narcissen al. De kamer waar ik wacht op Mrs Duffy, of A. S. Byatt zoals lezers haar kennen, is een schatkamer vol kunst en boeken.  Het is een oer-Engelse plek, niet te strak, met overal stapels papier,tapijten die half over elkaar heen liggen, sculpturen.  
‘Ik ben erg verstrooid vandaag,’lacht A. S. Byatt, wanneer ze binnenkomt. Daar valt tijdens ons lange gesprek niet veel van te merken, al dwaalt Byatt graag af. 76 jaar is ze, de schrijfster van Booker Prize-winnaar ‘Possession’. Ze is net zo bevlogen als romancier dan als schrijfster van kortverhalen, essays en literaire kritieken. Byatt werd geboren in Yorkshire en haar kindertijd speelde een grote rol in haar jongste boek ‘Ragnarok’, een moderne bewerking van een Noorse mythe. ‘Tijdens de oorlog woonden we op het platteland. We waren Sheffield ontvlucht, een helse plek waar ik veel last had van astma. Het Noord-Engelse landschap van mijn kinderjaren duikt steeds weer op in mijn werk. Ik hoor thuis in het Noorden, ook al woon ik er al lang niet meer. Toen ik voor ‘Het boek van de kinderen’ over Zuid-Engeland moest schrijven, heeft mijn man veel rondgereden met mij. Dat landschap zat niet in mijn DNA.’Byatt valt even stil en vervolgt dan: ‘Nu ik ouder word, besef ik pas onder hoeveel stress mijn moeder stond tijdens de oorlog. Mijn vader was soldaat in Noord-Afrika. Het waren donkere tijden.’
In het kortverhaal ‘Racine and the Tablecloth’ heeft hoofdpersonage Emily een hekel aan haar kostschool. Het komt tot een confrontatie met de onderwijzeres, die Emily te eigenwijs vindt. Is dat een kritiek die u ook kreeg op school?
Dat verhaal is inderdaad grotendeels autobiografisch. Ik hield er niet van om kind te zijn. Kinderboeken vond ik minder interessant dan boeken voor volwassenen. Mijn schooltijd was moeilijk. Pestkoppen op de speelplaats, kinderachtige regeltjes, ik leed  eronder. Net als Emily zat ik op een kostschool en vond ik het vreselijk om een kamer te moeten delen met anderen. Ik snakte ernaar om alleen te zijn. Het is trouwens opvallend dat mijn personages vaak verlangen naar eenzaamheid. Onlangs zag ik actrice Judi Dench op een officiële gelegenheid. Ik wist nog dat we op dezelfde school zaten maar ik was totaal vergeten dat we dezelfde kamer deelden. Ik heb dat kostschoolverleden weggeduwd. Toch heb ik niet enkel slechte herinneringen want ik zat op een Quakerschool. Stilte was er belangrijk en dat vond ik een troost. De Quakers, waar mijn vader lid van was, waren pacifisten die zich inzetten voor de hervorming van het gevangeniswezen. Ik heb hun morele houding voor een groot deel overgenomen.
Emily’s intellectuele ambities worden niet gewaardeerd. Zij is een van de vele vrouwen in uw werk die op intellectueel vlak gefrustreerd zijn.
Dat komt doordat de wereld waarin ik groot werd heel anders was dan die waarin mijn dochters opgroeiden. Toen ik voor het eerst trouwde, was het heel ongebruikelijk dat mannen meehielpen thuis. Wilde je schrijven of lezen, dan moest je dat doen na je huishoudelijke werk. Ik ontwikkelde heel snel de gewoonte om altijd een boek bij te hebben voor de luttele minuten dat ik op een bus stond te wachten. In mijn toilet zal je geen vrouwenbladen vinden, wel boeken.
Ik ben berucht om mijn uitspraken tegen wat toen nog de Orange Prize heette. Ik vind een aparte prijs voor vrouwen betuttelend. Natuurlijk is onze samenleving nog niet helemaal egalitair maar ik vind wel dat vrouwelijke en mannelijke auteurs in dezelfde competitie moeten spelen.
Heeft u ooit getwijfeld tussen een academische loopbaan en het schrijverschap?
Ik zag een academische loopbaan als een plan B. Ik kreeg een toelage voor een postgraduaat in Amerika, daarna in Oxford, maar ik had pech. Mijn Oxfordse begeleider was de reïncarnatie van mijn gefrustreerde onderwijzeres op de Quakerschool, een verzuurde oude vrijster die haar macht wou laten gelden. Ze vond het een heel slecht idee dat ik fictie schreef. Het probleem loste zich vanzelf op toen ik trouwde. Mijn Oxford-beurs viel weg omdat mijn man, ook een academicus, mij kon onderhouden. Zo ging dat in die tijd. Ik ben toen fulltime gaan doen wat ik stiekem het allerliefst wou: schrijven. Later, in 1972, ben ik toch nog gaan lesgeven voor een tijd, om financiële redenen.
In het verhaal ‘Raw Materials’ ridiculiseert u het beroemde schrijversdogma ‘Schrijf over wat je kent’. Besefte u al snel dat het autobiografische pad niet het uwe was?
Toen ik 17 was, kende ik een man die verhalen schreef voor damesbladen en die me adviseerde om te schrijven over wat ik kende. Ik heb dit soort dogma’s altijd beperkend gevonden. Ooit ontmoette ik een schrijfdocent die het idee verkondigde dat je geen adjectieven moest gebruiken. Stel je voor! Mijn kortverhalen bevatten flitsen uit eigen leven, veel meer dan mijn romans. De waanzinnige populariteit van autobiografie deze dagen verbijstert me. Misschien heeft het wel iets te maken met de dood van religie. Vroeger ging je naar de biecht of je bad om met jezelf in het reine te komen. Mensen zagen zich toen door een religieuze lens. Nu vertellen ze zichzelf verhalen over eigen leven door te schrijven.
Uw ouders waren politici. In hoeverre interesseert politiek u?
Ik ben zeker geen politiek woordvoerder als schrijver, maar ik wanhoop wel wanneer ik zie wat de huidige generatie ervan bakt. Mijn ouders leefden in een tijd waarin de hoop op een betere wereld springlevend was. Ik geloofde ook lange tijd in een maakbare wereld. Nu zie ik het toch anders, is mijn visie somberder. Ik geloof in Europa en toch snap ik niet hoe Europa de vissen niet kan redden. Ik vind het afschuwelijk. De huidige Britse regering is onwetend. Haar bedoelingen zijn misschien goed maar ze heeft geen idee van wat er speelt in het land.
Is uw werk on-Engels, zoals wel eens gezegd wordt?
Ja, dat denk ik wel. Begrijp me niet verkeerd: ik vind Dickens en Austen ook niet erg Engels. Hun werk is op structureel vlak heel uitdagend en zit vol referenties. Mijn romans denken én voelen, wat erg on-Engels is. De meeste Engelse literatuur heeft enkel een emotionele dimensie. Een van de mooiste uitzonderingen is ‘Middlemarch’ van George Eliot, wat voor mij de meest ambitieuze realistische roman is uit de Engelse literatuur. Ik wil in een roman zoveel mogelijk menselijk leven stoppen. Daar hoort ook het intellect bij, methodologie en wetenschap. Ik zie mezelf als een Europese schrijver en dat komt voor een groot deel doordat ik zoveel praat met mensen op het vasteland. Ik hou ervan om op festivals Europese schrijvers en lezers tegen te komen. Ze staan me toe om met een andere blik naar Engeland te kijken.
Waar komt uw fascinatie voor sprookjes vandaan?
Sprookjes gingen erg vroeg deel uitmaken van mijn geestelijk landschap. Als kind zat mijn hoofd vol met beelden van wouden waar ik als ruiter doorheen draafde, van gevaarlijke rivieren vol slangen en ratten. Ik creëerde een sprookjeswereld waarin ik kon verdwijnen, een wereld die dichter bij me stond dan het echte leven. Later, als schrijver, was ik erg gefascineerd door de wrede verhalen van Hans Christian Andersen, die duidelijk kinderen haatte. Voor ‘Possession’ bestudeerde ik de sprookjes van Breton die op wonderlijke wijze een wereld beschrijft zonder licht, een plek waar enkel het haardvuur het duister bestrijdt. Ik besef nu dat zo een plek me altijd heeft gefascineerd, al weet ik niet goed waarom. De christelijke verhalen hebben we nooit aangesproken, ik kan me er niets bij verbeelden, vind ze onecht. Ik kan me enkel identificeren met Judas die, laten we eerlijk zijn, de beste rol had.
Gretig leven
In het kortverhaal ‘Christ in the House of Martha and Mary’ vind je Byatts visie op het leven in een notendop. De kunstenaar in het verhaal merkt op dat de mensen niet uiteen vallen in werklui en rijken, maar in zij die geïnteresseerd zijn in het leven en zij die dat niet zijn. Byatt vindt het een misdaad om je niet gretig vast te bijten in het leven: ‘Passie is de essentie. Ik vind kookkunst of borduurwerk evenwaardig aan schilderkunst. De energie en passie die je in het werk stopt, de gretigheid, dat is van belang. Ik vind een leven waarin je je niet kan overgeven aan die passie, betekenisloos. Daarom ook moeten zieke mensen zelf kunnen beslissen wanneer ze sterven. Wie niet meer ten volle kan leven, moet de kans krijgen om te vertrekken.
Maakt u zich zorgen om de beperkingen die de ouderdom met zich brengt?
Ik ben bang om Alzheimer te krijgen. Mijn geheugen wordt minder goed, dat merk ik nu al. Soms kost het me erg veel moeite om op namen te komen van heel goede vrienden. Ik denk vaak aan Terry Pratchett, die al naar de kliniek is geweest waar hij, een Alzheimerpatiënt, wil sterven. Ik ben nog steeds even gemotiveerd en gelukkig kan ik nu nog schrijven maar ik ben niet naïef.
Zijn er periodes geweest in uw leven waarin het onmogelijk was om te schrijven?
Ja, toen mijn zoon op elfjarige leeftijd aangereden werd en stierf, kon ik het niet. Ik had toen net een docentenbaan aangenomen om zijn scholing te financieren en heb die toch aangehouden, ook al hadden we het geld niet meer nodig. Het lesgeven hield me op de been, Shakespeare heeft me toen gered. Ik heb ook ondervonden dat het moeilijk is om te schrijven wanneer je hoogzwanger bent. Je begint een zin en je aandacht verdampt. Ik vrees dat je op die momenten moet accepteren dat je niet veel meer bent dan een lamme koe.
U schreef de roman ‘The Biographer’s Tale’. Bent u bang dat iemand een biografie over uw leven zal schrijven?
Heel erg. Hier praat ik nooit over maar ik doe het nu toch even: elke biografie over mijn leven zou onvermijdelijk ook een boek zijn over mijn schrijvende zus (Margaret Drabble, met wie Byatt al jaren ruzie heeft, km). Het is een ingewikkeld verhaal, dat van mijn zus en mij. Ik weet zeker dat niemand ooit echt bij de waarheid zou geraken. Daarom hoop ik dat er nooit een biografie komt en dat mijn werk voor zich zal blijven spreken.