Howard Jacobson – Pussy (De Standaard)

Trump zoals we hem kennen

 

Howard Jacobsons Donald Trump-roman voegt weinig toe aan wat we al weten.

 

Kathy Mathys

 

Howard Jacobson was zo woest toen Trump de presidentsverkiezingen won dat hij een roman schreef over hoe het zover is kunnen komen. Woede of andersoortige emoties ventileren in woorden is vaak een uitstekend idee. Alleen is een verhaal waarin het vuur van de emotie nog knettert niet noodzakelijk urgent voor een groter publiek.

‘Pussy’ heet de nieuwe van Howard Jacobson, de man die de Man Booker Prize won met het briljante en extreem geestige ‘De Finklerkwestie’. Het grootste bezwaar tegen ‘Pussy’ is dat de vertelling te weinig verrast. Dat krijg je met een hoofdpersonage als Donald Trump – die in het boek overigens Prins Fracassus heet. Er is zoveel over hem geschreven, gedebatteerd en gespeculeerd, er zijn al zoveel komieken die hem parodieerden dat het aartsmoeilijk is om met iets nieuws te komen. Bovendien zijn Trumps uitspraken en gedragingen zo grillig en verbijsterend dat het moeilijk is om hem uit te vergroten. De realiteit is te extreem om geschikt te zijn voor satire.

Jacobson blijft dicht bij de werkelijkheid, terwijl de grote kracht van literatuur toch de transformatie is, de verschuiving. Het is geen wonder dat een roman als ‘Het verhaal van de dienstmaagd’ van Margaret Atwood zo gretig gelezen wordt deze dagen. Daarin zie je namelijk een wereld die wel en niet op de onze lijkt. Het verbeelde zet je aan het denken. Tijdens het lezen van de nieuwe Jacobson denk je alleen maar: ja, zo is het.

 

Vriendjes met Poetin

 

Op de voorkant staat een volwassen Donald Trump zonder kleren en met een luier. Hij knelt een naakte barbiepop onder zijn arm. De toon is gezet: Trump is een grote baby die vrouwen slecht behandelt. Het verhaal begint tijdens een uiterst warme winter met veel muggen. Twee professoren dienen van ‘ruwe hansworst’ Fracassus een meer gepolijste man te maken. De kroonprins wil niet bijleren. Hij heeft een afkeer van nieuwe woorden en van metaforisch taalgebruik. Met ‘hoer’ en ‘prostituee’ kan hij meer dan uit de voeten. Later voegt hij ‘classy’ toe aan zijn repertoire.

Jacobson typeert Fracassus als een egotripper met een moederfixatie. Van zijn vader krijgt hij het volgende te horen over vrouwen: ‘Ze zeggen van niet, maar neem maar van mij aan dat ze het wel willen.’ De schrijver focust zich op de jeugdjaren van de kroonprins, op zijn jongvolwassen leven. Hij wordt vriendjes met een dictator die op Poetin lijkt, laat zich zien op miss-verkiezingen, sympathiseert met Brightstar (Breitbart) en lacht met mongolen en lesbiennes. Aan het eind voert Fracassus campagne tegen een Hilary Clinton-achtige vrouw, die om allerlei redenen die we allemaal kennen en die hier worden herhaald de verkiezingen verliest.

Het is niet voor het eerst dat Jacobson vanuit woede schrijft. ‘J’ was veeleer boos dan grappig. Alleen verraste die roman, was hij ook subtieler en meer gelaagd.

 

**

 

Howard Jacobson – Pussy – vertaald door Dennis Keesmaat – Prometheus – 213 blz.