Lydia Davis interview (De Standaard)


Niets is haar te min
Lydia Davis, de geroemde koningin van het zeer korte verhaal, schreef jaren geleden haar enige roman. Het boek verschijnt nu in het Nederlands en draagt Davis’ onmiskenbare stempel.
Kathy Mathys/Foto Theo Cote
Ze komt uit een familie van schrijvers. Heel lang geleden componeerde ze muziek en was er sprake van dat ze muzikante zou worden. ‘Mijn ouders lieten de keuze volledig aan mij en ik heb wel degelijk de juiste keuze gemaakt,’ vertelt Davis. ‘Ik heb altijd enorm veel gehouden van lezen. Ik fantaseerde er als kind altijd over om als volwassene de hele dag in de bibliotheek te zitten lezen.’
‘Het eind van het verhaal’ is Davis’ eerste en voorlopig enige roman. De schrijfster is vooral bekend van haar zeer korte verhalen die richting poëzie en filosofie gaan. In haar roman vinden we twee vertellingen: het problematische liefdesverhaal van een universiteitsprofessor die verliefd wordt op een veel jongere man en het verhaal van haar schrijfproces: achteraf wil ze een roman schrijven over de mislukte relatie.
‘Ik ben heel blij dat het boek vertaald wordt. Mijn enige roman krijgt niet altijd de aandacht die hij verdient omdat mensen mij nu eenmaal zien als de schrijfster van heel korte dingen. Ze weten niet wat ze met het boek aan moeten,’ vertelt Davis.
‘Niet elk detail uit haar leven is me echt overkomen, maar het schrijfproces dat ik in de roman opneem, is heel accuraat. Alle dingen waar het personage tegen aanliep, zijn autobiografisch. Ik werkte net zo inefficiënt, schreef instructies aan mezelf op kaarten. Ik wou het boek schrijven zonder er al te veel over na te denken, wat niet lukte.
Op een bepaald moment, bladerend in een synoniemenwoordenboek, merkt het personage op dat ze misschien wel bepaalde woorden vergeet te gebruiken. Ook dat is autobiografisch.
Aanvankelijk wou ik twee aparte romans schrijven, één over de liefdesepisode en één over het schrijfproces. Uiteindelijk werd het één boek, ik genoot veel meer van het metafictionele deel waarin ik dub over het schrijfproces.
Ik vond het erg moeilijk om een roman te schrijven want korte verhalen vergen veel minder organisatie, ze dienen zich aan als een geheel. Het is lastig om het overzicht te behouden, om te overzien welke krachten er in een roman zitten. De traditionele plot die je in veel romans vindt, interesseerde me sowieso niet. Wat me vooral boeide was obsessie, en de nuances binnen een obsessie.’
Is dit een liefdesverhaal?
Ja, al ben ik me tijdens het schrijven de hele tijd erg bewust geweest van het gevaar voor clichés. Een van mijn meelezers zei me: ‘Je schrijft over een romance en er zit niet één seksscène in – hoe kan dat?’ Tijdens het schrijfproces dacht ik: de lezer verwacht dat ik hem op een bepaald moment laat meekijken in de slaapkamer. Het zou niet verrassend geweest zijn. Ik schreef wel het negatief van deze obligate seksscène, wanneer ik mijn personage in bed laat duiken met een andere man. Het fragment waarop de lezer zit te wachten, onthoud ik hem. Dat vond ik interessanter.
Misschien moeten we het een roman over de menselijke geest noemen?
Zo zou je het wel kunnen omschrijven. Het is een thema dat me enorm interesseert, veel van mijn verhalen zijn studies van de menselijke geest. Niet allemaal: wanneer ik inzoom op een bord ontbijtpap, kan je dat moeilijk een studie van de menselijke geest noemen.
De manier waarop ik schrijf is vergelijkbaar met die van Sebald en van Knausgård, wij zijn schrijvers die heel lang kunnen doorgaan over de allerkleinste dingen. Wat me drijft en waar ik naar op zoek ben, is eerlijkheid. Eerlijkheid gaat boven alles. Ik weet dat er lezers zijn die deze roman maar niks vinden, die zich ergeren aan het hoofdpersonage. Op een bepaald moment zegt het hoofdpersonage dat zij wel met iemand anders naar bed mag gaan, haar geliefde mag echter niet met een andere vrouw slapen. Ik kan me voorstellen dat sommige lezers zich op dat moment storen aan haar, maar ik was eerlijk toen ik dat schreef.
De manier waarop we herinneren, boeide me tijdens het schrijven van deze roman. Wanneer een geliefde sterft of verdwijnt, willen we herinneren en hoe doen we dat? Kunnen we dat wel? Het gegeven dat alles wat we ooit meemaakten, voelden of dachten is opgeslagen in ons hoofd, vind ik ongelooflijk. Meestal hebben we geen toegang tot deze herinneringen en, net als Proust, boeit het mij, de manier waarop herinneringen naar boven komen. Stappen we op een oneffen stuk trottoir, dan komt er plots iets uit de kindertijd naar boven. Hoe bijzonder is dat!
Ik ben bang om bepaalde gedachten te verliezen. Daarom schrijf ik heel veel op. Het is geen manische activiteit, er gaan dagen voorbij dat ik niets opschrijf. Een voorbeeld van zo een gedachte: het plezier dat ik beleef aan de specifieke manier waarop iemand iets verwoordt.
U vermeldt in de roman fantoomprojecten, verhalen die om een of andere reden nooit zijn geschreven. Wordt u zelf behekst door dit soort ongeschreven vertellingen?
Zeker. George Steiner heeft een boek geschreven, ‘My Unwritten Books’. Ik heb het nog niet gelezen maar het idee spreekt me aan, ik denk dat ik ooit zo een boek moet schrijven. Er zijn zoveel projecten in mijn leven die ik op de lange baan heb geschoven omdat er iets anders voorbijkwam. Ik zou graag nog een lang boek schrijven, al weet ik niet of het een roman zou worden. Ik wil iets doen met de verschillende generaties in mijn familie, ik zoek nog naar een vorm.
Mijn Noorse vertaler raadde me aan om het werk van Dag Solstad te bekijken, hij heeft een boek geschreven vol genealogie. Blijkbaar vinden sommige lezers het erg saai. Net als het boek van Knausgard roept het vragen op naar wat een roman is, wat de grenzen zijn. Zijn er grenzen?
Ik heb heel veel half afgewerkte verhalen. Geen idee of ik ze ooit zal voltooien, ik bewaar ze wel, ik gooi niets weg. Ze zitten in mijn ‘In Progress’- bestand. Af en toe bekijk ik ze eens. Een goed idee is slechts het halve werk, het verhaal moet voldoende substantie hebben om echt te kunnen werken. Daarbij is klank heel belangrijk. Ik ben getraind als amateurmuzikant, heb jarenlang viool gespeeld en toen leerde ik goed te luisteren. Het heeft een tijd geduurd voor ik besefte dat er een link is tussen luisteren naar muziek en luister naar de klank van woorden in een verhaal. Ik ben erg toegespitst op klank. En één woord te veel kan een verhaal om zeep helpen.
Klopt het dat in wezen zowat alles in één van uw verhalen terecht kan komen?
Ja, niets is me te min, ik heb verhalen geschreven over hondenhaar, pap, muizen. Het komt door de manier waarop ik kijk. De details vallen me op, ik mis dikwijls het grotere plaatje. Het geeft een vrijheid om aan kleine projecten te werken. Je hoofd zit niet vol met dat ene grote ding en daardoor sta je open voor kleine dingen. Neem nu een verhaal als ‘Händel’, dat komt uit het echte leven. Uiteraard overdrijf ik de situatie die ik heb meegemaakt of waarover iemand mij verteld heeft. Het grappige aan dit verhaal is dat het gaat om een heel obscuur probleem. Obscuriteit vind ik vaak amusant.
Verder zijn de dingen die ik lees een heel belangrijke inspiratiebron voor mij. Ik gebruik vaak materiaal dat er al is, of het nu gaat om brieven van onbekenden of gepubliceerde auteurs, verhaalfragmenten enzovoorts. Zo hebben de brieven van Kafka het uitgangspunt gevormd voor een verhaal van mij en de brieven van Flaubert vormden het uitgangspunt voor een hele reeks aan korte verhalen.
Hoe bent u terechtgekomen bij A.L. Snijders, van wie u korte verhalen vertaalt?
Mijn uitgever tipte hem. Vijftig van Snijders’ verhalen heb ik inmiddels vertaald, ze verschijnen in magazines en uiteindelijk zullen we er een boek van maken. Ik heb niet echt Nederlands geleerd, ik begin gewoon de vreemde taal te lezen zonder woordenboek, zo moet ik me meer inspannen. Ik leerde dus Nederlands door te lezen. Wanneer ik vertaal moet ik natuurlijk wel woorden opzoeken. Wat me interesseert is de geschreven taal, de uitspraak interesseert me minder en nu ik hier in Amsterdam ben, merk ik dat het moeilijk is om er iets van te begrijpen.
Ik wil iets teruggeven aan de landen die mijn werk uitgeven, dit is mijn wederdienst aan de uitgeverij. Ik heb ook een en ander vertaald uit andere talen, maar niet zoveel als uit het Nederlands.
Vertalers worden nog steeds zwaar miskend, terwijl ze iets doen wat zo belangrijk is. In de roman heb ik een aantal ideeën over vertalen opgenomen. Zo merkt de schrijfster op dat het zoeken van de juiste naam voor een personage vergelijkbaar is met het vinden van een correct woord in vertaling.
****
Lydia Davis – Het eind van het verhaal – Vertaald door Peter Bergsma – Atlas Contact – 256 blz. – 24.99 €.
Eerste zin: ‘De laatste keer dat ik hem zag, al wist ik niet dat het de laatste zou zijn, zat ik met een vriendin op het terras en kwam hij zwetend de poort door, zijn gezicht en borst roze, zijn haar vochtig, en bleef beleefd staan om met ons te praten.’
Recensie:
Er is de setting: de bries van de oceaan, de geur van eucalyptus. Er is het licht. Namen hebben de hoofdpersonages niet. Davis omschrijft de vrouw als ‘zij’, de man als ‘hij’. Ooit hadden ze een relatie, beschreven in details die verrassen. Nu schrijft ‘zij’ een roman over toen.
Zij verbeeldt zich hoe haar naam nog steeds in zijn adresboek staat. Zij vraagt zich af of ze de chronologie van de liefdesepisode moet omgooien. Hoe vertel je een verhaal?
Zij bedenkt dat gedachten sterker worden wanneer je ze met brute kracht wegduwt in de hoek van de geest. Zo lijkt het: ze nemen je te grazen, dubbel en dik, wanneer ze met verse spierkracht je hoofd inpalmen.
Het hoofdpersonage kan lang doorgaan over kleine dingen. Ze heeft neuroses en obsessies. Sommige lezers zullen zich gevangen voelen in dit claustrofobische boek. Toch is het Davis ten voeten uit: de precisie van de taal, de humor, de vreemde gedachtekronkels.
Dit is een lastiger boek dan de bundels met korte verhalen. Het hoofdpersonage kan op de heupen werken. Wel is het, net als al Davis’ andere werk, oorspronkelijk, origineel en speels. (KM)