Sarah Waters interview (De Standaard)


Voetstappen op zolder

Ze schreef eerder met trefzekere sier over Victoriaanse pornografen, vurige dievegges en welgevormde ambulanciers. Met ‘De kleine vreemdeling’ brengt de Britse Sarah Waters ons een melancholisch spookverhaal.

Kathy Mathys

‘Zwarte thee, graag. Ik moet nog wakker worden.’ Sarah Waters wrijft de slapers uit haar ogen en kijkt me meewarig glimlachend aan. Haar promotietoer zit er bijna op en ze is blij dat ze terug kan naar Londen, de stad waar ze na haar literatuurstudie ging wonen. ‘Hoe graag ik ook reis, ik mis mijn thuis. Londen is een fantastische stad vol verhalen. Ik zou er mijn hele leven over kunnen schrijven, zonder uitverteld te zijn.’ Waters woont in Zuid-Londen in de buurt van het Imperial War Museum in wat ze zelf ‘een klein Victoriaans huis’ noemt. Als kind groeide ze op in een dorpje in Wales. Het was een onbezonnen tijd, waarin de kleine Waters zich overgaf aan uitgelaten gespeel en gretig gelees. Ghost stories en horrorverhalen vond ze het leukst. Net als op haar auteursfoto’s oogt Waters helemaal niet glamoureus. Jeans, sandalen, een warrig kort kopje: Waters ziet er jonger uit dan haar 43 jaren. ‘De kleine vreemdeling’ is Waters’ vijfde roman en net als voorganger ‘De nachtwacht’ speelt het verhaal in een mistig en somber naoorlogs Engeland. Geen Londens strijdgewoel, evenwel, want voor het eerst verlaat Waters haar geliefde stad en zoekt ze het platteland op. De roman speelt in Warwickshire in het georgiaanse kasteel Hundreds Hall. Ooit vormde de Hall de trots van de regio, zoals dokter Farraday, verteller van het verhaal, zich nog herinnert. Als kind schudde hij de hand van de voorname ‘lady’. In 1947 resten niet meer dan wat vage echo’s van die luister. De muren dreigen te verbrokkelen, er zijn vochtproblemen en het gebouw is dringend aan herstel toe. Mevrouw Ayres en haar volwassen kinderen, Caroline en Roderick, hebben, net als de rest van de bevolking, last van de naoorlogse rantsoenering. Ze kunnen nauwelijks de eindjes aan elkaar knopen en hebben al helemaal geen geld om te renoveren. Het lot van plattelandsdokter Farraday geraakt steeds meer verbonden met dat van de kasteelbewoners. Wanneer er zich bizarre verschijnselen beginnen voor te doen op de kasteelzolder zoekt de dokter naar rationele verklaringen. Volgens Waters ligt ‘De kleine vreemdeling’ in het verlengde van haar andere boeken:
“In al mijn werk zitten verwijzingen naar de gotische roman, vooral in ‘Affiniteit’ en ‘Vingervlug’. Ik voel me sterk verbonden met dat genre. Duistere huizen, donkere geheimen: heerlijk vind ik. Maar wat me vooral interesseert binnen die traditie is het idee van opsluiting. Het is een erg claustrofobisch genre. In mijn boeken zitten de personages vaak vast of gevangen, al dan niet letterlijk. Ik weet niet hoe dat komt, het is gewoon zo.”

Vraag Waters niet om de psycho-analytische toer op te gaan want dan klapt ze dicht. Haar eigen leven is niet bijster interessant, vindt ze. Dat haar boeken vaak donker zijn, betekent nog niet dat ze zelf een doemdenker is: “Ik vind mezelf een echte optimist.” Waters sluit zich aan bij de observatie van de Canadese schrijfster Alice Munro, die ooit schreef dat haar werk autobiografisch is ‘in feeling but not in fact’:
“ Ik sta er soms van versteld hoeveel er van mezelf in mijn werk schuilt. Let wel, die elementen zitten er op een heel subtiele manier in verwerkt. Zelfs de mensen die me het dierbaarst zijn, merken er weinig van. Mijn eerste boek was het meest autobiografische, ook al situeerde ik het in het Londen van 1890 en is het verhaal veel wilder dan mijn leven ooit was. Het speelde onder andere in Kent, waar ik studeerde. De zoektocht die Nancy in het boek aflegt, lijkt wel wat op die van mij. In ‘De nachtwacht’ zit ook veel van mezelf, van de oudere, minder romantische Sarah Waters. Het was een erg confronterend en moeilijk boek om te schrijven. Het is fijner als schrijver om wat afstand te hebben van de dingen waarover je schrijft. In die zin was ‘De kleine vreemdeling’ minder slopend. Ik voelde me minder emotioneel betrokken.”
Waters stemt in wanneer ik haar eerste drie boeken, die een 19de-eeuwse setting hebben, romantischer noem dan de laatste twee: “ De Victoriaanse boeken zijn optimistischer over menselijke intimiteit en relaties, dat klopt. Mijn nieuwe boek gaat over een pijnlijke, bijna genante romance. Het gaat over mislukking. Om een of andere reden vind ik mensen die mislukken interessanter. Ik probeer wel om vrolijkere dingen te schrijven, maar blijkbaar slaag ik er voorlopig niet in.”

Poltergeist

Dokter Farraday is Waters’ eerste mannelijke hoofdpersonage, een vrijgezelle plattelandsdokter die zich opwerkte uit het arbeidersmilieu. Farradays moeder werkte ooit als dienstmeisje op het kasteel. Farraday is in de ban van het kasteel en haar bewoners. Hij doet zich voor als de neutrale verteller die ons rond het haardvuur een verrassend verhaal wil brengen. Toch is hij een pak minder onpartijdig dan hij ons wil doen geloven en begrijpt hij niet alles wat er rondom hem gebeurt. Dat maakt hem tot een veel boeiender personage dan je aanvankelijk vermoedt op basis van zijn wat formele vertelstem. De gedoemde kasteelbewoners zijn ongrijpbare personages, die mysterieus genoeg blijven, alsof je het kaarslicht enkel heel af en toe over hun bleke gelaat ziet flikkeren. Waters is dol op ghost stories:
“ Het is een genre dat me heel goed ligt en dat ik altijd graag heb gelezen. In ‘Affiniteit’ had ik het al over helderzienden. Toch is er een groot verschil met die roman want in ‘Affiniteit’ is er een rationele verklaring voor alles wat er gebeurt. In ‘De kleine vreemdeling’ ligt dat anders. Je kan niet alles wetenschappelijk verklaren, ik wou echt paranormale elementen. Ik neem het genre dan ook serieus, dit is geen pastiche. Ik vind het fijn als lezers meegesleept worden door het verhaal.”
In de traditie van het klassieke spookverhaal brengt Waters ons een vertelling over een vroeg gestorven kind, dienstmeiden die de theekopjes akelige danspasjes zien maken en een kasteelheer die geleidelijk aan wegglijdt in angst en waanzin. Waters is sceptisch, wanneer het gaat om paranormale fenomenen, al luistert ze dolgraag naar mensen die iets bovennatuurlijks meemaakten: “ Ik zou doodsbang zijn als me ooit zoiets overkwam, echt waar. Wat me vooral interesseert aan paranormale verhalen is hun psychologische achtergrond. We zijn doodsbang om te sterven. De eindigheid van het leven lijkt ons zo gruwelijk en daarom verzinnen we verhalen over ondoden. Spookverhalen vervullen levensbelangrijke psychologische noden. Onze nood aan terreur en angst zijn thema’s die me eindeloos boeien. Waarom vallen doodgewone, soms zelfs een tikkeltje saaie, mensen ten prooi aan extreme angstgevoelens? Dat is een vraag die me altijd wel zal interesseren.”
Hoezeer Waters het spookverhaalgenre ook serieus neemt, toch is ‘De kleine vreemdeling’ voor haar geen volbloed griezelverhaal. Ze wou in de eerste plaats schrijven over de impact van de Tweede Wereldoorlog op de Engelse klassenmaatschappij. Toen Labour aan de macht kwam, kregen de dames en heren kasteelbewoners het knap lastig. Ze konden hun gigantische landerijen niet langer beheren en dienden ze te verkopen:
“ Dat Churchill niet herverkozen werd was voor de rijken een ramp. Velen verlieten Groot-Brittannië en trokken bijvoorbeeld naar Zuid-Afrika. In dit boek wilde ik de verhouding tussen die verdoemde kasteelheren en de dorpsbewoners verkennen. Ik zie dit boek dan ook net zozeer als een sociaal-realistische roman.”

Lezerswensen

Waters’ boeken spelen in een donkere en sensuele wereld. Toch zijn ze nooit deprimerend of hopeloos, zelfs ‘De kleine vreemdeling’ met zijn zwaar getroffen kasteelbewoners niet. Waters houdt niet van verhalen waar geen sprankje licht in zit. Ze vindt het ook belangrijk dat er in elk van haar verhalen minstens één personage zit met wie ze kan meeleven en weet niet of ze in het hoofd van een immoreel iemand zou kunnen kruipen:
“ Ik vond ‘The Talented Mr. Ripley’ van Patricia Highsmith een geweldige roman maar of ik zelf drie jaar lang in Ripley’s hoofd zou kunnen rondhangen? In mijn boeken zit best wel wat geweld en liefelijk zijn mijn verhalen zeker niet. Toch zijn er dingen die ik niet zou doen. Ik heb nog nooit een verkrachting beschreven of kindermishandeling. Ik zeg niet dat anderen dat niet mogen doen, alleen dat ik het zelf niet zou aankunnen. Ik wil mijn lezers liever niet compleet verdrietig achterlaten aan het eind van een verhaal.”
Overlezers gesproken: wat vonden Waters’ lesbische lezeressen ervan dat ‘De kleine vreemdeling’ geen vrouwenromance bevat?
“ Sommigen waren wat ontgoocheld en ik begrijp dat. Er zijn al zo weinig auteurs die schrijven over lesbische levens en sommigen dachten dat ik hen nu de rug had toegekeerd. Niets is minder waar: voor dit boek was een lesbische verhaallijn niet interessant, dat is alles. Ik sta geboekstaafd als een lesbische auteur, ook al heb ik een heel breed publiek. Dat stoort me niet. ‘Fluwelen begeerte’, mijn debuut, bracht een uitgesproken lesbisch verhaal. Het vloeide voort uit mijn proefschrift over lesbische en homoseksuele historische fictie. Ik denk dat mijn verhalen tonen dat lesbische relaties niet enkel iets zijn van de twintigste of eenentwintigste eeuw. Vroeger waren lesbiennes erg stiekem met hun relaties, veel meer dan mannen. Toch waren ze er wel degelijk. In de negentiende eeuw zie je hoe moderne ideeën over seksualiteit geleidelijk aan vorm krijgen. Toch zijn er ook hemelsbrede verschillen met hoe mensen nu denken over seks. Daarom trekt die periode me ook zo sterk aan: die mix tussen moderniteit en conservatisme prikkelt me.”

Waters krijgt vaak de vraag of ze ooit een hedendaags verhaal zal schrijven. Vroeger kregen journalisten een resolute ‘neen’ te horen. Nu twijfelt ze, want met de naoorlogse setting komt het heden dichterbij:
“ Ik twijfel nog. Om eerlijk te zijn, ik weet nog niet wat ik nu ga schrijven. Ideeën heb ik genoeg, ik moet enkel de juiste keuze maken. Ik zou gerust nog een boek zoals ‘Vingervlug’ willen schrijven, een flinke pageturner met verrassende plotwendingen. Alleen denk ik dat het te vroeg is om terug te keren naar de Victorianen. Een hedendaags boek lijkt me erg moeilijk omdat ik mijn blik op het heden nooit duidelijk kan scherpstellen. Ik ben, wat dat betreft, net als mijn personages. Die zien de dingen die hen omringen ook nooit volledig of goed. Ze tasten vaak in het duister. Voor ik ‘De nachtwacht’ schreef zou ik zonder aarzelen gezegd hebben dat hedendaagse fictie niets voor mij is. Nu heb ik meer zelfvertrouwen. ‘De nachtwacht’ was in veel opzichten een sleutelboek voor me. Ik vond het vreselijk lastig om het te schrijven. Constant liep ik vast en ik heb veel gehuild omdat het schrijven niet lukte. Toch ben ik er als schrijver heel wat sterker uitgekomen.”

xxx

Sarah Waters – De kleine vreemdeling, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 493 blz.

Wie is Sarah Waters?

Sarah Waters (1966) is geboren in Wales, waar ze opgroeide. Na haar studie Engelse literatuur verhuisde ze naar Londen, haar huidige verblijfplaats. Waters schreef een trio van Victoriaanse romans over de vrouwenliefde. Daarvan is ‘Vingervlug’ het bekendst. Het boek stond zowel op de shortlist van de Orange Prize als van de Man Booker Prize. Waters’ vierde roman ‘De nachtwacht’ speelt in Londen in 1947. Het verhaal over een problematische liefde begint met het einde en keert terug naar het begin van de oorlog. ‘De kleine vreemdeling’ staat overal aangekondigd als een spookverhaal. Terecht, zo blijkt, wanneer er vreemde lettertekens op vochtige muren verschijnen en er voetstappen weerklinken, terwijl er niemand op zolder zit. Toch is het boek geen nagelbijter zoals ‘Vingervlug’. De spannende momenten hebben minder met de geest te maken dan met de behekste personages, die elk hun eigen demonen te bekampen hebben. Waters neemt rustig de tijd en laat de eerste bizarre verschijnselen pas na ruim 100 bladzijden plaatsvinden. De nadruk ligt op haar personages en op hun moeizame verhoudingen. Farraday komt uit een arbeidersmilieu en zijn relatie tot de familie Ayres is vaak ongemakkelijk. Wie Waters enkel leest om de vaart van haar verhalen en de verrassende wendingen zal bij ‘De kleine vreemdeling’ zijn geduld verliezen. Wie houdt van zorgvuldig gecomponeerde fictie met een bijzonder sfeervolle setting en knappe personages mag dit boek niet missen. Het meest intrigerende personage is Hundreds Hall zelf, een naar en bedrukkend labyrint dat te weinig daglicht binnenkrijgt.