Tim Parks interview (Schrijven Magazine)


Tot veertig keer herschrijven

De Engelse schrijver Tim Parks is zowel bekend van lichtvoetige als doorwrochte non-fictie ; van thrillers als diepgravende psychologische romans. Leer ons stil te zitten was een belangwekkend non-fictieboek over de relatie die we hebben met ons lichaam. De traditionele geneeskunde kon Parks niet helpen bij zijn prostaatproblemen, meditatie bood de onverwachte oplossing. Nu verscheen van Parks De dienares, een fictief verhaal dat in een meditatiecentrum speelt.

‘Het is verboden om te schrijven tijdens retraites.
En iedereen zondigt tegen die regel. Ik deed het ook als beginner en hield een logboek bij. Toch gaat het bij meditatie om woordeloosheid. Woelende gedachten, uitbundige schrijfsels helpen daar niet bij.In De dienares zit ook een dagboekschrijver die het niet kan laten om over zijn zorgen te schrijven.’

In een meditatiecentrum draait alles rond routine en herhaling. Dat lijkt me niet meteen een makkelijke setting voor een roman.

Dat was een uitdaging. Ik wil met mijn romans de lezer laten nadenken én entertainen. De twee zijn even belangrijk. Ik heb veel nagedacht over wat ik ‘de sleur van de plot’ noem. Lezers verwachten een toenemende spanning en een climax aan het einde. Dat strakke format wou ik niet. Hoe zorg je voor een plezierige leeservaring zonder dat je vasthoudt aan die formule? Dat is een vraag waar ik erg mee worstelde toen ik De dienares schreef. Tijdens een tiendaagse meditatie beleef je de meest eenvoudige dingen op een intense manier. Het is erg moeilijk om die ervaringen vast te liggen zonder te klinken als een oude hippie.

U begeleidt Engelse studenten creatief schrijven. Wat houdt dat in?

We bespreken hun teksten in lange, gedetailleerde sessies. Ik zeg nooit hoe ze iets moeten oplossen of aanpakken, dat laat ik aan de schrijver over. Ik ben blij dat ik niet fulltime creatief schrijven doceer. In Italië geef ik les aan vertalers en dat ligt me goed omdat je concrete vaardigheden kan aanleren. Bij creatief schrijven ligt dat anders.

Hoezo?

De opleidingen creatief schrijven aan universiteiten komen voort uit de literatuurstudie. Het probleem is dat ze vaak eng zijn qua aanpak. Hoe kunnen we de productie van gelijkende verhalen optimaliseren? Dat is al te vaak de centrale vraag. Ik vind dat heel droevig. Waarom zou je mensen een attitude tegenover schrijven opdringen? Misschien heeft iemand wel een aanpak die nieuw is en die even boeiend en spannend is.

U heeft dus vooral kritiek op academische opleidingen?

Ja, ik vind het onlogisch dat je een academische schrijfopleiding zou volgen, als een voorbereiding op een schrijfcarrière. Veel 22-jarigen die creatief schrijven volgen op academisch niveau, verwachten dat ze meteen zullen publiceren. Dikwijls is het nog te vroeg. Ik debuteerde als dertigjarige, sommigen wachten misschien beter tot ze veertig zijn. Een privéschool of kunstencentrum waar iedereen tussen 15 en 90 heen kan, is iets heel anders. Daar heb ik geen moeite mee.

Laat u uw manuscripten lezen voor ze af zijn?

Vroeger deed ik dat niet. Ik was bang dat meelezers het schrijfproces zouden ondermijnen. Ik ben erg blij dat ik een boek als Europa aan niemand toonde voor de eerste versie klaar was. Misschien had die lezer verteld dat het ander moest. Inmiddels heb ik wel een paar meelezers, maar ik sta steviger in mijn schoenen en ik kan de waarde van kritiek goed inschatten. Ik slik niet zomaar alles. Neem nu de eerste hoofdstukken van mijn non-fictieboek Leer ons stil te zitten. Toen ik die aan mijn agent liet zien, raadde hij me aan om dat boek op te geven. In die hoofdstukken schrijf ik over de pijn die ik lijd aan mijn prostaat en de agent dacht dat lezers meteen zouden afhaken. Ik heb doorgezet omdat ik wist wat ik wilde. Grappig genoeg heeft net dat boek me veel nieuwe lezers opgeleverd. In de V.S. kreeg ik het boek aanvankelijk niet gepubliceerd. Grote uitgevers mailden me en schreven: ‘Ik kan dat gedoe over de prostaat niet lezen.’

Zijn er qua aanpak grote verschillen tussen uw fictie en non-fictie?

Mijn non-fictie is autobiografisch. Wanneer je in de eerste persoon schrijft als jezelf, niet als een ik-personage, dan ga je automatisch op een andere manier te werk. Je denkt na over hoe je je positioneert tegenover anderen. Je stelt de eerlijkheid en onoprechtheid van wat je schrijft veel meer in vraag. Ik voel dat heel sterk in de autobiografische stukjes die ik schrijf voor de New York Review of Books. Ik denk veel na over de ik-stem die ik daarin adopteer. Wie is die ‘ik’ eigenlijk?

Wanneer weet u dat u een goed idee heeft voor een boek?

Ik denk altijd lang na voor ik begin, of het nu gaat om fictie of non-fictie. Meestal heb ik twee ingrediënten nodig voor ik kan starten. Ik kan pas beginnen met schrijven wanneer ik de connectie tussen die twee heb gevonden. Voor Europa bijvoorbeeld had ik de plot, het verhaal van Jerry, redelijk snel. Ik kon de roman pas schrijven, toen ik wist dat Jerry zijn relaas doet tijdens een treinreis. Ik heb die twee afbakeningen nodig. Zo krijg ik een mentale container in mijn hoofd, beperk ik de mogelijkheden. Daarna begint het eigenlijke schrijfproces en dan laat ik me graag verrassen. Ik schrijf zin per zin, verbaas me geregeld over wat er komt.

Hoe gaat u concreet te werk?

Ik schrijf eerst in potlood of pen, vijf bladzijden per dag. De dag erna typ ik die handgeschreven tekst op computer. Voor ik verder schrijf, herlees ik altijd de laatst geschreven twintig bladzijden. Ik hou ervan om eerst met de hand te schrijven en dan pas op het scherm. Voor non-fictie schrijf ik vaak meteen op computer. Niet dat ik het makkelijker vind, of minder uitdagend.

Vergt non-fictie meer of minder herschrijfwerk dan fictie?

Dat hangt van het boek af. Sommige stukken in mijn non-fictieboeken herschreef ik tot veertig keer. De eerste vijftig bladzijden van Leer ons stil te zitten herschreef ik vijf keer omdat ik die ik-stem niet goed kreeg. Ofwel zat er te veel zelfmedelijden in, of het was goedkoop komisch. Vandaag de dag is dat een veel gebruikte aanpak: je probeert de lachers op je hand te krijgen. Ik wilde dat niet, je blijft dan te veel aan de oppervlakte. Ik denk dat dit mijn enige echte tip is aan aspirant-schrijvers. Wees niet te snel tevreden met wat er komt, herschrijf tot het beter is.

Het ‘ik ‘ in uw non-fictie verschilt van de ik-vertellers in uw romans. In hoeverre is uw fictie autobiografisch?

Wanneer ik terugblik op alle omwentelingen in mijn leven, dan merk ik dat ik er in mijn romans over schreef voor de verandering zich voltrok. De hoofdpersonages uit Dromen over zeeën en rivieren en Buiten bereik hebben veel met mij gemeen. Je schrijft nu eenmaal over wat je bezighoudt. Cleaver uit Buiten bereik was een drukke, al te ambitieuze man die zich afzonderde in de bergen. Het begint Cleaver te dagen dat zijn carrière niet het allerbelangrijkste is in zijn leven. Intuïtief moet ik hebben aangevoeld dat ik in hetzelfde schuitje zat, al besefte ik dat pas nadat het boek klaar was. Mijn romans ontstaan duidelijk ergens diep in het onderbewuste.

Kathy Mathys is journaliste voor o.a. De Standaard in België, jurylid van de Ako Literatuurprijs en schrijfdocent.

Tim Parks – De dienares – De Arbeiderspers – 256 blz. – Oorspronkelijke titel: The Server.