Michael Chabon – Telegraph Avenue (De Standaard)

Grote droom aan diggelen
Michael Chabon schrijft met evenveel flair over vroedvrouwpraktijken als over illegale persingen van jazzklassiekers. Toch grijpt de Amerikaanse Pulitzer Prize-winaar met ‘Telegraph Avenue’ net naast het goud.
Kathy Mathys
In Brussel, Antwerpen en Gent vind je ze gelukkig nog: tweedehands platenzaken waar Koning Vinyl regeert, alsof we in een wereld zonder iTunes en Spotify leven. De onderdanen van de gekroonde behandelen hem met het grootste ontzag. Ze loven zijn warme, volle klank, elke groef in zijn lijf. Michael Chabon situeert het grootste deel van ‘Telegraph Avenue’ in een vinyltempel in Berkeley, Californië, de woonplaats van de schrijver. Brokeland Records is gespecialiseerd in zwarte Amerikaanse muziek, met name die uit de jaren 1960 en 1970. De zwarte Archy Stallings, een van de twee eigenaren, is een uitsteller die moeilijke beslissingen liever overmorgen neemt dan vandaag. Hij heeft al jaren geen contact meer met zijn aan lager wal geraakte vader Luther, een voormalige kungfu-filmster. Archy’s zakenpartner en beste vriend, Nat Jaffe, is een blanke jood uit een familie van socialisten. In de winkel spuit hij theorieën over de link tussen bossa nova en nouvelle vague of neuriet hij ingewikkelde melodieën van Keith Jarrett. Archy is getrouwd met Gwen, Nat met Aviva. De dames zijn bevriende vroedvrouwen. Hun cliënteel bestaat vooral uit blanke vrouwen met een hoog Berkeley-gehalte: tempé in de koelkast, fel verzet tegen kunstlicht bij de bevalling uit angst de baby te traumatiseren. De zwarte Gwen is zelf zwanger. Ze heeft lak aan de new age- pretenties van haar patiënten en toch gelooft ze dat thuisbevallingen beter zijn voor moeder en kind. Terwijl de vroedvrouwen een aanvaring krijgen met een ziekenhuisgynaecoloog, vernemen Nat en Archy dat er een megastore komt in de buurt van hun platenzaak.
Verstoord
‘Telegraph Avenue’ is een roman over een gemeenschap, à la ‘Middlemarch’ van George Eliot. Chabon zet de zwangere vrouwen en de vinyljunks met een hartstochtelijke geestdrift neer. Hoofdstuk drie bestaat uit één zin van maar liefst twaalf bladzijden waarin een vogel over de buurt vliegt en bij iedereen een kijkje neemt. Dat brede panorama belet de schrijver niet om de meeste hoofdrolspelers behoorlijk zorgvuldig uit te werken. Chabons werelden hebben altijd een erg dichte, haast overvolle textuur. Van ‘de witte motjes die bezig waren aan hun krankzinnig borduurwerk in de kamperfoelie’ tot de samenstelling van het voer voor de papegaai die een van de Brokeland- klanten altijd vergezelt: je komt het allemaal te weten. Vooral de mannen in het gezelschap zijn knappe personages, met als kopstuk Nats zoon, Julie, een jongen van vijftien met een passie voor Moleskineboekjes, superhelden en ‘Kill Bill’. Chabon beschrijft hem als ‘vijf over halfgay’. Julie is voor het eerst verliefd op Titus, een zwarte jongen die in is voor seksueel experiment maar niet voor romantiek. Ondanks al het wonderlijke, extreem vermakelijke geleuter over exclusieve platenpersingen, blaxploitationfilms en zwangerschapskussens is ‘Telegraph Avenue’ in essentie een roman over mensen die hun dromen niet hebben waargemaakt. Sommigen gaan eraan kapot, anderen stellen ze bij. Het is ook een verhaal van vaders en zonen, vertrouwde materie voor Chabon die vooral de onhandige relatie van Nat en Julie heel goed weet te vatten. De andere vader-zoonrelaties zijn ronduit moeilijk of verstoord, vooral die tussen Archy en Luther.
Black Panthers
Dat Chabon een groot voorstander is van plotgedreven verhalen en genrefictie is bekend. ‘Wonderboys’, ‘De wonderlijke avonturen van Kavalier en Clay’ en ‘Heren van de weg’ zijn stuwende verhalen en getuigen van een voorliefde voor ondergewaardeerde genres als de detective, de avonturenroman en de superheldenstrip. In ‘Telegraph Avenue’ is de kungfu-film aan de beurt en net als ‘Kill Bill’ is dit een wraakverhaal. Er is de briesende woede van Gwen die strijd voert tegen een gynaecoloog en er is een verhaallijn over Luther Stalling die teruggaat tot 1973. Archy’s vader was onrechtstreeks betrokken bij een Black Panthers-moord, een gegeven dat een te grote rol speelt in de laatste honderd bladzijden waarin de plot de personages omverloopt. Net als Jennifer Egan in ‘Bezoek van de knokploeg’ wil Chabon laten zien wat het verglijden der jaren, het failliet van grote dromen aanricht in een leven. Hij slaagt daar minder goed in dan Egan en dat komt vooral doordat hij te veel belang hecht aan de plot en aan stilistische bravoure. Deze roman bevat honderden excentrieke metaforen en vergelijkingen, de meeste heel geslaagd, al snak je af en toe naar een gedimde woordkeuze. Opgroeiende kinderen met hun neiging om steeds langer uit het blikveld van de ouders te verdwijnen omschrijft Chabon als ‘parelduikers in opleiding die elke keer een paar seconden langer onder water blijven’. Mooi, maar qua psychologische scherpte gaat Chabon toch minder diep dan Egan of Alice Munro. De vrouwelijke personages zijn aan de monochrome kant. Van Gwen, zwanger van een tweeling, herinner je je achteraf enkel haar woede en haar gigantische omvang, die Chabon in tig aantal metaforen omschrijft. In ‘De Jiddische politiebond’ stond een grondige afwikkeling van de plot ook helemaal op de voorgrond maar dat was een detective. ‘Telegraph Avenue’ is een gooi naar de medaille voor de ‘great American novel’, een genre waarin de personages in drie, liefst vier dimensies tot leven komen. Halverwege deze roman leek Chabon op weg naar zo een meesterstuk, jammer van die matige afwikkeling.
***
Michael Chabon – Telegraph Avenue – Anthos – vertaald door Wim Scherpenisse, Gerda Baardman en Tjadine Stheeman – 472 blz. – Oorspronkelijke titel: Telegraph Avenue.