Julia Blackburn ‘Smalle paden’ (De Standaard)

Op de eerste bladzijde van deze eigenzinnige (auto)biografie heeft Julia Blackburn het over de Baai van Lerici, ‘waar Shelleys lichaam ooit zo terloops aanspoelde op het bleke strand’. Het is één van de weinige literaire verwijzingen in dit boek dat iets weg heeft van een reisverhaal, een sprokkelschrift, een meditatieoefening, zonder dat het ooit zweverig wordt of sentimenteel-nostalgisch. Toen Blackburn en haar partner ‘fissi’ werden – vaste bewoners – begon de schrijfster zich te verdiepen in het landschap, de grond, de dieren en planten, de levens van de dorpelingen. Dit is geen gestoffeerd non-fictieboek met voetnoten. De meeste citaten komen uit de monden van kleine mensen. Blackburn schrijft over de vleermuizen die een nest maken in een gat in de muur, over de bloemen die bloeien in de voorzomer, over de in krantenpapier gewikkelde rode ui die een bewoner haar schenkt, wanneer hij op bezoek komt. Haar stijl is helder, simpel, precies. Hoewel een groot deel van het boek niet over Blackburn gaat maar over oude Italianen, is dit een hoogst persoonlijk werkstuk. Je voelt op elke bladzijde Blackburns betrokkenheid, ook wanneer ze het heeft over de gedragingen van een insect. ‘Smalle paden’ is een boek over tijd en landschap, over het ritme van trage levens. Onthaastingsboeken zijn veelal simplistisch of sloganesk. Blackburns proza is uitnodigend op een ongedwongen manier. Ze doet geen aanbevelingen, geeft geen tips. Als biografe weet ze haar camera net dicht genoeg te brengen, zonder dat ze een voyeur wordt. In sommige fragmenten ben je als lezer getuige van de werking van Blackburns associatieve, speelse geest. Tijdens het interview bekende Blackburn dat ze graag een autobiografie zou schrijven aan de hand van de objecten die haar dierbaar zijn. Het project zou haar ongetwijfeld liggen en we kunnen enkel hopen dat haar uitgever niet tegensputtert.

(Kathy Mathys)