Maggie O’Farrell – En we vergeten omdat het moet (De Standaard)


Slabbetjes en gin-tonic

Met haar meeslepende roman over moederschap en de Londense kunstscène in de jaren 1960 won de Schotse Maggie O’Farrell terecht de Costa Novel Award. Ze maakt nu nog kans op de Costa Book of the Year die op 25 januari wordt uitgereikt.

Kathy Mathys

Laat u niet afschrikken door de lamlendige titel van Maggie O’Farrells jongste roman, zo veel minder sprekend dan het oorspronkelijke ‘The Hand That First Held Mine’. Met ‘En we vergeten omdat het moet’ levert O’Farrell haar beste roman af tot dusver. Net als in ‘Het verdwenen leven van Esme Lennox’, O’Farrells vorige, combineert de Schotse een hedendaagse verhaallijn met een historische en brengt ze eigenzinnige vrouwen voor het voetlicht.

De Finse Elina sterft bijna na een keizersnede met complicaties. Wanneer ze weer boven water komt, herinnert ze zich niets meer van de gruwelen die ze doorstond en vol verbazing neemt ze het kleine wurmpje, haar zoon, in de armen. Ze strompelt door het huis, verbijsterd, over de nieuwe contouren van haar leven. Jonah is een huilbaby die constant honger heeft. Uitgeput, radeloos, alle handboeken over baby’s vervloekend: Elina en haar vriend Ted zijn vast een herkenbaar paar voor iedereen die ooit kinderen kreeg. De hedendaagse verhaallijn, die in een decor van luiers en borstpompen speelt, is claustrofobisch, maar bijzonder sfeervol en scherp. O’Farrell wisselt Elina’s verhaal af met dat van Lexie Sinclair, een plattelandsmeisje dat in de jaren 1960 staat te trappelen om haar leven in een hogere versnelling te gooien. Ze verhuist naar Londen, waar ze de kunsthandelaar en journalist Innes Kent ontmoet. De twee worden een liefdespaar en Lexie, die mikte op een bestaan als typiste, kan aan de slag als kunstrecensente bij het hippe blad Elsewhere. Deze plotlijn in het swingende Londen van Francis Bacon, in een bruisend Soho waar redacteuren na lange dagen gin tonic drinken, is dynamisch. Wanneer het noodlot toeslaat, moet Lexie haar bestaan herzien.

Ongeforceerd

In ‘Het verdwenen leven van Esme Lennox’ haalde O’Farrell te geforceerde trucs uit om haar hedendaagse en historische stukken met elkaar te verzoenen. Hier vormen de twee een mooi, organisch geheel. In de eerste helft van het boek krijgen we lange scènes waarin Elina en haar zoon ploeterend de dag doorstaan. Dat die niet vervelen, zelfs voor wie geen kinderen heeft, is te danken aan de goed gekozen details en aan het heldere, ongedwongen proza van O’Farrell. Ze beschrijft de half opgegeten boterhammen die op boekenrekken blijven liggen, de driftige pantomime van de huilbaby, zijn armen ‘als strakke hendels’ in de lucht.

Dit is een roman over het verglijden van de tijd, over de kracht waarmee een herinnering je kan overvallen. Het is ook het verhaal van ouders die hun eigen kindertijd in golven over zich heen voelen komen door hun kroost te observeren. Plots ziet Ted zichzelf weer paardjerijden op de knie van papa. De eerste scènes met Lexie hebben iets theatraals en afstandelijks. Haar leven krijgt geleidelijk meer kleur om dan in Technicolour los te barsten, eenmaal ze haar plek vindt bij Elsewhere. De Lexie-hoofdstukken beslaan een langere periode dan die over Elina en gaan minder in detail. Misschien zijn ze daarom iets minder indringend en intens dan die over de Finse moeder.

O’Farrells verhalen zijn toegankelijk en meeslepend, wat haar tot een uitstekende Costa-winnaar maakt – de prijs gaat traditiegetrouw naar romans die aantrekkelijk zijn voor een groot publiek. O’Farrells grootste concurrent voor de Costa Book of the Year is Edmund de Waal, die de Costa Biography Award kreeg voor ‘The Hare With Amber Eyes’, een originele memoire waarin de schrijver het verhaal van zijn familie vertelt aan de hand van 264 houtsneden die zijn oudoom maakte.

***
Maggie O’Farrell – En we vergeten omdat het moet – vertaald door Ernst de Boer en Ankie Klootwijk – Artemis & co – 352 blz. – 19.95 € – oorspronkelijke titel: The Hand That First Held Mine.