Colm Toibin interview (De Standaard)


In de schaduw van de woorden

Een Ierse vrouw zoekt haar geluk in het Brooklyn van de jaren 1950. In de handen van Colm ToibÍn wordt dit simpele gegeven puur goud.

Kathy Mathys

‘Eilis Lacey zat voor het raam van de woonkamer op de eerste verdieping van het huis in Friary Street toen ze haar zus zag aankomen, die uit haar werk kwam en er stevig de pas in had.’ De openingszin van Cólm ToibÍns zesde roman draagt het hele boek in zich. Er is de eenvoudige, onopgesmukte stijl, zo anders dan de woordenpracht in ‘De meester’. Er is de afwachtende Eilis – een ingehouden, observerend personage dat twijfelt of ze in het leven zal happen – en de energieke zus, Rose, het grote voorbeeld voor de jongere Eilis. Het drama dat zich in ‘Brooklyn’ ontspint is intiem en stil en toch blaast ToibÍn de lezers omver met zijn sobere, haast overzichtelijke roman.
Het landelijke Ierland van de jaren 1950 biedt weinig perspectieven voor twintiger Eilis, die op aandringen van Rose, naar Brooklyn immigreert, waar er meer banen zijn. Het heimwee dat Eilis de eerste weken haast misselijk maakt, lost geleidelijk aan op in een weidser gevoel van vrijheid. De Ierse ontmoet de Italiaanse loodgieter Tony, die haar adoreert en ten huwelijk vraagt. Dan slaat het noodlot toe en dient Eilis terug te keren naar haar thuishaven, waar haar een moeilijke keuze wacht.

Hoe simpel de plot van ‘Brooklyn’ ook is, de ontstaansgeschiedenis van het boek is dat niet en reikt terug tot de jaren 1960, toen ToibÍn een twaalfjarige jongen was: ‘Mijn vader stierf in 1967 en in het dorpje waar ik woonde, was het de gewoonte dat iedereen langsging in het huis van de overledene, ook al kende je die niet goed. Als kind was ik erg onder de indruk van een vrouw met een zwarte sjaal en een hoed die maar bleef doorgaan over Brooklyn en haar dochter die er haar bestaan trachtte op te bouwen. In mijn gebedenboek zat jarenlang een doodsprentje van de andere dochter van die vrouw, een schoonheid die leek op een filmster. Ik heb die vrouw en haar twee dochters nooit gekend maar de herinnering bleef me altijd bij. In 2000 schreef ik er een kortverhaal over en ik bleef met het gevoel zitten dat ik er niet klaar mee was. Dat was het begin.’

De voorbije jaren gaf ToibÍn literatuurles en die ervaringen zouden zijn plan voor ‘Brooklyn’ verder uitdiepen. ToibÍn had het in zijn colleges veel over Jane Austen en hij begon met het idee te spelen om een variant te schrijven op haar verhalen: ‘Ik heb de architectuur van haar boeken bestudeerd, hoe ze vertelt en ook de eenzaamheid van haar personages, de manier waarop ze in zichzelf gekeerd zijn. In diezelfde periode maakte het genre van de chicklitroman furore en ik vond het fascinerend om te zien hoe hedendaagse auteurs Austens werk vastnemen en eruit halen wat hen interesseert, meestal met weinig spannende resultaten. Het idee van een roman die eindigt in een huwelijk, kan nochtans wel iets boeiends opleveren. Daar wou ik mee aan de slag. Veel van die gruwelijke critici schreven dingen als: “Stel je voor, ToibÍn heeft chicklit geschreven!” Belachelijk, natuurlijk. Maar zelfs als ik inderdaad chicklit had geschreven, wat dan nog? Zijn er ongeschreven regels die me dat verbieden?’

Heimwee

Colm ToibÍn maakt grappen en grinnikt, heeft binnenpretjes en vrolijke ogen. Lezers die hem aan het woord horen, zijn telkens weer verbaasd over hoe weinig melancholisch en lichtvoetig de man overkomt. Zo anders lijkt hij dan zijn terugblikkende, licht droeve, huiverende personages:
‘Lezers vragen mij dan waarom ik geen grappen maak in mijn boeken? Dat kan ik niet, die toon ligt me niet. Ik moet er trouwens aan toevoegen dat die grappenmakende versie van mezelf verdwijnt wanneer ik alleen ben. Ik heb erg vroeg geleerd hoe je je gevoelens kan verbergen. Het idee dat emoties ongepast zijn, ongemanierd, daar ben ik mee opgegroeid.’
In ToibÍns boeken krijgen we splinters van de privé-persoon, de melancholicus die zich schuil houdt onder het praatgrage, lachende gezicht. In de eerste hoofdstukken van ‘Brooklyn’ kampt Eilis met een gevoel van heimwee dat zo immens is en neerdrukkend dat ze haar gehuurde kamer vergelijkt met een graftombe: ‘Toen ik les begon te geven in de V.S. had ik last van heimwee, een gevoel waar ik met niemand over sprak, want wat zou dat uithalen? Ik kende het gevoel van toen ik tiener was en op kostschool zat. Toen was de pijn nog intenser omdat ik haar geen naam kon geven. Nu gebruikte ik dat heimwee voor mijn roman.’

De onbekende ToibÍn-novelle ‘Een lange winter’ is niet enkel een goed bewaard geheim binnen de hedendaagse letteren, het is eveneens een voorstudie voor ‘Brooklyn’. De thema’s en de structuur zijn vergelijkbaar. In beide verhalen is het alsof de schrijver een rechte lijn trekt van links naar rechts, zonder terug te blikken of zijsprongen te maken. Geen flashbacks of flashforwards, niets leidt de lezer af van het hoofdpersonage dat in fijnzinnige details vorm krijgt. Zowel ‘Brooklyn’ als ‘Een lange winter’ zijn oefeningen in terughoudendheid. Ze hebben zwijgzame personages die introvert zijn en twijfelend. ‘De uitdaging bij ‘Brooklyn’ lag erin om een vrouw te creëren die intelligent is maar terughoudend, niet erg open. Ze is nauwelijks assertief, vertrouwt anderen moeilijk en vertrouwt haar eigen gevoelens nog minder. Eilis is eigenlijk een uitstekend observator. Alleen beseft ze het niet. Ze is het niet gewend om te reflecteren over zichzelf. Het is niet makkelijk om zo iemand een verhaal te laten dragen zonder de lezer te verliezen.’
Toch slaagt ToibÍn er moeiteloos in om ons mee te laten leven met Eilis. Meer nog, zijn vrouwenportret is zo subtiel en diep dat je ademloos toekijkt. ‘Brooklyn’ is een roman die maanden na de lectuur plots weer opduikt in je gedachten. Voor de creatie van zijn hoofdpersonage liet de schrijver zich interesseren door literaire grootheden:
‘Ik dacht aan Catherine Sloper uit Henry James’ ‘Washington Square’. Dat is een boek met veel scènes binnenshuis, veel eenzaamheid en onverkende gevoelens. Een ander werk dat me inspireerde, is van een Ierse schrijver, George Moore. Zijn ‘Esther Waters’, een klassieker die meer bekendheid verdient, gaat over een Iers ongehuwd meisje dat in Londen een kind krijgt. Het boek is bijna Frans qua toon, het had net zo goed door Maupassant geschreven kunnen zijn. Dat is geen toeval, Ierse schrijvers kijken meestal naar de Russische en Franse klassieken, wanneer ze naar op zoek zijn naar inspiratie.’

Zintuiglijke details

‘Brooklyn’ is een roman die zo makkelijk leest – misleidend makkelijk – dat je niet merkt dat er allerlei ideeën achter het verhaal schuilgaan. ToibÍn vertaalde de achterliggende gedachten en ideeën in zintuiglijke details en waarnemingen. Hij wou geen filosofische bespiegelingen die Eilis niet zelf zou maken: ‘Eén van die ideeën heeft te maken met ontheemding. Dingen die ontzettend belangrijk voor ons zijn, verpulveren tot niets wanneer we op onvertrouwde plekken zijn. Ik vond dat idee in ‘De toverberg’ van Thomas Mann. Reizigers en toeristen zijn ongelukkig om die reden en het is ook daarom dat weinigen in staat zijn nomadisch te leven. We hebben een vertrouwde habitat nodig om ons verbonden te voelen met onze emoties. De gevoelens die we op onbekende plekken ervaren, hebben dikwijls niet veel te maken met onszelf. Denk maar aan een vakantieliefde, die je niet kan voortzetten in een alledaagse context. Die achtergrond was belangrijk bij mijn creatie van Eilis, die in het onbekende Brooklyn de thuisbasis helemaal uit het oog verliest. Roses brieven dringen niet echt tot haar door. Een ander idee dat ik verken, is erg Jamesiaans. Hoe kan je de ander ooit kennen? In de romans van Henry James vind je dikwijls fragmenten waarin een personage een ander in het geheim observeert. Het is namelijk zo dat we de ander pas kunnen leren kennen, als we hem kunnen bekijken, zonder dat hij of zij dat beseft. In ‘Brooklyn’ worstelt Eilis met haar gevoelens voor Tony. Is hij wel oprecht? Hij lijkt haar zo tweedimensionaal, open, gretig en dat snapt ze niet. Ze wantrouwt hem en observeert hem op momenten dat hij haar niet ziet.’ Henry James duikt nog een paar keer op tijdens ons gesprek. Verwonderlijk is dat niet: ToibÍn schreef een biografische roman over de negentiende-eeuwse auteur, ‘De meester’, een boek dat qua stijl erg verschilt van ‘Brooklyn’: ‘In ‘De meester’ staan lange, complexe en gestileerde zinnen. Het is heel anders dan ‘Brooklyn’, een roman in grijs en roze. Mensen vragen me wel eens of het niet ontzettend moeilijk was om die sobere, ingehouden toon een heel boek lang vol te houden. Ik vind van niet. Je moet er enkel op letten dat er geen rood in je beeld komt. ‘Brooklyn’ is een kamersuite, geen symfonie.’
Van Henry James is bekend dat hij zijn personages rijker vond dan hun tegenhangers van vlees en bloed. In een brief uit 1880 aan Grace Norton schreef James dat mensen ‘incompleet’ zijn en dat je ze ‘invult’ bij het schrijven. Sluit ToibÍn zich aan bij James’ visie op feit en fictie?
‘Als je leest, krijg je soms de indruk dat fictionele personages meer lagen hebben. Toch vind ik het echte leven interessanter. In een mensenleven zijn er momenten die zo complex zijn dat je ze niet kan vatten in woorden. Natuurlijk kan je de dingen beschrijven, maar nooit ten volle. Hoe ze voelen, ruiken, hun implicaties, hoe we ze herinneren, dat is nauwelijks allemaal vast te leggen in een verhaal. Ik denk dan ook dat de schrijver er beter aan doet om al die nuances te impliceren tussen de regels. De magie ligt niet in de woorden zelf, wel in de schaduw van de woorden.’

****
Cólm ToibÍn – Brooklyn – De Geus – vertaald door Anneke Bok – 316 blz. – Oorspronkelijke titel: Brooklyn.

Biografie:
Cólm ToibÍn (1955) is een Ierse schrijver die beroemd werd met ‘De meester’, een roman waarin hij Henry James tot leven laat komen. Het boek won de Ierse IMPAC. Andere hoogtepunten zijn ‘Het lichtschip van Blackwater’, dat de shortlist van de Booker Prize haalde, en de relatief onbekende novelle ‘Een lange winter’. ToibÍn werkte als journalist, een ervaring die hem ‘scherper maakte als schrijver en die je het gevoel geeft dat je het werk ooit zal kunnen afronden’. Drie jaar lang werkte Cólm ToibÍn als kunstcriticus, een ervaring die hem veel bijbracht, ‘vooral als het gaat om precieze formuleringen, scherpzinnigheden op zinsniveau’. ToibÍn schrijft ook kortverhalen, die onder andere verschenen in de bundel ‘Mothers and Sons’. Hij woont afwisselend in de V.S. en Dublin.