Interview Jens Christian Grondahl (De Standaard)


De kracht van het kleine drama

In Kopenhagen vertelt Jens Christian GrØndahl over zijn jeugd, zijn passie voor schoonheid en zijn liefde voor kleine levens.

Kathy Mathys

Nergens is de kerst zo sfeervol als in Scandinavië, zo merk ik weer wanneer ik door Kopenhagen loop, onderweg naar het huis van Jens Christian GrØndahl. De Deense romanschrijver woont in het centrum, in de mooiste winkelstraat van een stad die gevrijwaard is van schreeuwerige kitschdecoraties. Ook bij GrØndahl heeft de kerst zijn intrede gemaakt of misschien branden er wel altijd kandelaars voor de ramen van zijn flat op de derde verdieping. Het winkelgewoel bereikt ons nauwelijks tijdens het gesprek en de kamers vol wit en hout, boeken en kunst hebben iets lichts en sierlijks. Zelfs aan het koffiekopje en gebakje, dat GrØndahl serveert, merk je dat hier iemand woont die schoonheid belangrijk vindt: ‘We leven in een tijd waarin onze persoonlijke vrijheid en levensstandaard hoger zijn ooit. Toch zien we kunst en cultuur als een luxe, niet als een noodzaak, ik vind dat gevaarlijk. Ik zou een leven zonder boeken en schilderijen gruwelijk arm vinden.’
GrØndahl bracht net een nieuwe roman uit en een memoire, die hij schreef in opdracht van Mercure de France als deel van hun ‘Traits et portraits’. GrØndahl vond het een vreemde ervaring om zo uitgebreid over zichzelf te schrijven:

‘Ik verberg me altijd achter mijn personages. In mijn romans combineer ik het persoonlijke en het imaginaire en de lezer weet niet wat feit is en wat fictie. Het was eigenaardig om naakt voor mijn lezers te verschijnen. Hoe kan je ooit eerlijk zijn, wanneer de verleiding om een aardiger, aantrekkelijker zelf te tonen voortdurend lonkt? Eigenlijk ben ik ervan overtuigd dat je de werkelijkheid over het verleden nooit helemaal kan achterhalen en je kan dus ook niet meer terug naar een jongere versie van jezelf. Ik zie dit boek dan ook als ‘het portret van de oudere man die zich zijn jongere zelf herinnert’. De memoire beslaat mijn eerste 25 levensjaren en eindigt in het jaar toen ik mijn eerste roman schreef en vader werd van een tweeling, mijn oudste zonen. In die zin is het boek een portret van mijn vorming tot volwassene, als vader en als professioneel schrijver.’ Grondahl voelt een afstand tegenover zijn jongere zelf, iets wat niet verwondert voor wie zijn boeken kent. GrØndahls personages hebben altijd iets mysterieus, je leert hen nooit helemaal kennen: ‘ Er zijn veel schrijvers die hun personages door en door kennen voor ze beginnen te schrijven. Ik niet. Zelfs wanneer een verhaal af is, behouden ze een deel van hun mysterie. Ik vind dat logisch want ook in het echte leven ken je de ander nooit helemaal.’

‘Over een uur ontluiken de bomen – Memoires’ bevat een foto van de schrijver als peuter, kijkend naar het zonlicht dat op de houten vloer speelt. GrØndahl verzonk als kind uren in dromerig gemijmer. Hij was een eenzaam kind die een afstand voelde tussen de wereld en zichzelf:

‘Ik voelde me niet één met mijn omgeving. Veel schrijvers kampten als kind met ziekte en tijdens de uren in bed lazen ze, een ervaring die bepalend zou blijken voor hun latere beroepskeuze. Ik was niet ziek, mijn isolement kwam vanbinnen in. Ik denk dat mijn vroege relatie met mijn moeder bepalend was. Zij trouwde jong en kreeg vroeg kinderen, iets waar ze op dat moment niet klaar voor was. Zelfs al kleine jongen moet ik hebben ervaren dat mijn moeder niet ten volle beschikbaar was en dat ze depressief was. Daardoor kreeg ik het gevoel dat de mens in essentie alleen is. Ik heb niet echt geleden onder die conditie, meer nog ik koesterde mijn isolement en gemijmer. Nu is er van eenzaamheid en isolement geen sprake meer in mijn leven. Ik heb een gezin en een sociale kring. De enige momenten waarop ik me alleen voel, hebben nu te maken met mijn onzekerheden als schrijver en met de vraag of ik wel stof heb voor een volgende boek.’

Vrouwen

GrØndahl was een ernstige jongeman die verheven passies opvatte voor meisjes die hem niet zagen zitten. In de memoire beschrijft hij die afwijzingen en de dynamiek van platonische vriendschappen die hij tevergeefs wou omzetten in liefdesrelaties. Volgens de schrijver zijn fictiewerken eigenlijk beter geschikt als je het over de liefde wil hebben:

‘Ik schrijf voor het eerst onomwonden over mijn vroege verliefdheden, die allemaal ongelukkig waren. Als je over jezelf schrijft als intense tiener die gelooft dat er slechts één vrouw op de wereld is die de ware kan zijn, moet je dat doen met warme ironie. Je kan niet helemaal meegaan in de ridicule ideeën van jezelf als jongere. Het is ook niet fijn om toe te moeten geven dat je niet gewild was, niemand vindt dat leuk. Toch riskeer je door die ironie dat je verraad pleegt aan de ernst en oprechtheid van die tieneremoties. Als je een roman schrijft kan je wel helemaal meegaan in die intense tienergevoelens omdat je schrijft vanuit een personage. Daarom ben ik er ook van overtuigd dat je fictieve personages beter kan leren kennen dan je eigen ouders, bijvoorbeeld. In het echte leven spelen we rollen, zijn er tegenstrijdige belangen en conflicten die diepgaande empathie bemoeilijken. Verhalen laten ons toe om simultaan onszelf te vergeten en onszelf te ontdekken in een personage. Dat is een wonderlijk proces.’

Als opgroeiend kind zag GrØndahl veel relaties stuklopen. Zowel aan vaders als aan moeders kant scheidden zijn grootouders. Toen GrØndahls moeder het gezin verliet, bleven de kinderen achter bij hun vader. Toch benadrukt de schrijver dat het geen disfunctionele familie was en dat hij veel steun kreeg uit zijn omgeving om zich te ontwikkelen als kunstenaar:

‘Mijn grootmoeder aan moeders kant was een kunstenares. Zij en haar tweede man moedigden me aan. Niemand heeft me iets in de weg gelegd. Toen ik als student naar huis kwam, was het oude idee van ‘een thuis’ wel verdwenen. Ik zie het concept van ‘thuiskomst’ dan ook als aankomen bij mensen, vrienden, geliefden. Het is voor mij nooit gekoppeld geweest aan één locatie. Dat ik als kind veel verhuisde heeft ermee te maken. Ook mijn ontdekking dat je op onbekende plekken een thuis kan vinden, speelt mee. Als kind reisde ik met mijn ouders naar Firenze en toen ik het historische centrum zag vanuit de heuvels voelde ik dat dit mijn thuis was en niet die ene buitenwijk van Kopenhagen.’

Roots

‘Dat weet je niet’, de nieuwste roman van GrØndahl, brengt een koppel dat 25 jaar getrouwd is en dat de balans opmaakt van hun leven. Emma is een kunstenares die haar werk niet aan de buitenwereld toont en haar man David is een zakenman die zijn Joodse achtergrond de rug heeft toegekeerd. Zoë, de dochter van het paar, is een videokunstenares met een Pakistaanse vriend.

‘Ik deel de mening van David dat je roots minder belangrijk zijn dan wat je doet met je leven, wat je van plan bent in de toekomst. Toch kan niemand zijn achtergrond volledig de rug toekeren, zonder daar enige schade van te ondervinden. Dat leerde ik tijdens het schrijven van dit boek. Vroeger had ik radicalere ideeën over persoonlijke vrijheid. Nu meen ik dat je je roots niet uit het oog mag verliezen.’
Als lezer verwacht je een explosie van emoties, hoog oplopende ruzies. Die komen er niet in dit verhaal over stille conflicten:

‘Het koppel is samen op de eerste bladzijde en wellicht ook op de laatste. Dit is geen boek over verlies en echtscheidingen. De ruzie tussen Emma en David zet deuren open naar het verleden, dat wel. Ik hou van kleine drama’s in verhalen en dan heb ik vooral interesse voor wat die drama’s met een mens doen, hoe wij die drama’s zien, hoe ze ons geleidelijk aan veranderen.’
David praat met de Pakistaanse vader van Zoë’s vriendje, een gesprek dat al net zo rustig en verraderlijk stil verloopt als de andere ontmoetingen in dit boek:
‘Een lezer verweet me dat ik geen radicale Jood en radicale moslim heb opgevoerd. Hij vond dat mijn personages te lief zijn voor elkaar. Ik had geen interesse in die dynamiek. Ik wil doodgewone mensen laten zien binnen deze wereld waarin iedereen de mond vol heeft van botsende culturele identiteiten. Wanneer media praten over de clash tussen Oost en West blijft de taal veelal abstract. De betrokkenen zijn mensen van vlees en bloed, individuen met een familie, kinderen. Ik wou die persoonlijke, intieme dimensie brengen.’
GrØndahl maakt deel uit van een schrijversgeneratie die sceptisch staat tegenover literatuur met een politieke agenda:
‘Ik denk niet dat je literatuur kan gebruiken als een wapen. Literatuur lijdt als esthetiek niet je hoogste betrachting is. Ik schrijf wel eens over politiek in essays of artikels maar doe dat steeds minder omdat ik geen deskundige ben. Veel schrijvers praten te veel over dingen waar ze geen verstand van hebben. Toch wil ik benadrukken dat ik met mijn esthetische benadering geen vervreemdende literatuur schrijf. Mijn boeken worden steeds helderder en, qua taal en opbouw, eenvoudiger. Ik wil niet in de weg staan tussen de lezer en de tekst. Daarom heb ik ook een probleem met veel experimentele literatuur waarin de persoonlijkheid van de schrijver primeert. Lezen doe ik steeds kritischer. Nu ik, met wat geluk, aan de helft ben van mijn leven ga ik zorgvuldig om met mijn tijd. Ik heb geen moment te verliezen.’

****
Jens Christian GrØndahl – Dat weet je niet – J.M. Meulenhoff – vertaald door Annelies van Hees – 208 blz.
***
Jens Christian GrØndahl – Over een uur ontluiken de bomen – Memoires – vertaald door Annelies van Hees – 173 blz.

Wie is Jens Christian GrØndahl?

Jens Christian GrØndahl krijgt wel eens te horen dat hij steeds dezelfde boeken schrijft. Het klopt dat hij terugkeert naar dezelfde beelden, conflicten en emoties. ‘Toch,’ zo stelt de schrijver, ‘ herhaal ik me niet want op het moment dat ik schrijf ben ik niet meer dezelfde persoon die ik drie jaar eerder was.’ GrØndahl werd geboren in 1959 in een gezin dat vaak zou verhuizen en dat uiteindelijk uiteen viel. De Deense auteur begon als poëzieschrijver en kwam via zijn opleiding tot filmmaker terecht bij verhalende literatuur. ‘Poëzie werkt met beelden, film brengt beelden en een narratieve component. Ik vond het als beginnend romancier moeilijk om 200 pagina’s te vullen, die lengte intimideerde me,’ vertelt GrØndahl. In ‘De tijd die nodig is’, een roman uit 2008, vertelt GrØndahl het verhaal van zijn moeder en grootmoeder. Een ander hoogtepunt uit zijn carrière is ‘Veranderend licht’, een roman waarin een vrouw te horen krijgt dat haar man van een ander houdt. De vrouw is minder onthutst dan ze zelf voor mogelijk hield en onderzoekt haar relatie met haar man. In ‘Dat weet je niet’ vinden we een koppel met een stevig huwelijk. Toch is ook hun band fragieler dan ze voor mogelijk houden. (KM)