Jonathan Franzen interview (De Standaard)


Hert zoekt wolf

Jonathan Franzen trekt Europa rond, al komt daar geen tourbus bij kijken. ‘Ik ben geen coole rocker. Het sterrendom zit me even slecht als een te nauwe jas.’

Kathy Mathys

Misschien bent u één van de honderdduizenden vroege lezers, die halsreikend uitkeken naar ‘Vrijheid’, Franzens eerste roman in tien jaar, die in de late zomer van de persen rolde. Misschien was u verbluft door het psychologische vernuft – weinigen graven even diep – en door de reikwijdte van zijn roman. Misschien ook vond u Patty Berglund, hoewel boeiend, een egocentrische navelstaarder en duurden de gesprekken over vogelbescherming u wel erg lang. Misschien ergert u zich aan de Franzen-hype. Wat er ook van zij, of u hem al gelezen hebt of niet, dit is het najaar van Jonathan Franzen, auteur van ‘De correcties’, zijn legendarische derde en nu al een klassieker van de hedendaagse letteren.

Franzen houdt niet van interviews. ‘We zullen maar doen alsof dit een doodgewone situatie is, ‘ klinkt het bij aanvang. Hij praat langzaam met stiltes en diepe zuchten. Over één ding neemt hij meteen alle twijfel weg, het duurt allicht weer tien jaar voor er een nieuwe roman verschijnt: ‘Tenzij er morgen iets ingrijpends gebeurt met mezelf of met iemand die me dierbaar is, zie ik mezelf geen nieuw boek publiceren over drie jaar. Mijn romans komen voort uit mezelf en uit dingen die ik meemaak. Ik zie veel tijdgenoten jaarlijks een boek publiceren, terwijl ze beter zouden wachten tot ze echt iets te vertellen hebben.’

Franzen is niet zozeer een langzame schrijver als een trage starter. Van de voorbije tien jaar besteedde hij er één aan het daadwerkelijk neerschrijven van ‘Vrijheid’. De rest was een pijnlijke worsteling met woorden, personages, ideeën en plotlijnen. Hij vergelijkt zichzelf met een visser die in een dunbevolkt meer vist. Heel af en toe levert zijn inspanning iets op, meestal niet:
‘Ik gooi veel weg. Of nee, ik zie mijn schrijfsels als filodeeg. Je kan een personage draaien en keren, omgooien en kneden. Je recycleert. Na zoveel jaren van ervaring weet ik hoe ik een sterk personage moet maken. Ik ga bewust op zoek naar inspirerend materiaal. Heel soms maakt iemand een diepe indruk op mij en dan weet ik dat daar een personage uit voortkomt. Patty was de eerste die zich aandiende deze keer. Ik zag haar al snel redelijk scherp. Alleen zat ‘de eerste Patty’ in een heel andere situatie, had ze een ander soort gezin. Het feit dat ik me nooit kan houden aan een vooraf bepaalde structuur maakt het extra moeilijk. Ik kan geen 500 bladzijden schrijven zonder de boel helemaal om te gooien. Eerst dacht ik een Washington-roman te schrijven. Daarna werd het een roman over een corrupte man die grof geld verdient met zijn activiteiten als dierenbeschermer. Twee maand later wou ik het hebben over een jong paar dat trouwt zonder het aan de ouders te vertellen. Uiteindelijk zitten al die dingen in ‘Vrijheid’, dat wel. Ik ben een knutselaar. Weet je dat ik vorige lente nog niet eens wist hoe het zat met de structuur van de roman? Ik probeerde een coherent verhaal te maken uit losse documenten.’

Bedreigde mannelijkheid

‘Vrijheid’ is, zoals de titel doet vermoeden, een roman met grote ambities. Net als in ‘De correcties’ schrijft Franzen even bevlogen over de harten en de in scherven liggende dromen van zijn personages, als over de politieke en economische stormen die razen op V.S.-bodem. We leren Patty, de vrouw met wie het voor Franzen allemaal begon, kennen als voorbeeldige buurvrouw in St. Paul, Minnesota, aan het begin van de jaren 1990. Ze laat geen kwaad woord over anderen vallen, heeft twee prachtkinderen, Joey en Jessica, en is de eerste om de handen uit de mouwen te steken tijdens een buurttaartenbak. Zoals dat wel vaker het geval is in Amerikaanse fictie zijn er barsten in de gladde façade. Op zijn veertiende begint Joey iets met Connie, het white trash-achtige meisje van de buren. Patty is razend. Ze plant een mes in de autobanden van Connie’s pleegvader, die met het nodige lawaai aan het verbouwen is, en ze zinkt weg in een bodemloze depressie. Dat zijn Franzens openingszetten. Zijn verhaal waaiert uit naar verleden en toekomst. We leren Walter Berglund, Patty’s echtgenoot, kennen als student met een passie voor politiek en natuur. Walter is minder populair bij vrouwen dan zijn beste vriend Richard Katz, een punkrocker die van het ene naar het andere bed springt en die zich meteen aangetrokken voelt tot Patty. In de recente delen van de roman zien we hoe Patty en Richard een affaire beginnen, hoe de ouders van de Berglunds aftakelen en hoe hun kroost zich manifesteert.
Franzen zet met Patty een personage neer dat eindeloos fascineert, misschien wel net doordat ze ergerlijke trekjes heeft, zoals iedereen in dit boek. Ik vertel hem dat toppers als Paul Auster en Richard Russo zich niet durven te wagen aan een vrouwelijke hoofdpersoon. Is het voor Franzen wel makkelijk om te schrijven over vrouwelijke psychologie en seksualiteit?

‘Ja, dat gaat me goed af. Meer nog, ik vind het makkelijker omdat vrouwen zo anders zijn dan ik. Ik ken vrouwen, zoals het hert de wolf kent,’ zegt Franzen lachend. ‘Mijn ervaringen met vrouwen vormen de motor van dit boek. Ik ben nu al langer gescheiden dan ik ooit getrouwd was. Toch droomde ik vorige nacht over mijn ex-vrouw met een levendigheid die verbluffend is. Mijn ex is een enorme kracht in mijn droomwereld. Wat zich in mijn dromen afspeelt, heeft de emotionele intensiteit die ik nodig heb voor mijn verhalen. Ik put voortdurend uit dromen. In mijn eerste twee romans beschreef ik veel dromen omdat ik dacht daarmee een Kafka-achtige bezwering te creëren. Nu voeden mijn dromen de verhalen maar de dromen zelf blijven achterwege. Het werkt beter zo.’

Na de ouverture, waarin Patty de schijn hoog houdt bij de buren, krijgen we een inkijk in haar ziel. ‘Er zijn fouten gemaakt’ is een autobiografie van Patty die ze schreef op aanraden van haar therapeut. Daarin schrijft ze over haar kinder- en jeugdjaren en over wat ze precies voelt en niet voelt in het bijzijn van de twee mannen in haar leven. Franzen laat Patty over zichzelf schrijven in de derde persoon. Is dat niet erg omslachtig en gekunsteld?

‘Ik probeer al jaren in de eerste persoon te schrijven, ik kan het niet. Ook leek het me grappiger om de derde persoon te gebruiken. Weet je, aan de ene kant is het makkelijker om vrouwen te beschrijven omdat ik hen als een buitenstaander bekijk. Aan de andere kant is het bedreigend voor mijn mannelijkheid. Als ik er zo goed in ben, wat ben ik dan? Eén of andere androgene freak? Ik geef toe dat ik een paar scènes in de eerste persoon heb proberen te schrijven. Ik voelde me er erg ongemakkelijk bij, ik wilde me niet al te zeer met Patty identificeren. Ten slotte wil ik ook nog opmerken dat Patty een basketbalspeler is en dus praat ze over zichzelf in de derde persoon. Michael Jordan zegt ook dingen als ‘Dat zou Michael Jordan nooit doen!’ Die reflex heeft te maken met het belang van het team. Het ‘zelf’ is ondergeschikt aan de eenheid van de ploeg.’

Rivaliteit als drijfveer

Binnen de relaties tussen ouders, kinderen, vrienden en partners in ‘Vrijheid’ speelt rivaliteit een sleutelrol. Dat is niet toevallig, aldus Franzen. ‘Het is een kracht die onderbelicht is in de hedendaagse literatuur en waar vooral in de V.S. een taboe op rust’. Franzen kreeg al dikwijls te maken met rivaliteit. Zijn huidige vriendin, auteur Kathryn Chetkovich, schreef voor Granta een essay over hoe moeilijk ze het heeft met het succes van haar partner. ‘Het deel van mij dat zijn vriendin was, nam hem in haar armen en zei hoe gelukkig ze was. Het andere deel, de ongelukkige schrijfster, hield zich op afstand,’ schreef Chetkovich in ‘Envy’ uit 2003, naar aanleiding van het succes van ‘De correcties’.

‘Ik krijg in veel van mijn relaties te maken met competitie, afgunst zelfs. In ‘Vrijheid’ wou ik vooral schrijven over vriendschap tussen mannen en over rivaliteit in relaties. Dat waren aspecten die onderbelicht bleven in ‘De correcties’. In Amerika mag je het woord ‘competitief’ enkel in de mond nemen als je over sport praat. Voor de rest heeft het een pejoratieve bijklank. ‘Wees toch niet zo competitief,’ hoor je dikwijls. Amerikanen willen vooral aardig worden bevonden. Ze beseffen niet hoezeer intermenselijke relaties gekruid zijn door gevoelens van rivaliteit. We leven in een gruwelijk competitief economisch systeem en beschouwen het als een inperking van onze vrijheden als de regering zich roert om de ergste uitwassen van die competitiviteit te bestraffen. Toch staan we er als natie op om boven alles ‘nice’ gevonden te worden. Als we naar het buitenland gaan, zijn we verbaasd dat de deuren niet overal open gaan. Nochtans zou dat geen enkele V.S.-burger mogen verwonderen, gezien de manier waarop we omgaan met andere landen, gezien ons energie- en milieubeleid.’

Franzen wil zichzelf niet herhalen. ‘Zoveel ben ik wel verschuldigd aan mijn lezers.’ Hij wijst met grote nadruk op de verschillen met ‘De correcties’. Die zitten hem niet alleen in de thema’s, ook in de toon.

‘ In ‘De correcties’ zaten heel wat satirische passages en die toon spreekt me nu helemaal niet meer aan. Nog voor ‘De correcties’ uitkwam, wezen mijn beste lezers mij erop dat de satirische stukken het zwakst waren. David Foster Wallace (Franzens vriend en collega die in 2008 zelfmoord pleegde, km) zei me dat ik er beter één en ander kon uithalen. Dat heb ik niet gedaan omdat ik schrijf voor een breed publiek. Ik probeer niemand uit te sluiten en ik vermoedde dat de satire sommige lezers zou aanspreken. Dat bleek zo te zijn. Veel lezers schreven me dat ze net die delen het leukst vonden. Deze keer kon ik nog geen vijf minuten interesse opbrengen voor satire. Het komt vooral doordat ik ouder ben. Ik wou een transparanter boek. Over ‘De correcties’ hangt de morele superioriteit van de schrijver die het allemaal wel beter weet. Ik hoop dat ‘Vrijheid’ erin slaagt om de lezer zo snel mogelijk mee te trekken in de complexiteit van de personages. Ik wil niet dat de schrijver in de weg staat, orerend over wat er allemaal fout gaat in deze wereld.’

Franzen voert in ‘Vrijheid’ a-politiekelingen op als Patty, linkse spelers die op het verkeerde pad geraken en rechtse rakkers die eigenlijk best sympathiek zijn. Hij wil niet minder dan de hele wereld omvatten en vindt het belangrijk zijn eigen voorkeuren buiten de roman te laten:
‘Ik ben een privéburger en voor wie ik stem en aan welke doelen ik doneer, is mijn zaak. Natuurlijk is het makkelijk te detecteren dat ik geen republikein ben. Alleen al aan de keuze van de onderwerpen waarover ik journalistieke stukken schrijf, merk je dat. De roman heeft echter niets te maken met journalistiek, het is een veel groter project. Ik wil dat ‘Vrijheid’ iets vertelt over hoe we de wereld ervaren en ik wou dan ook zoveel mogelijk verschillende ervaringen weergeven. Als ik heel eerlijk ben, dan moet ik toegeven dat ik misschien maar voor 51 % liberaal ben, maar ik kan mijn stem bij verkiezingen nu eenmaal niet splitsen. Ik ben er steeds meer van overtuigd dat er een factor van willekeur meespeelt in het feit dat ik liberaal ben. Er zijn heel wat sympathieke, slimme en goede mensen in het republikeinse kamp, dat weet ik uit ervaring. Ik vermoed dat ik maar voor 51 % gelijk heb en daarom doe ik hard mijn best om de andere 49 % ook een stem te geven in mijn boek. Ik wil namelijk schrijven over de wereld zoals hij is, niet zoals ik hem zou willen.’

Linkse natuurbeschermer Walter geraakt betrokken bij een bedrijf met Haliburton-achtige streefdoelen en een rechtse Bush-vertrouweling verzet hemel en aarde om een haast uitgestorven vogel te redden. Het klopt dat Franzen houdt van complexiteit en niet van Dickensiaanse goeden en slechteriken. Toch valt het niet te ontkennen dat Franzen de lezer hier en daar duidelijk laat zien hoe het beter kan. De inzet van de roman is hoog. Wat zijn de verwachtingen?
‘Ik heb geen realistische hoop dat de lezer lessen trekt uit het boek, het is geen politiek pamflet. Geloof ik in verandering? Natuurlijk wel, al weet ik niet welke rol de roman daarin kan spelen. Mensen veranderen. Over twintig jaar zal homofobie in de V.S. iets zijn uit het verleden. Bijna iedereen recycleert nu zijn flessen. Dat soort veranderingen zijn niet erg moeilijk, zolang de mens er niet te veel voor moet opofferen. Mensen zijn wel moeilijk te veranderen als het hen geld kost. Dat is weer een ander verhaal.’

Geen familieromans

In ‘Huis te koop’, een essay uit de bundel ‘De onbehaaglijkheidsfactor’ beschrijft Franzen hoe hij opgroeide ‘in het midden van het land in het midden van de gouden jaren van de Amerikaanse middenklasse’. Franzen werd geboren in Chicago in 1959 en hij groeide op in een buitenwijk van St. Louis. Zowel in ‘De correcties’ als in ‘Vrijheid’ laat Franzen zien hoe een einde komt aan dat gouden tijdperk. In puur economische termen begon het fout te lopen onder Reagan, volgens Franzen: ‘Vanaf toen werd de kloof tussen arm en rijk steeds groter. In de jaren 1980 moesten middenklassevrouwen op zoek naar een baan, wilden ze hun kinderen naar de universiteit kunnen sturen. Nog later ging het niet alleen om geld voor de opvoeding maar ook om een afbetaling op het huis. Nu is zelfs die huizenmarkt helemaal ineen gezakt.’ Franzen denkt na en vervolgt: ‘Ik had veel problemen met Bill Clinton maar hij liet tenminste geen financiële put achter. Nu zitten we met een toestand die herinnert aan de jaren 1930 en met één iemand die de wil heeft om iets te veranderen. Obama is echt wel de enige volwassene in Washington, de rest zijn baby’s. Daarom hoop ik ook dat hij herverkozen wordt. We willen toch geen baby in het Witte Huis?’

Franzens moeder, die de inspiratie vormde voor Enid uit ‘De correcties’, was een notoire brievenschrijver en, zo leven we in ‘Huis te koop’, een echte familievrouw. Haar relatie met Franzens vader was moeilijk, conflictueus. Ze vormde de grondstof voor ‘De correcties’, een boek dat volgens Franzen geen familieroman is:

‘Volgens mij is geen enkele van mijn romans een familieroman. De familie is niet meer dan een raamwerk. Door over families te schrijven, krijg ik toegang tot relaties die heel intens zijn en daar ben ik naar op zoek. Zo lang families nuttig zijn voor mij als schrijver, zal ik ze gebruiken. Maar vraag me niet naar een opinie over familie want die heb ik als schrijver niet.’
Toen Franzen zijn eerste roman ‘De 27ste stad’ schreef, waren zijn drijfveren niet dezelfde als nu:
‘Toen schreef ik enkel om aan mijn ouders te bewijzen dat ik geld kon verdienen met mijn passie en om aan mezelf te bewijzen dat ik ertoe in staat was een roman af te werken. Zelfs toen ik aan ‘De correcties’ werkte, waren mijn motieven anders dan nu. Ik had toen het gevoel dat men mij nog niet echt had opgemerkt als schrijver. Ik wou laten zien hoe slim ik was, hoe ik in staat was tot linguïstische acrobatieën. Nu ligt dat anders, mijn taal is simpeler, ik hoef me niet meer te bewijzen.’

****
Jonathan Franzen – Vrijheid – Prometheus – vertaald door Peter Abelsen – 588 blz. – Oorspronkelijke titel: Freedom.

Hoe ziet Jonathan Franzen de toekomst van de roman?
Collega-schrijvers als Philip Roth hebben de roman als bijna-dood verklaard. Is Franzen even pessimistisch gestemd?

‘Ik hou niet van het woord ‘ster’ maar ik ben inmiddels het literaire equivalent van een ster, ook al ben ik niet cool en voel ik me onwennig bij die term. Ik neem de literatuur erg serieus, ik hou niet van poses. Ik denk dat de literatuur wel wat sterspelers kan gebruiken. Kijk maar naar het tennis. Als er tot de verbeelding sprekende toppers zijn, wordt de sport populairder. Tijdens de Sampras-jaren keek niemand. Toen McEnroe en Connors aan de top stonden, was tennis immens populair. Ik hoop dus dat ik op één of andere manier mijn bijdrage lever aan de sport. Vijf jaar geleden was er een moment dat ik Roth zou hebben bijgetreden. Nu denk ik dat de overvloed aan technologische afleiding uiteindelijk zal gaan vervelen. Ja, dat moet ik wel geloven.’ (KM)