Shahriar Mandanipour interview (De Standaard)


Sneeuwwitje met hoofddoek

Hoe schrijf je een liefdesverhaal, wanneer de wet verbiedt dat ongehuwden eenzelfde ruimte delen? Mandanipour gaat op zoek naar ongebruikelijke rendez-vousplekjes in ‘Censuur – Een Iraans liefdesverhaal’.

Kathy Mathys

De lobby inspireert niet meteen tot lyriek. Ochtendlijke stofzuigergeluiden en op luidsprekervolume gebrulde bestellingen wikkelen zich om de woorden van de Iraanse schrijver Shahriar Mandanipour. Ondanks de prozaïsche setting en de slapers die uit Mandanipours ogen loeren, zijn we meteen goed op dreef. Mandanipour is een rusteloze, kettingrokende man, die midden in ons gesprek een rookpauze nodig heeft. Hij worstelt met het Engels, zijn zoektocht naar verhelderende woorden is aangrijpend.
Sinds 2006 woont Mandanipour in de V.S. Twee studiebeurzen – één aan de Brown-universiteit en één aan Harvard – zorgden ervoor dat de in eigen land controversiële auteur vrijuit kan schrijven en publiceren. ‘Censuur – Een Iraans liefdesverhaal’ is de eerste roman die Westerlingen kunnen lezen, maar het is al het tiende boek van de Iraniër, die op de thuisbasis al vaak onder vuur lag. Mandanipour treedt zelf als personage/verteller op in het boek. Hij wil een liefdesverhaal schrijven, maar botst op tegen de strenge wetten van de censuur, die stellen dat mannen en vrouwen die ‘mahram’ zijn (niet getrouwd of verwant, km) uit elkaars buurt moeten blijven. Mandanipour voert Sara, een literatuurstudente, en Dara, een ex-filmstudent, op. Ze wonen in Teheran en Dara’s stille bewondering voor Sara krijgt na enkele hoofdstukken concrete vormen. Sara en Dara willen elkaar ontmoeten, maar dat ligt allesbehalve makkelijk in Iran. Bestaan er dan geen liefdesverhalen in de officiële Iraanse literatuur?

‘Toch wel, alleen moet je op de uitgestippelde paden blijven en in voorgekauwde clichés schrijven. Iran heeft een heleboel door de regering gesponsorde auteurs die geen moeilijkheden hebben met de censuur. Zolang zij de schoonheid van de lentebloesems bezingen, de zoete ochtendbries en de stralende zon, is er geen probleem. Wil je iets schrijven dat echt is, bezield, dan krijg je wel af te rekenen met censuurinstanties. Die censuur is na de Islamitische revolutie van 1979 verscherpt. Toch is het niet enkel een hedendaags fenomeen. Toen we nog een feodaal Iran hadden, was er ook al sprake van censuur. Alleen was het systeem toen niet zo gecentraliseerd.
Wie in de door de regering goedgekeurde taal schrijft, botst al gauw op artistieke beperkingen. Je krijgt dan een clichématige, ondoorleefde taal. Sommige stukken in het verhaal van Sara en Dara zijn in die lelijke taal opgetrokken, bewust. Dus qua stijl staan er zeker gezwollen, bar slechte passages in het boek. De liefde tussen Dara en Sara zelf is geen cliché, zeker niet in de Iraanse literatuur, waar je nauwelijks verhalen vindt over jongeren die elkaar mailen of met elkaar chatten.’
Dara en Sara ontmoeten elkaar op onromantische plekken, zoals in het ziekenhuis, op de dienst spoedopname, waar er zoveel paniek rondom hen heerst dat ze ongemerkt kunnen praten. Hun namen zijn niet willekeurig gekozen. Iraanse kinderen leren al generaties lang lezen met de verhaaltjes van Dara en Sara. Voor 1979 droeg Sara een fleurig bloesje en had ze lang haar. Een paar jaar later had ze een hoofddoek en een lange zwarte mantel. Mandanipour beschrijft hoe geschokt hij was toen hij een afbeelding zag van Sneeuwwitje met hoofddoek. Voor het eerst – op enkele trips naar het Westen na – praat hij over de gedachten die hij jarenlang onuitgesproken moest laten:
‘Tijdens mijn eerste maanden in de V.S. kon ik niet schrijven, zo bizar vond ik het dat ik mezelf niet hoefde te censureren. Ik heb jarenlang geleefd in angst voor censuur. Ik heb gevreesd voor moord, gevangenisschap. Nu was ik plotseling vrij. Na die eerste onwennige maanden begon ik na te denken over de roman, die al dertig jaar aan het rijpen is in mijn hoofd. Ik wou een verhaal schrijven over de censuur in Iran. Alleen wist ik dat ik dat nooit in Iran zelf kon doen. Ik schreef dit boek dus in het Farsi, al wist ik dat mijn eerste lezers een vertaalde Engelstalige versie zouden lezen. Ik weet niet of ik mijn boek in het Farsi zal kunnen uitgeven. Misschien ooit, ik hoop het.’

Verbrande memoire

Mandanipours personage verklaart dat hij een a-politieke roman wil schrijven, maar kan dat eigenlijk wel in een land als Iran?
‘Nee, tenzij je in het idioom schrijft dat de regering dicteert. Ben je geen door de regering gesponsorde auteur, dan draagt alles een politieke echo, zelfs de beschrijving van een boom of een bloem. Wie zich aan de tentakels van de regering wil onttrekken, is aangewezen op onafhankelijke uitgeverijen. Officieel zijn die verboden, maar een aantal van die instanties zijn nog actief. Ik heb jarenlang gevochten met de censor. Sommige manuscripten kunnen tot tien jaar of langer bij de censor blijven liggen. Ook als je uitgegeven wordt door onafhankelijke uitgeverijen moet je werk de goedkeuring krijgen van de censor. Als schrijver probeer je problemen te omzeilen, zonder te buigen of compromissen te sluiten. Je doet dat door creatief te zijn met taal, door metaforen te gebruiken.’
Af en toe lijkt het wel alsof de ambtenaren van het ministerie van Cultuur geperverteerd zijn. Immers, wie denkt nu bij de vermelding van een benzineslang meteen aan seks? Ik in ieder geval niet. En dan is er het krankzinnige verhaal van de das in Iran. Mandanipour schrijft dat mannen na de revolutie geen dassen meer mochten dragen omdat die lijken op ‘een pijl die naar het onderste orgaan van de man wijst’. Ik kan mijn oren bijna niet geloven.

‘Dat van die pijl naar de penis, was een grapje van mij. Alle andere voorbeelden in het boek zijn echt, ik overdrijf niet. Toch is de das wel degelijk verboden in Iran. Hij staat symbool voor de Westerse, gehate cultuur. Niet alleen objecten worden verboden. Op sommige woorden komt een taboe te rusten. Zo deden de leiders na 1979 er alles aan om het woord voor ‘prostituee’ te schrappen uit onze taal. Behoorlijk wrang is dat, wanneer je bedenkt dat er nu meer prostituees zijn dan ooit, omdat er erg veel armoede is onder de Iraniërs. 70 % van de bevolking leeft onder de armoedegrens.’
Mandanipour praat met zichtbare droefenis over zijn eigen ervaringen met de censuur. De jaren 1990 waren een moeilijke periode voor hem. Geen enkele uitgever durfde het aan zijn werk te publiceren.
‘ In sommige periodes van mijn leven heb ik boeken en documenten verbrand die me nauw aan het hart lagen. Ik heb mijn eigen memoires, waarvan ik geen kopie heb, verbrand. Die rook en het as achteraf, dat draag je voor altijd met je mee. Net als mijn collega-schrijvers leefde ik in Iran altijd met angst, zowel voor aan de macht zijnde als voor toekomstige regimes. Iran is een land dat vele revoluties en omwentelingen heeft gekend. Als schrijver hou je altijd je hart vast voor de toekomst. Wordt het nog erger?, vraag je je dan af.’

Blinde filmcensor

Ondanks de gruwelen is ‘Censuur – Een liefdesverhaal’ geen beklemmende of deprimerende lectuur. De absurde humor maakt het verteerbaar en ook bijzonder memorabel. Zo beschrijft Mandanipour het verhaal van de blinde filmcensor, die zijn oordeel moet vellen over ‘Dances With Wolves’. De man kan dus niets zien en een assistent fluistert hem toe wat er gebeurt op het scherm. Af en toe zijn er auditieve strohalmen voor de censor. Zo verkettert hij het gehuil van de wolven: het is te seksueel getint. Mandanipours beschrijvingen van de filmcensors, die ‘Dances With Wolves’ zodanig verknippen en verhaspelen dat ze van Kevin Costner en diens geliefde een broer en een zus maken, zijn hilarisch. Mandanipour is vertrouwd met het apparaat van de filmcensuur. Hij is zelf een vooraanstaand criticus en kreeg talrijke prijzen voor zijn recensies. Over de Westerse voorliefde voor de Iraanse plattelandsfilm is Mandanipour niet te spreken:
‘Kijk, ik vind de films van Abbas Kiarostami natuurlijk knap en artistiek interessant. Alleen vind ik het jammer dat Westerlingen in Cannes of op andere topfestivals enkel films bejubelen waarin arme, zielige Iraniërs te zien zijn. Er zijn wel degelijk stedelijke films over Iran, waarin de personages een opleiding kregen, waarin ze vertrouwd zijn met YouTube of Facebook. Alleen lijken Westerlingen daar niet op te zitten wachten. Ik vind het jammer dat ze enkel oog hebben voor het arme Iran, terwijl het een land is met zoveel facetten.’
Mandanipour mist zijn land en hij maakt zich zorgen om de toekomst van Iran. Toch is hij voorzichtig optimistisch:
‘Ik kan niet terug, enkel en alleen al omdat wij hier dit gesprek voeren. Misschien zou er bij mijn terugkeer niets gebeuren, misschien zou ik meteen opgepakt worden. Ik weet het niet. Ik mis mijn land, mijn familie, maar voorlopig blijf ik in het Westen. Ik ben ervan overtuigd dat Iran veel heeft geleerd uit alle omwentelingen die het al heeft doorstaan. De tijd is rijp voor een revolutie, al vrees ik wel dat niet vreedzaam zal verlopen.’

***
Shahriar Mandanipour – Censuur – Een Iraans liefdesverhaal – Mouria – vertaald door Ernst de Boer en Ankie Klootwijk – 350 blz. – oorspronkelijke titel: Censoring an Iranian Lovestory.