interview Ali Smith (De Standaard)


Ali in wonderland

Hoe presenteren we ons aan de buitenwereld? Zijn we ooit helemaal authentiek? En hoe genezen we van liefdespijn? Ali Smith stelt alweer prangende vragen in ‘De eerste persoon en andere verhalen’.

Kathy Mathys

Ooit ontmoette ik een schrijfster die zich, ondanks haar marmeren huid en wijde bambi-ogen, zorgen maakte om de foto voor de krant. Ze was die ochtend wakker geworden met een – uiteraard – nauwelijks zichtbare pukkel op de wang. Of we die konden wegtoveren met fotoshop. Ali Smith zal wel nooit zo een vraag stellen. Ze maakt zorgeloze grappen over haar uiterlijk en heeft lak aan haar status als literaire beroemdheid. Haar bescheidenheid is niet vals, vraagt niet om een vleierige ontkenning.
‘Ik ben geen trots persoon,’ vertelt ze. ‘Ik heb twee dingen geschreven, waar ik echt blij mee ben: een introductie bij de verzamelde verhalen van Katherine Mansfield en een klein project voor de BBC. Ze gaven me oude bladmuziek waarbij ik een tekst mocht verzinnen. Heerlijk, vond ik dat. Misschien was ik beter af geweest als tekstschrijver voor Hollywoodmusicals in de jaren 1940.’
De 46-jarige Schotse heeft wel meer waar ze trots mag op zijn. Haar romans ‘Hotel wereld’ en ‘De toevallige’ zijn wervelende verhalen, neergepend in een prikkelende, verrassende stijl. Lees een artikel over Ali Smith en je zal snel op woorden botsen als ‘woordsmid’ en ‘literaire vernieuwer’. ‘De eerste persoon en andere verhalen’ is Smiths vierde kortverhalencollectie en de eerste met een Nederlandse vertaling. Bijna alle verhalen zijn geschreven in de eerste persoon. Uitzondering hierop vormen ‘De tweede persoon’ en ‘De derde persoon’, waarvan de titel de opzet verklapt. Smith is nooit een wijdlopige schrijfster geweest. Met de precisie van een poëet schrijft ze haar afgemeten verhalen. In ‘De eerste persoon en andere verhalen’ gooit ze meer dan ooit alle overbodige ballast overboord. Haar personages hebben meestal geen naam, je weet weinig of niets over hun verleden en ze zijn ‘in niets dan huid gekleed’.
In ‘Geen uitgang’ blijven ex-geliefden vastzitten in de nasleep van hun relatie. ‘Grift’ biedt het grappige verhaal van een vrouw die converseert met haar veertienjarige zelf. In ‘De tweede persoon’ is een vrouw niet gelukkig met het beeld dat haar ex van haar ophangt. Soms houdt Smith het net iets te karig, zoals in ‘Geschiedenis van een geschiedenis’ of ‘Cadeau’. Meestal neemt ze je wel op sleeptouw.

Waar verhaal

‘Ik schreef bijna al deze verhalen tijdens de voorbije vier jaar en merkte dat er een rode draad in zat. Het waren eerstepersoonsverhalen, waarin de volgende vragen centraal staan: ‘Wat is autoriteit?’, ‘Hoe construeren we onszelf en hoe tonen we ons aan de anderen?’ en ‘Wat is authenticiteit?’. Die vertellingen in eerste persoon wou ik onderbreken met verhalen in de tweede en derde persoon. Mensen hebben intuïtief vaak het idee dat een eerstepersoonsverteller betrouwbaarder is of ‘echter’. Dat is nochtans niet noodzakelijk zo. Iemand die op tv in tranen uitbarst om het leed dat hij veroorzaakte, is niet noodzakelijk oprecht.’
Smith stelt, zoals steeds, vragen over de vorm van het verhaal en ze doet dat met vederlichte tred, speels en komisch. Over een derdepersoonsverteller doet ze geen droge uiteenzetting maar schrijft ze ‘De derde persoon is een ander paar ogen (…) Het is de doos voor de onophoudelijke muziek die er tussen mensen is, die wacht om gespeeld te worden.’
Franz Kafka schreef dat een kortverhaal ‘een kooi is op zoek naar een vogel’. Volgens Nadine Gordimer zijn kortverhalen als ‘de korte flits van een aantal vuurvliegjes’. Jorge Luis Borges vond dat ze ‘de volmaakte vorm kunnen zijn voor romanschrijvers die te lui zijn om meer dan vijftien bladzijden te schrijven.’ Smith noemt het kortverhaal ‘een slanke nimf’. In ‘Waar kort verhaal’ discussieert ze aan de telefoon met een vriendin die in het ziekenhuis ligt over het verschil tussen kortverhalen en romans. Hun discussie mondt uit in dollen en grappen maken:
‘Het is een waargebeurd verhaal, zo simpel is het. Mijn vriendin had borstkanker en had moeite om de juiste medicatie te krijgen. Ik had een opdracht voor een kortverhaal en belde er met haar vaak over.’
Zelfs in een ‘waar verhaal’, zoals Smith het noemt, gebeurt er veel onder het oppervlak. In Smiths werk krijgt het alledaagse een surreëel kantje en doet het surreële doodgewoon aan. Hoewel fundamenteel anders, doen sommige verhalen van Smith denken aan die van Haruki Murakami, van wie Smith een grote fan is:
‘Net als Hitchcock komt hij op de proppen met iets wat op het eerste gezicht naturalisme lijkt. Dat glijdt dan geleidelijk af in een soort droom. Murakami is één van de weinigen die echt iets begrijpt van moderniteit. Hij weet hoe we constant overrompeld worden door informatie en hoe moeilijk het is om het valse van het echte te onderscheiden.’
Hoe gaan we om met de werkelijkheid die ons omringt? Hoe kunnen we die vertrouwen en hoe herkennen we het ware? Het zijn net die vragen die Smith onderzoekt in ‘Ik weet iets wat jij niet weet’ of ‘Schrander, temperamentvol, luxueus’. Een glanzende of aantrekkelijke vorm gaat niet steeds gepaard met een even fraaie inhoud. Zo blijkt uit ‘Het kind’, een grappig verhaal over een prachtbaby die racistische en seksistische praat uitkraamt.

Homofoob

Volgens Ali Smith is er nooit één versie van een verhaal. Elke vertelling heeft een echo, een tweelingszus. In ‘Fidelio en Bess’ vraagt ze zich af hoe de opera ‘Fidelio’ zou geklonken hebben, mocht hij geschreven zijn door Mozart in plaats van Beethoven (dit verhaal verschijnt in april in een bundel met operaverhalen ‘Midsummer Nights’, ed. Jeanette Winterson, km). Vorig jaar verscheen ‘Meisje ontmoet jongen’, Smiths hedendaagse versie van de mythe van Iphis uit Ovidius’ ‘Metamorphosen’. Ze vertelt hoe een gewone stervelinge bidt tot de godin Isis. Ze smeekt om een zoon want haar man heeft geen geld voor een meisje. Isis raadt de vrouw aan om haar kind op te voeden als een jongen, ook al is het in feite een meisje. Alles gaat goed tot Iphis verliefd wordt op Ianthe. Hoe zal die reageren, als ze ontdekt dat haar geliefde eigenlijk een vrouw is? Ovidius zorgt voor een elegante metamorfose, zodat Ianthe geen ongename ontdekkingen hoeft te doen in het huwelijksbed.
Ali Smith pakt het anders aan. Heeft Ianthe echt nood aan hocus-pocuswerk? ‘Het is duidelijk dat Iphis precies het soort jongen-meisje of meisje-jongen is waarvan ze houdt.’ In ‘Meisje ontmoet jongen’ zit de lucht vol vogelgezang en drijven overal bloesems op het water. Het is een frivool liefdesverhaal, waarin de aantrekking tussen twee vrouwen geen probleem vormt, maar net een triomf. Anthea valt voor de jongensachtige Robin, haar eerste echte liefde. De smoorverliefde Anthea vergelijkt zichzelf met ‘een wandelend lont’, later met zilt en magnesium. Waterbeelden en –metaforen duiken vaak op in dit bruisende verhaal dat zich afspeelt aan de oevers van de Ness en in de onderkoelde vergaderruimtes van Pure, een waterbedrijf. Anthea werkt als marketeer voor de watergigant tot ze haar buik vol heeft van de gladde slagzinnen die ze uitbraakt. Uiteindelijk verzetten en Anthea en Robin zich tegen de gevestigde orde:
‘Het is een protestverhaal met een veel explicietere politieke boodschap dan lezers van mij gewend zijn. Ik wou een verhaal schrijven dat relevant is, vertrekkende vanuit de Ovidius-mythe. Wereldwijd worden nog baby’s geaborteerd, enkel en alleen omdat het meisjes zijn. Ik heb heel veel onderzoek gedaan voor dit boek en recente statistieken tonen dat vrouwen slechts 2% van de hoogste managerfuncties bekleden. Een op drie vrouwen wereldwijd sterft of geraakt gewond bij huiselijk geweld. We denken wel eens dat we in een moderne wereld leven, maar die gruwelen zijn er nog steeds. Heel diep vanbinnen denken nog velen dat vrouwen minder waard zijn dan mannen.’
Anthea’s zus is zwaar geschokt, wanneer ze merkt dat zuslief op vrouwen valt. Haar homofobe uitspraken zijn zeker niet verouderd, vindt Smith:
‘Ik kom uit Inverness, een klein stadje in Schotland, en ik weet hoe het is om daar op te groeien als lesbienne. Ik ga er nu nog want mijn vader woont daar en het is niet echt veel veranderd. Enkele jaren geleden hield een machtige zakenman in Schotland een enquête bij de bevolking over de vraag of kinderen op school les mochten krijgen over seksuele andersgeaardheid. Op de posters voor die enquête stond de slogan ‘I am an ordinary person, I don’t want my child to be roleplaying gay things at school’. Stel je voor! Onze zogenaamd progressieve maatschappij zit nog vol vooroordelen. Heb je ‘Notes on a Scandal’ (verfilming van gelijknamige roman van Zoë Heller, km) gezien? Het boek was knap en de relatie tussen die twee vrouwen was uiterst veelgelaagd en subtiel. Wat krijg je in de film? Een mooie, jonge heterovrouw en een oude, enge, roofdierachtige lesbienne! Ik kon mijn ogen niet geloven. ‘

Hoop

Enkele jaren geleden vertelde Smith mij naar aanleiding van ‘De toevallige’ hoe weinig vertrouwen ze had in haar politici. Niet voor niets adviseert de vrouw in ‘Grift’ haar veertienjarige zelf: ‘Stem in 1997 niet op Labour; dat is hetzelfde als stemmen op de Tories.’
Inmiddels is Blair afgetreden en is Obama de nieuwe Amerikaanse president. Smith is dolgelukkig en erg hoopvol:
‘Ik vind het ongelofelijk hoe veel er veranderd is. Mensen krijgen nieuwe ideeën over wat mogelijk is en dat is fantastisch. Ik duim in ieder geval. We zitten natuurlijk wel met de financiële crisis, maar ook dat is misschien wel goed. De recessie zou wel eens alle nonsens kunnen wegvegen. Ze kan ons leren om op een andere manier naar de wereld te kijken. Ik merkte meteen hoe Obama’s verkiezing een groot effect heeft op ons taalgebruik. Termen als ‘hoop’ of ‘verandering’ hoorde je in de politieke retoriek van de voorbije tien jaar nooit.’
Volgens Smith is er een grote wisselwerking tussen de politieke en de literaire cultuur in een land. Als Schotse voelde ze zich altijd al wat marginaal, aan de rand van het literaire gebeuren.
‘Opgroeien in Engeland is helemaal iets anders dan een jeugd in Schotland. Dat weet ik zeker. In Schotland had je de voorbije twintig jaar een experimentele, gedurfde literatuur die je in Engeland veel minder vond. Dat er een wisselwerking is tussen politiek en literatuur merkte je bijvoorbeeld toen het Schotse parlement er kwam. Plots was er een grote stroom aan historische, conventionele fictie, die veel minder spannend en vernieuwend was. Ik ben benieuwd in hoeverre onze politieke ontvoogding een impact zal hebben op onze literatuur.’
Momenteel werkt Smith aan een nieuwe roman die – hoopt ze – over drie à vier jaar af zal zijn.
‘Dat is best een lange periode. In die vier jaar ben je erg veranderd. Je hebt nieuwe cellen, een nieuwe huid. Eigenlijk is schrijven net zoals je huid afwerpen. Je schrijft een versie van een verhaal en dan doe je dat opnieuw en opnieuw tot het goed genoeg is. Hopelijk.’

***
Ali Smith, Meisje ontmoet jongen, De Bezige Bij, 159 blz., 14.90 

***
Ali Smith, De eerste persoon en andere verhalen, Mouria, 158 blz.,

Wie is Ali Smith?

Ali Smith (1962) werkte ooit aan een postdoctoraat in Cambridge maar het academische discours vond ze verstikkend. Toen werd ze ziek en begon ze fictie te schrijven. Smith debuteerde met ‘Free Love’, een verhalenbundel waaruit haar interesse voor taal, identiteit, werkelijkheid en schijn al sprak. Smiths romans ‘Hotel wereld’ en ‘De toevallige’ kregen Booker Prize-nominaties en ‘De toevallige’ kreeg de Whitbread Prize. Hoewel ze naar eigen zeggen een barslechte poëet zou zijn, is Smith een groot taalvirtuoos. Dat blijkt eens te meer uit ‘Meisje ontmoet jongen’ en ‘De eerste persoon en andere verhalen’. Smith is ook een gepassioneerd lezer die er heel goed in slaagt anderen warm te maken voor haar lievelingsauteurs. ‘The Book Lover’ is een anthologie met door Smith gekozen literaire fragmenten. Smith woont in Cambridge met cineaste Sarah Wood.