André Aciman – Witte nachten (Vrij Nederland)


Uitgestelde liefde

Aciman verrast niet met zijn New Yorkse ideeënroman

Door Kathy Mathys

In Manhattan, ter hoogte van West 106th St ligt Straus Park, een onooglijke plek die André Aciman tot nostalgische bespiegelingen dreef in zijn essaybundel ‘Valse papieren’. Aciman voelt zich verbonden met het park omdat de straten die erop uitkomen hem doen denken aan Parijs en Rome. Voor de banneling Aciman, die samen met zijn familie Alexandrië voorgoed verliet in 1956, is New York de ultieme spiegelstad. Hij projecteert er zijn herinneringen en dromen op en na ruim dertig jaar in de Amerikaanse metropool zijn talloze New York-versies van Europese steden hem dierbaarder dan de originelen.
Net als de schrijver gelooft de naamloze protagonist van Acimans tweede roman dat onze blik nooit onbevangen is en dat elk beeld daardoor echo’s van eerdere beelden in zich draagt. Dat geldt trouwens net zo goed voor mensen: ontmoeten we vers bloed, dan dringen briljante, venijnige en verleidelijke exemplaren van vroeger zich aan ons op.
De 28-jarige verteller is te gast op een kerstfeest op de Upper West Side. Daar stapt een vrouw op hem af die hem omverblaast met haar ‘Ik ben Clara’, met haar uitgesproken jukbeenderen en karmozijnrode blouse. Clara lijkt alles wat de verteller niet is: zeker van haar stuk, krachtig, doortastend. Of niet? Zitten herinneringen aan vrouwen van vroeger de verteller in de weg? Clara is het soort vrouw die er, zonder haar gesprekspartner af te tasten, vanuit gaat dat hij haar afkeurende mening over andere gasten deelt. De ‘bedwelmende plagerijen’ tussen de verteller en Clara duren haast honderd bladzijden. De zeven volgende avonden ontmoeten de twee elkaar opnieuw en opnieuw. Ze drinken Earl Grey, eten friet in Clara’s favoriete bar en bezoeken een retrospectieve van Eric Rohmer. Net als in de films van de Franse regisseur praten de bijna-geliefden tot de ochtend en geraken ze verstrikt in de lijnen die ze uitzetten.

Als een hert

Tijdens één van de bioscoopbezoeken vaart Clara uit tegen een man die de films van Rohmer onrealistisch noemt. ‘Wat heeft de echte wereld überhaupt met kunst te maken?’ vindt Clara. Voor wie het nog niet doorheeft: Aciman deelt Clara’s visie op literatuur en kunst en dat merk je meer dan ooit in deze roman. De personages hebben geen jobs, laat staan dat ze luiers verschonen. Vlak na zijn eerste woordenwissel met Clara stelt de 28-jarige verteller: ‘Ik had, net als het hert bij Ovidius, geen stem meer.’ Dat klinkt niet meteen als een late twintiger, ook al gaat het hier om een van melancholie doordesemd exemplaar. In ‘Noem me bij jouw naam’, Acimans briljante debuutroman over een moeizaam op gang komende relatie, weerde de schrijver ook het geruis van onze wereld. Geen popmuziek of i-phones, geen vlotte oneliners en knipogen naar Hollywoodfilms. Toch had die veelgelaagde roman psychologische, emotionele en filosofische componenten. Meer nog, wie dat wilde
, kon hem zelfs realistisch noemen. In ‘Witte nachten’ lijkt Aciman enkel geïnteresseerd in ideeën. Hij kijkt hoe ver hij kan gaan in zijn verkenning van het mijnenveld dat geliefden uit elkaar houdt. In de traditie van de roman d’analyse waart hij rond in het niemandsland van hindernissen dat Clara en de verteller uit elkaar houdt.
Op zich is er niets mis met een onmodieus, haast 19de-eeuws New York , met een stad waar enkel pianomuziek weerklinkt, geen vulgair gebral van DJ’s. Alleen levert Aciman in zijn zoektocht niet genoeg prikkelende gedachten aan. Wie het werk van Aciman kent, zal geen verrassingen ontdekken in ‘Witte nachten’. Aciman haalt oude inzichten boven, zoals zijn al vaak verkende idee dat we zelden in het moment zelf kunnen blijven, iets wat, volgens de auteur, eerder verrijkend is dan treurig. Acimans mengvorm van roman en essay, zo briljant tot uitvoer gebracht in zijn vorige fictiewerk, kan hier minder overtuigen. Dat heeft niet enkel te maken met een gebrek aan nieuwe inzichten, maar ook met de verteller. Elio, de getormenteerde tiener uit ‘Noem me bij jouw naam’, zat de woorden van zijn beminde eindeloos te wikken en te wegen, te draaien en te keren. De lezer deelde zijn kwellingen. Dit gebeurt hier niet omdat de verteller verveelt en af en toe zelfs ergert.
Toch is ‘Witte nachten’ geen complete misser. Er zijn briljante flitsen, zoals de momenten waarop de verteller in zijn jaszakken tast, merkt dat de uitnodiging nog kou is en nat, wat hem – één en al gelukzaligheid – doet besluiten dat hij pas is aangekomen en dat de avond jong is, de betovering nog niet voorbij.

André Aciman – Witte nachten – Anthos – 376 blz. – 19.95 €.