Anthony Bourdain – Medium Raw (De Standaard)


Omelet

Kathy Mathys

Achttiende-eeuwse kookboeken, monografieën over de geschiedenis van de quiche Lorraine of wetenschappelijke sérieux over genetische gemanipuleerde maïs: ik neem het graag tot mij, en niet enkel op regenachtige dagen. Natuurlijk is eetliteratuur hipper dan ooit en zit er hopen kaf tussen het koren. Ik duik dan ook vaak in het verleden. Het werk van M.F.K. Fisher blijf ik herlezen en niemand van de moderne garde kan aan haar tippen: donker, sterk verhalend en met de heerlijkste zintuiglijke details. Benieuwd wat Fisher gevonden zou hebben van rock ’n roll-schrijver Anthony Bourdain, die een sequel schreef op bestseller Kitchen Confidential. Zijn nieuwe heet Medium Raw – A Bloody Valentine to the World of Food and the People Who Cook (Bloomsbury, 281 blz., 19.95 €). Fisher was geen doetje, maar in vergelijking met haar is Bourdain, de vroeger aan coke en heroïne verslaafde kok van Les Halles, een ruig geval. Na het succes van Kitchen Confidential trok Bourdain de wereld rond om varkensoren te eten in Peking en pho, een pittige noedelsoep, in Hanoi. Hij geraakte de weg kwijt, het ging hem duizelen, al die roem. Medium Raw is dus een back-to-basics-boek van een man die inmiddels vader is van een lieftallig meisje en op een lagere versnelling leeft. Op lezingen stoppen fans hem nog wel eens een pakje met wit mysterieus poeder in handen, maar Bourdain is clean. Voor subtiele uitspraken over voedingsethiek kan je beter elders aankloppen. Bourdain is een notoir vleeseter, die vindt dat vegetariërs overal moeten eten wat de pot schaft. Hij noemt hen egoïstisch, een stompzinnige visie die met geen enkel argument valt goed te praten. Wel verstandig is Bourdains advies aan tieners die beginnen te daten: duik niet in bed voor je een omelet kan bakken. Een fiks ontbijt na de bedpraktijken is onontbeerlijk. De beste stukken in Medium Raw zijn die waarin Bourdain de verhalende toer op gaat. Zijn portret van de allerrijksten die samentroepen in verwerpelijke vakantieoorden en er fortuinen uitgeven aan middelmatig voer is prachtig. Ontroerend is het verhaal over Justo, die vis fileert in het New Yorkse Le Bernardin. En dan het interview met superster David Chang, dé Californische wonderboy van de laatste jaren. Bourdain schrijft zo spannend over hem dat ik zijn restaurant ga bekijken volgende maand op reis. Aan de buitenkant, tenzij ik erg veel geluk heb. Nee, Bourdain schopt mijn favoriete dames, Elizabeth David en MFK Fisher, niet van hun voetstuk. Zijn ‘Het is mijn geboorterecht als Amerikaan om overal een deftige hamburger te kunnen krijgen’ jaagt me zelfs de gordijnen in. Lomp en luid, jazeker, maar ook gepassioneerd en eigenzinnig. En zo lezen we het graag.