Ayelet Waldman interview (De Standaard)


Schrijfster, muze, minnares en moeder

Ze is getrouwd met Pulitzer Prize-winnaar Michael Chabon en schreef inmiddels zelf drie romans. Tijd voor een kennismaking met Ayelet Waldman, moeder van vier, gretig lezer en ambitieuze schrijfster.

Kathy Mathys

Het huis komt uit een Hollywoodfilm: brede laan, bomen langs het voetpad, voortuinen met kleurrijke brievenbussen en een porch. Bij Ayelet Waldman en Michael Chabon, het beroemdste schrijverspaar uit Berkeley, staat er nog een ‘Vote Obama’-plakkaat in de tuin. Het huis lijkt verzonken in zijn eigen stilte, wanneer ik naar de voordeur loop, maar dat is schijn. Wanneer Waldman de deur opendoet, neemt ze me mee in de vrolijke chaos. De hond is bijna even groot als de gastvrouw, die blootsvoets en in joggingspak rondloopt. Waldman is druk, praatgraag en, zoals ze zelf zegt, dominant. Drie van haar vier kinderen komen om de hoek piepen, tijdens ons gesprek dat plaatsvindt in een zithoek vol boeken. Abraham, de jongste, demonstreert zijn toverkist ; Ida-Rose haar nieuwe beugel en puberende Ezekiel gromt een vage groet, wanneer hij om kwart over elf van de trap strompelt. Zijn vader heeft hem uit bed gehaald ‘omdat hij anders tot drie uur zou slapen’. Waldman kan niet wachten tot de vakantie voorbij is: ‘Het is hier altijd zo krankzinnig. Enkel tijdens het schooljaar valt het mee. Ik zet de kinderen af op school en schrijf overdag. Michael schrijft ’s nachts, slaapt ’s ochtends en doet daarna wat huishoudelijke dingen. We overwegen om een huis te kopen in Maine voor de zomerperiode. Onze agenda hier in Berkeley is veel te druk. In Maine zit je geïsoleerd en laat iedereen je met rust.’

De kust van Maine, waar Waldman en Chabon al zeven zomers doorbrachten, is het decor voor ‘Zomerse fuga’, Waldmans derde roman en meteen ook haar beste. Hoe gaat een gemeenschap om met verlies en welke vormen neemt verdriet aan in de loop der jaren? De dochter van Iris en Daniel sterft op haar trouwdag, die het eerste deel vormt van de roman. Daarna volgen drie delen voor de drie zomers na het ongeval. Het is Waldmans eerste boek sinds ‘Bad Mother’, haar controversiële non-fictieboek over het huwelijk en het moederschap (zie inzet).

De openhartigheid waarmee ze vertelt over wat een schrijver lijden kan, typeert Waldman helemaal:
‘Na mijn moment de gloire bij Oprah, die me liet praten over ‘Bad Mother’, wou ik absoluut doorbreken als fictieschrijfster. Ik begon aan een roman over een vrouw die vastzit in haar leven – ‘Madame Bovary’ in Silicon Valley, zoiets. Het ging over een rijke, depressieve vrouw die dag in dag uit rondrijdt in haar terreinwagen. Ik vond mijn personage een zeur. Neem toch een baan, dacht ik! Michael en ik maken altijd ‘plotwandelingen’. Dan maken we een toertje en bespreken we onze verhalen. Tijdens één van die wandelingen, barstte ik in tranen uit en vroeg hem of ik het boek mocht weggooien. ‘Gooi het weg’, ze hij, ‘het maakt niet uit’. Wat een opluchting! Daarna probeerde ik een boek te schrijven, gebaseerd op een lezersbrief. Na ´Bad Mother´kreeg ik veel post van vrouwen die zich herkenden in mijn verhaal. Ik schreef een roman over een spaaklopend huwelijk en over de thematiek van adoptie. Ik vond het boeiend maar mijn hoofdpersonage was dik, depressief en lelijk. Mijn uitgever vond het te donker. Daar zat ik dan. Twee romans in de vuilnisbak!’ Waldman en Chabon geven elkaar niet enkel feedback, ze vechten ook om de verhalen die ze horen. ‘Zomerse fuga’ gaat terug op een gruwelijk verhaal dat ze hoorden op vakantie in Maine. Het was het verhaal van een pas gehuwd stel dat omkwam in een auto-ongeval tijdens de rit van de kerk naar de trouwreceptie:
‘Toen we het hoorden, riepen Michael en ik beiden “Vreselijk!” en meteen erna, keken we elkaar aan en riepen “dibs!”. Dat wil zeggen: ik heb recht op dit verhaal. Jarenlang hadden we discussies over wie het boek zou schrijven. Uiteindelijk zei ik tegen hem: “Dit is niet jouw soort verhaal. Er zitten geen buitenaardse wezens in of Holocaustoverlevenden. Gewone mensen zijn mijn terrein.” ‘
De personages reageren erg verschillend op het verlies. Waar vindt u inspiratie?
Ik kijk naar mensen en ik zoek vrienden op met sterke verhalen. Meer nog, ik ga zelfs op zoek naar drama in mijn eigen leven, al geef ik dat niet graag toe. Ik ben een stroper in eigen huis, het is traumatiserend voor mijn familie dat ik hen gebruik in mijn werk. Meneer Kimmelbrod heeft het droge gevoel voor humor van mijn vader. Gelukkig herkennen mensen zich niet altijd in mijn schrijfsels. Ik steek de hand in eigen boezem: toen ik Michaels roman ‘De Jiddische politiebond’ redigeerde, had ik niet eens door dat Bina, het hoofdpersonage, op mij was gebaseerd. Ik zit zelf trouwens ook in ‘Zomerse fuga’: Iris is bazig en betweterig, net als ik.

Heeft u verlies aan den lijve ondervonden?

Mijn ervaring met verlies is beperkt. We beëindigden een zwangerschap, toen uit een test bleek dat de foetus een genetische afwijking had. Ik zonk zes maanden weg in een gruwelijke depressie. Ik mag er niet aan denken wat er met mij zou gebeurd zijn, als ik niet weer zwanger was geworden. In die donkere maanden zocht ik naar iets om me aan op te trekken. Het enige wat ik leerde, was dat je nooit moet vragen aan de rouwende of je iets voor hem of haar kan doen. Doe iets, sta niet te treuzelen aan de zijlijn! Doe de was of de boodschappen, wat dan ook. Verlies dwingt je om de confrontatie met jezelf aan te gaan. Wie het overleeft, leert zichzelf kennen. In de VS zit er altijd een lastig kantje aan: lijden en verlies doen een mens groeien, is hier de gangbare gedachte. Ik weet niet of dat zo is. Soms komen mensen er beter uit, niet altijd.

In de VS moet je heel snel je verlies verwerken. Zes maanden voor de dood van een kind. Duurt het langer, dan vinden dokters het ‘pathologisch’. Dat vind ik vreselijk. Vorig jaar had onze zoon Ezekiel zijn bar mitswa en toen de rabbi vroeg wie we wilden herinneren, zei een van onze vrienden de naam van zijn zoon die zeven jaar eerder was gestorven. Michael en ik vonden dat mooi, maar je merkte heel goed dat niet iedereen er blij mee was. Veel mensen vonden dat die herinnering het moment verpestte.

Op uw website geeft u leestips aan fans. Laat u zich beïnvloeden door andere schrijvers?

Ik ben een gretige lezer, zoals je kan zien op http://ayeletwaldman.com/book-log/ . De schrijvers die ik goed vind, imiteer ik, dat besef ik. Wanneer ik Austen lees, dan probeer ik zoals haar te schrijven, ook al merkt de lezer dat uiteindelijk niet. Ik geef er mijn eigen draai aan. Je hebt van die schrijvers die rondbazuinen dat ze geen fictie lezen omdat ze hun stijl niet ‘besmet’ willen zien. Wel, dat zijn nu net de schrijvers waarvan ik denk: god, ik wou dat ze zich hadden laten ‘besmetten’. Ik ben niet jaloers, dat moet ook wel met Michael als echtgenoot. Hij is de beste Engelstalige schrijver die er is, samen met Franzen. Hij behoort tot een ander universum. Ik vind het stimulerend om een superieur schrijver aan mijn zijde te hebben. Ik merk hoe hard hij werkt. Alle versies van zijn verhalen gaan door mijn handen en zelfs bij hem loopt het schrijfproces niet altijd makkelijk. Hij redigeert mijn manuscripten en ik krijg die dan terug vol rood. ‘DB’ staat erop, tientallen keren: ‘do better’. Vreselijk, maar ook leerrijk.

Vroeger was u advocate. Schreef u toen al?

Nee, als tiener krabbelde ik afschuwelijke poëzie in mijn dagboek, dat soort dingen. Bij ons huwelijk bracht ik een toost uit met de woorden ‘Maak je geen zorgen, Michael, ik word nooit schrijfster.’ Hij was namelijk getrouwd geweest met een schrijfster en dat was een ramp. Ik wou iedereen geruststellen, van mij hoefde hij geen competitie te vrezen. Toen werd Sophie geboren, onze oudste. Michael schreef ’s nachts en overdag was hij bij Sophie. Ik zat in de parkeergarage van één of andere gevangenis met mijn borstpomp, jaloers omdat hij zoveel tijd met haar kreeg. Ik wou thuis blijven, iets wat ik daarvoor nooit voor mogelijk had gehouden. Ik gaf mijn baan op en na vijf minuten vond ik het al vreselijk. Toch gaf ik niet toe dat ik een fout had gemaakt en al zeker niet tegenover mijn feministische moeder die me had gezegd dat het geen goed idee was. Ik wou iets omhanden hebben en ik dacht: ik ga een moordmysterie schrijven. Michael stuurde het naar zijn uitgever en die vond het leuk. Ik schreef er nog enkele, tot ik meer wou, iets waar ik mijn tanden in kon zetten. Ik ben altijd ambitieus en agressief geweest. Nadat ik mijn eerste roman schreef, had ik het gevoel dat alles op zijn plaats viel. Michael heeft het me trouwens nooit kwalijk genomen, dat ik ging schrijven.

Drie romans over moederschap en verlies: kan u uit die thematiek nog meer halen?

Na drie boeken heb ik alles verteld. Mijn volgende roman gaat over Hongaarse joden. Ik groeide op in Canada en de V.S. maar mijn voorouders waren Joden uit de Oekraïne. Ik wou nooit over Israël schrijven, maar nu heb ik de indruk dat ik er naartoe wordt gezogen. Ik ben bang, al is het niet zo dat ik me ver van de politiek wil houden. ‘Daughter’s Keeper’, mijn eerste roman, was heel politiek, hij ging over drughandel. Als het om Israël gaat, heb ik een standpunt dat me nerveus maakt. Ach ja, Michael zegt altijd dat je je als schrijver het best in de gevarenzone kan bevinden. Anders is het te behaaglijk en niet boeiend genoeg. Ik heb het gevoel dat ik me meer en meer op gevaarlijk terrein begeef. Ik ben begonnen als schrijfster van dwaze moordmysteries. Nu begin ik eindelijk vertrouwen te krijgen in mijn talenten als schrijver.

Inzet:

Slechte moeder?

In 2005 schreef Waldman ‘Truly, Madly, Guiltily’, een essay voor de New York Times, waarin ze stelde dat ze meer van haar man hield dan van haar kinderen. Michael Chabon is haar zon, de kinderen zijn de manen in het Waldman-universum. De schrijfster had het over haar rijke seksleven en voelde zich een vreemde eend in de bijt tussen de jonge moeders uit haar omgeving, die te uitgeput waren voor seks. Waldman haalde zich de woede van duizenden Amerikaanse moeders op de hals. In ‘Bad Mother – A Chronicle of Maternal crimes, Minor Calamities, and Occasional Moments of Grace’ schreef Waldman op een eerlijke en verfrissende manier over haar relatie met haar kinderen, haar bipolaire stoornis en over haar huwelijk. In ‘Zomerse fuga’ stelt Waldman dat sommige kinderen beter bij sommige ouders passen dan anderen. ‘Ik geloof echt dat dit klopt, al is het een taboe natuurlijk,’ vertelt Waldman. ‘Soms ben je een betere moeder voor je ene kind dan voor je andere. Op één van mijn zonen was ik vanaf de eerste minuut verliefd ; hij was mijn hart en ziel, een beetje als mijn liefje. Mijn psychiater zei dat die relatie niet optimaal was voor mijn zoon. Ik had het gevoel dat hij een dolk in mijn hart stak. Ik was kwaad, tot ik ging beseffen dat het kind afstand nodig had. Ik denk nu dat ik een betere moeder was voor mijn dochter, die niet aan me zat vast geklit. Als je over dit soort dingen praat, denken mensen meteen dat je een favoriet hebt. Weet je wat ik denk? Ik heb vier kinderen en ik kan ze niet elke dag allemaal even veel aandacht geven of even graag zien. Voor vrouwen is het moederschap sterk beladen door allerlei theorieën over ‘de perfecte moeder’. Vrouwen kwellen zichzelf, piekeren er zich suf over en dat vind ik jammer.’

***
Ayelet Waldman – Zomerse fuga – Anthos – vertaald door Anneke Bok – 394 blz. – Oorspronkelijke titel: Red Hook Road.
***
Ayelet Waldman – Bad Mother – Anchor Books – 213 blz.