David Almond interview (Leesgoed)


Een verhaal als een nest

Dertien jaar na verschijning van David Almonds ‘De schaduw van Skellig’ verschijnt een prequel op het verhaal, waarin de eigenzinnige Nina vrij spel krijgt.

Kathy Mathys

‘De schaduw van Skellig’ was een klein mirakel. Het was een sober, poëtisch, aangrijpend en diepzinnig verhaal over de vriendschap die Michael en buurmeisje Nina sluiten met Skellig, een vogel- en engelachtig mensenwezen. Hoewel Michael het verhaal van Skellig vertelde, drukte Nina, die thuislessen krijgt van haar moeder, dol is op vogels en op tekenen, haar stempel op de roman. Prequel ‘Mijn naam is Nina’ zou je kunnen omschrijven als Nina’s notitieboek. Hoe voelde Nina zich voor ze Michael leerde kennen en wat ging er in haar om? Dat zijn de vragen die David Almond zich stelde. In Antwerpen praat hij vol liefde over zijn favoriete personage.
Schreef u deze prequel op eigen initiatief of onder druk?

Sinds ‘De schaduw van Skellig’ uitkwam, kreeg ik steeds weer de vraag of ik een sequel wou schrijven. Vooral kinderen waren er happig op. Ik heb altijd geweigerd omdat bepaalde elementen uit ‘Skellig’ een mysterie moeten blijven. Toen mijn Amerikaanse uitgever een verjaardagseditie van ‘Skellig’ wou uitbrengen, tien jaar na verschijning, kreeg ik de vraag om iets extra te verzinnen voor achterin. Ik schreef toen een deel van Nina’s notitieboek. Ik kreeg meteen een stroom aan ideeën en gedachten. Het leek wel alsof Nina tegen me zei: ‘Komaan, het werd tijd dat je aan mijn verhaal begon.’ Het was een heerlijk boek om te schrijven, het ging erg natuurlijk. Toen ik haar toon, de manier waarop ze zou schrijven, had gevonden, gebeurde de rest vanzelf.

Ging dat zo makkelijk omdat Nina de tien voorafgaande jaren door uw hoofd was blijven spoken?

Inderdaad. Nina is het beste personage dat ik ooit schreef, ze is mijn favoriet. Er zijn theater- en operabewerkingen van ‘Skellig’ geweest, een film, een radiohoorspel. Bij elke bewerking leerde ik iets bij over Mina, dankzij de knappe invulling die actrices aan haar gaven. Bij de film was ik niet erg betrokken. De plannen voor een filmadaptatie kwamen er al heel snel, maar het duurde lang voor het project van de grond kwam. In het begin gaf ik tips aan de regisseur en werkte ik mee aan het script, maar het duurde me allemaal te lang. Als romanauteur schrijf je een boek en wanneer het af is, stap je over naar het volgende. Bij film is dat een eindeloos proces en na een tijd verveelde het me. Ik heb wel het uiteindelijke scenario gezien en vond het erg goed. Ook de acteurs waren uitstekend gekozen. Ik was blij met de film.

Nina lijkt in ‘Skellig’ zelfzekerder dan in ‘Mijn naam is Nina’.

Ja, dat vind ik ook. In het begin van ‘Skellig’ heeft ze een lange weg afgelegd en het is die weg die ik beschrijf in ‘Mijn naam is Nina’. Ze is ze heel erg op zoek naar zichzelf. Ze doet dat door de school te verlaten, te experimenteren met woorden, de wereld te ontdekken. Ze heeft weinig contact met anderen, vindt relaties met mensen niet altijd even makkelijk. Wanneer ze, in het begin van ‘Skellig’ Michael aanspreekt en zegt ‘Mijn naam is Mina’, dan is dat een grote overwinning voor haar. Ze weet op dat moment wie ze is.

Het boek heeft geen traditionele structuur of duidelijke plot. Was het meteen duidelijk hoe u dit boek moest aanpakken?

Ja, voor mij was het vanzelfsprekend dat Mina geen rechtlijnig verhaal zou schrijven omdat haar geest niet zo werkt. Toen ik dat besefte, zag ik dat als een enorme mogelijkheid. Ik laat haar zeggen dat verhalen geen rechte lijnen hoeven te zijn. Een verhaal kan zijn als een boom, als een nest. Ik vond dat bevrijdend, het was heerlijk om te experimenteren.

Het boek bevat opvallend veel terzijdes over het schrijfproces. Komen Nina’s ideeën over schrijven overeen met die van u?

Er zijn heel veel overeenkomsten. Vooral het speelse van het schrijfproces is iets wat we allebei belangrijk vinden. Je hoort meestal enkel hoe lastig en moeilijk schrijven is. Toch is dat slechts een deel van het verhaal. Ik ben erg geïnteresseerd in de manier waarop kinderen leren schrijven. Volgens mij is de aanpak van leraren en begeleiders vaak verkeerd. Ze geven kinderen de indruk dat schrijven ontzettend moeilijk is en dat je je wel heel hard moet inspannen om er iets van te maken. Ik vind, net als Mina, dat je net zo goed iets mag schrijven dat nergens op slaat. Nonsens, iets rommeligs. Experimenteren, dingen uitproberen buiten de geijkte patronen, dat vind ik belangrijk.

Dat doet denken aan de aanpak die docenten creatief schrijven hanteren. Ze maken de opdrachten klein en toegankelijk, zodat de schrijver het proces minder intimiderend vindt.

Inderdaad, ik geef creatief schrijven aan volwassenen en kinderen. Daarbij maak ik gebruik van Nina’s schrijfopdrachten, die in de roman staan. Zo luidt een van haar opdrachten: ‘Schrijf een bladzijde vol volslagen onzin. Daar komen mooie nieuwe woorden van. Daar komen ook heel verstandige resultaten uit voort.’ Wanneer ik langsga bij scholen, praat ik met leraren over de schrijfoefeningen die ze geven. Velen vinden het niet makkelijk. Sommigen gebruiken Nina’s opdrachten en vinden dat erg bevrijdend, zowel voor henzelf als voor de leerlingen. Ik geniet erg van de schrijfworkshops die ik aan kinderen geef, ze staan open voor het experiment. Jammer genoeg zorgt ons onderwijssysteem ervoor dat kinderen zich geremd gaan voelen, eens ze wat ouder worden.

In hoeverre is de lerares in ‘Mijn naam is Nina’, die haar leerlingen opdraagt een schrijfplan te maken waar ze niet mogen van afwijken, representatief voor de aanpak in het Engelse onderwijs?

Begrijp me niet verkeerd: ik vind het geweldig wat de meeste onderwijzers doen. Het is een job die zwaar onderschat wordt en je moet erg inventief zijn om creatief te blijven binnen het curriculum. Jammer genoeg geven veel leraren schrijfopdrachten die ze zelf niet hebben uitgeprobeerd, dat is een van de grote problemen. Ik geef dus graag workshops waarbij leraren zelf de opdrachten voor hun leerlingen uitvoeren. Ze beseffen dan dat veel ‘traditionele oefeningen’ niet uitvoerbaar zijn. Soms tonen leraren me oefeningen waarvan ik weet dat ik ze niet zou kunnen maken. Hoe kan je dan in godsnaam verwachten dat kinderen er iets van bakken? Ik vertel leraren dat ik voor mijn eigen romans niet alles tot in de kleinste details plan en dat is een eyeopener voor hen.
Mijn boek is dus niet zozeer een aanklacht tegen leraren maar tegen het onderwijssysteem. Toen ‘Skellig’ uitkwam, in 1998, was het onderwijssysteem erg gericht op tests, op resultaten. Creativiteit en exploreren was haast onmogelijk binnen het toenmalige curriculum. Er waren veel leraren die daar problemen mee hadden, maar ze voelden de druk van het programma. Ik sta erg sceptisch tegenover de mensen die de leerprogramma’s samenstellen. Wanneer ik die programma’s doorneem, krijg ik de indruk dat de makers ervan helemaal niet snappen hoe de geesten van kinderen werken.

U gaf jarenlang les. Aan welk publiek?

Ooit was ik zelf onderwijzer, eerst in de basisschool, dan gaf ik les aan volwassenen en uiteindelijk aan kinderen met leerproblemen. Die laatste groep was erg interessant. Kinderen die moeite hebben met schrijven, zijn een beetje als schrijvers. Telkens ze iets proberen te schrijven, weten ze niet goed hoe ze het moeten aanpakken. Ik begreep hun problemen met taal erg goed want als schrijver loop je er ook tegenaan.

Lichtvoetig filosofisch

‘Mijn naam is Nina’ is één van de meest filosofische boeken die David Almond al schreef. Nina stelt zich vragen over hemel en aarde, over de ziel. Deze ideeën zitten ook in eerder werk van de schrijver, maar geen van Almonds personages filosofeert op speelsere wijze dan Nina.

Almond:
Ik hou van de lichtvoetige, haast ritmische manier, waarop Nina omgaat met die vragen. Wie ouder wordt, denkt wel eens dat het geen zin heeft om die vragen te stellen omdat er toch geen sluitend antwoord is, maar voor kinderen zijn die onderwerpen prangend. Is er een God? Wat gebeurt er met mensen die doodgaan? Dat soort vragen stellen ze zich voortdurend. Toch zijn de vragen in het boek niet enkel Nina’s vragen. Ik stel ze mezelf ook. Het is belangrijk om als schrijver nauw betrokken te zijn bij je project. De angsten, verlangens en vragen van het personage zijn in het ideale geval afkomstig uit je eigen hart.
Ik vond het wonderlijk om de lege pagina’s in het boek te ‘schrijven’. Nadat ik het boek afhad las ik over John Cage die 4 en een halve minuut van stilte schreef en ik zag parallellen met Nina’s blanke bladzijden en met mijn gedachten over schrijven en componeren. Die ideeën kon ik kwijt in ‘Mijn naam is Nina’ zonder een intellectueel, ontoegankelijk boek te schrijven. In zekere vormt dit boek een synthese van mijn gedachten.

Ziet u uw oeuvre als één groot geheel?

Absoluut, uit elk boek vloeit op heel natuurlijke wijze het volgende voort en elk boek is beïnvloed door boeken die ik eerder schreef. Zo draagt ‘Mijn naam is Nina’ de sporen van ‘Skellig’ maar ook van ‘De vuurvreter’ en ‘De wildernis’. Wat alle boeken met elkaar verbindt, is de rol die het landschap erin speelt. Ik zie de setting als een echt personage. Bijna alle plekken die ik beschrijf, ken ik heel intiem omdat ik er geleefd heb. Ik vind het belangrijk dat verhalen een realistische locatie hebben, een tunnel die echt door Newcastle loopt, bijvoorbeeld. Dat realistische element is de grondlaag voor mijn verhalen, die magie bevatten zonder helemaal los te komen van de wereld die we kennen. Dat Skellig vleugels heeft, is voor mij even natuurlijk als het feit dat vogels vleugels hebben. We wonen in een wereld die werkelijk magisch is, vind ik. Je hoeft er als schrijver eigenlijk weinig aan toe te voegen.

In hoeverre hebben die magische elementen iets te maken met uw Noord-Engelse afkomst

Er is ongetwijfeld een verband tussen de twee en dat merk je vooral in de taal die ik gebruik. De verhalen over de eilanden en stranden in dat heel aparte gebied bij Newcastle waar ik woon, schemeren door in mijn werk. Het duurde even voor ik accepteerde dat ik over die plek kon schrijven. In het begin verzette ik mij ertegen. Het Noorden van Engeland leek me toen minder interessant dan Londen. Toen ik na een lange periode van weigerachtigheid mijn blik weer op het Noorden richtte, merkte ik dat het een plaats vol juwelen is. Die zijn heel waardevol voor een schrijver. Hetzelfde geldt voor religie. Ik groeide op in een katholiek gezin en als jonge schrijver weerde ik alles wat rook naar religie uit mijn werk, tot ik inzag dat het me sterker maakte als schrijver om juist die dingen toe te laten. Ik liet de rituelen toe, de taal, de donkere tegenpolen van God en de engelen. Toen ik Marquez las, besefte ik dat zijn werk allicht niet exotisch of bevreemdend is voor zijn familie, terwijl het voor buitenlandse lezers sprookjesachtig is. Ik leerde in te zien dat mijn verhalen dezelfde uitwerking hebben op niet-Noorderlingen.

Voelt u zich als Noorderling een buitenstaander?

Ja. Vroeger vond ik dat een probleem, nu denk ik dat het beter is om aan de zijlijn te staan. Het houdt je scherp. Ik kom uit een eenvoudig gezien, arbeidersklasse met bescheiden aspiraties om hogerop te komen. Ik heb weinig affiniteit met de Engelse elite, de jongens die naar Eaton en Oxford gingen en al eeuwenlang ons land besturen. Wij, Noorderlingen, kijken met een meewarige blik naar het Zuiden. Ik schrijf over eenvoudige mensen, velen van hen hebben het niet breed en hebben geen ingewikkelde opleiding gevolgd. Toch zijn hun levens het meer dan waard om beschreven te worden.

Romans als ‘Slangenkuil’ en ‘Duister’ zijn donkerder dan uw vroege werk. Heeft u een verklaring voor die evolutie?

Tussen de publicatiedatum van ‘Skellig’ en ‘Duister’ gebeurden er gruwelijke dingen als 9/11 en de oorlog in Irak. De retoriek van George Bush, wanneer hij over die oorlog sprak, de manier waarop wreedheid deel ging uitmaken van het politieke discours, de beelden van onthoofdingen op het internet beïnvloedden ‘Duister’. ‘Slangenkuil’ kwam ook voort uit dat politieke klimaat. Toen wij als kind oorlogje speelden, deden we de Engelsen en de Duitsers na. Nu spelen kinderen ‘Irakoorlog’. Natrass, een van de personages in ‘Slangenkuil’ stelt dat mensen houden van geweld en ik vrees dat hij voor een deel gelijk heeft. Ik speurde opwinding over de oorlogen in Irak en Afghanistan en dat vond ik schokkend. Uit die gevoelens en gedachten is ‘Slangenkuil’ gegroeid.

Houdt u er bij donkere scènes rekening mee dat sommige lezers nog jong zijn?

Toen ik ‘Slangenkuil’ schreef, een roman waarin sprake is van gruwelijke video’s op het internet, hield ik me in. Had ik het voor volwassenen geschreven, dan was ik verder gegaan. Niet zozeer in het verbeelden van geweld maar in de uitwerking van de filosofische vragen. Waarom roepen de gruweltaferelen uit ‘American Psycho’ bewondering op bij mensen? Begrijp me niet verkeerd: ik vind Bret Easton Ellis een goede schrijver. Toch vraag ik me af of het wel zo bewonderenswaardig is dat je de meest extreme gruwelen kan verzinnen.
De vraag of iets geschikt is voor kinderen houdt me zeker niet voortdurend bezig. Ik zorg er meestal voor dat er zowel licht als duisternis in mijn verhalen zit, omdat dat heel logisch is volgens mij. Je hebt geen engelen zonder duivels. ‘Duister’ is in dat opzicht een uitzondering, het is mijn meest pessimistische boek want het komt niet goed met het hoofdpersonage, Stephen Rose. Ik zie Nina als de tegenpool van Rose. Ze is betoverd door de wereld en die betovering slaat, hoop ik, over op de lezer.
Mijn romans worden zowel gelezen door volwassenen en kinderen, dat is altijd zo geweest. Mijn volgende boek verschijnt zowel in een editie voor kinderen als voor volwassenen. Hij gaat over een jongen die schrijfproblemen heeft en die leert schrijven in de loop van het verhaal. In die zin sluit het boek aan bij ‘Mijn naam is Nina’.

David Almond – Mijn naam is Nina – Querido – 239 blz.
David Almond – De schaduw van Skellig – Querido – 156 blz.

Over de film (aparte kader):

Annabel Jankel brengt met ‘Skellig’ een van de sterkste kinderfilms van het jaar uit. De verfilming van David Almonds bekroonde debuut, zit vol beelden van wriemelende pissebedden, spinnen en krakende deuren. Het is allemaal net iets enger dan in Almonds debuutroman en op de dramatische momenten klinkt er al even dramatische muziek. Toch is dit een prachtverfilming, heel on-Hollywoodiaans. Jankel bleef voor het grootste deel trouw aan het boek, al zijn er hier en daar accentverschuivingen. Michaels schoolvrienden krijgen een grotere rol, terwijl Nina’s moeder nauwelijks in beeld komt. Jankel en haar team nemen de tijd om het verhaal te vertellen en ze hebben veel aandacht voor de vragen waar Michael mee zit. Zal zijn pasgeboren zusje weer beter worden? Zullen zijn ouders nog wel tijd voor Michael vinden? Het Noord-Engelse landschap in grijs-groene tinten komt helemaal tot leven in deze film met uitstekende cast. Tim Roth is subliem als Skellig – het mysterie van dit gevleugelde wezen blijft intact. Ook Kelly Macdonals is heel overtuigend als Michaels moeder. Het enige minpunt: de scène waarin Nina en Michael met Skellig uitvliegen, is pure Harry Potter en is eigenlijk overbodig. (KM)