Edward St Aubyn – De Patrick Melrose-romans (De Standaard)

Observeer alles
De tafel is strak gedekt en het bestek gemaakt van zilver, maar er schuilt sadisme en verderf onder het oppervlak in ‘De Patrick Melrose-romans’, de meesterlijke cyclus van Edward St Aubyn.
Kathy Mathys
Zijn naam hoort thuis in dit rijtje: Marcel Proust, John Williams, Karl Ove Knausgård. Toch is de Engelse Edward St Aubyn bij ons relatief onbekend. Ten onrechte, zo blijkt bij herlezing van de romans over Patrick Melrose, die nu voor het eerst in één band zijn uitgegeven.
Net als Knausgård ontgint St Aubyn het eigen leven voor een romancyclus, al gebruikt laatstgenoemde fictieve namen en is zijn stijl veel minder sober. Beide auteurs zijn schatplichtig aan Marcel Proust: ze ontleden de tijd, herscheppen hun zinnelijke verleden in woorden. St Aubyn heeft het over ‘het deerniswekkende verstrijken van de afzonderlijke seconden’. Patrick Melrose zit gevangen in de tijd, die van vroeger en die van nu, de tijd omklemt hem als drijfzand.
Als vijfjarige wordt Patrick Melrose verkracht door zijn vader, een mislukt pianist en niet-praktiserend arts, die dan al zestig is. St Aubyn beschrijft de gruweldaad, die plaatsvindt in het vakantiehuis van de rijke Melroses, één keer maar laat verderop in de cyclus verstaan dat het niet bij dit ene vergrijp bleef.
De setting van het eerste boek ‘Laat maar’ is als een balsem: de wijngaarden, de vijgenbomen, het water. Er is geen groter contrast denkbaar met de perversiteit van de vader, die ook zijn echtgenote Eleanor kwelt. Zij is een rijke Amerikaanse met wie de verarmde, adellijke vader enkel trouwde om het geld. Eleanor drinkt, lijdt aan angstneuroses en schenkt ruimhartig aan goede doelen. De volwassen Patrick Melrose merkt terecht op dat ze alle kinderen ter wereld wilde redden maar er niet in slaagt het hare te beschermen. Toch is deze cyclus geen afrekening met het ouderpaar. De schrijver waagt zich in de geesten van de vader en de moeder, hij probeert hen te begrijpen.
Valse troost
St Aubyn was aanvankelijk van plan om een trilogie te schrijven. ‘Laat maar’, ‘Slecht nieuws’ en ‘Wat heet hoop’ verschenen snel na elkaar in de eerste helft van de jaren 1990, ‘Moedermelk’ en ‘Eindelijk’ respectievelijk in 2006 en 2011.
‘Slecht nieuws’ is het donkerste van de vijf omdat Patrick Melrose dan een dieptepunt bereikt. Hij zit zwaar aan de drugs en hoort stemmen in zijn hoofd. Aan heroïne, ‘zacht en vol als de hals van een houtduif’, ontleent hij een valse troost. St Aubyn beschrijft het vinden en missen van aders, het scoren in griezelige buurten. ‘Slecht nieuws’ is een beklemmende helletocht.
In vergelijking daarmee is ‘Wat heet hoop’ bijna lichtvoetig. Het verhaal toont de aanloop naar een verjaardagsfeest in adellijke Engelse kringen. Er is zelfs koninklijk bloed aanwezig en St Aubyn amuseerde zich overduidelijk met de creatie van zijn vileine prinses. Na de beklemming van Patrick Melroses obsessieve geest is de dwaaltocht door de vele feestgangershoofden een verademing. Alle boeken bevatten humor en grimmige ironie maar ‘Wat heet hoop’ is het geestigst. Patrick Melrose is niet langer verslaafd en aan het eind van deel drie vraagt hij zich af of er iets van gemoedsrust voor hem in het verschiet ligt.
‘Moedermelk’ toont Patrick Melrose als vader. Hij kampt nog steeds met depressies en drinkt teveel maar is ‘vastberaden de bron van zijn lijden niet door te geven aan zijn kinderen’. In het laatste deel, ‘Eindelijk’, begraaft hij zijn moeder. Voor het eerst slaagt hij erin haar tragiek te bevatten in dit fenomenale slotakkoord.
‘De Patrick Melrose-romans’ zijn geschreven in een stijl die op elke bladzijde begeestert. St Aubyn heeft het over ‘gordijnen die opbollen en weer inzakken als verzwakte longen’. Gedachten van kinderen die nog niet kunnen praten omschrijft hij als ‘verfspatten op een vel papier’.
Verbijsterend toch hoe deze boeken simultaan geestig, woest, fijnzinnig en aangrijpend zijn. En wat zijn ze op technisch vlak virtuoos, zoals de schrijver van het ene hoofd in het andere glipt.
De gesprekken tussen de personages zijn de ene keer luchtig, de andere keer gaat het over identiteit, vrijheid, herinneren.
Observeer alles: dat droeg David Melrose zijn zoon steeds weer op. Het is schrijnend dat St Aubyns immense observatietalent voortkomt uit een afgrijselijke kindertijd. Toch kunnen wij lezers ons enkel gelukkig prijzen met de ruim achthonderd weergaloze bladzijden die deze romancyclus telt.
*****
Edward St Aubyn – De Patrick Melrose-romans – vertaald door Nicolette Hoekmeijer – Prometheus – 845 blz. – 19.95 €
Eerste zin: ‘Om halfacht ’s ochtends liep Yvette over de oprit naar het huis, met in haar armen het wasgoed dat ze de vorige avond had gestreken.’