Eleanor Catton (De Standaard)


Bovenal verwondering
Vorig jaar won ze de Man Booker Prize voor een roman in Victoriaanse stijl, die speelt op de Australische goudvelden. Ontmoet Eleanor Catton, een grandioos talent.
Kathy Mathys
De jongste winnares van de Man Booker Prize ooit, 28 is ze, is een benaderbare vrouw. We zitten in de ontbijtruimte van haar hotel en ze grinnikt, wanneer ze de Van Gogh-chocolaatjes op tafel opmerkt: ‘Die zijn leuk.’ De Nieuw-Zeelandse Catton is de schrijfster van ‘De repetitie’, een roman die begon als haar afstudeerproject aan de Iowa Writers’ Workshop, en van ‘Al wat schittert’. Ze heeft altijd geschreven, vertelt ze, en een liefde voor woorden, syntaxis en experiment zit haar in het bloed. Toch is ze niet enkel de schrijfster die houdt van vormelijke avonturen en waaghalzerijen, haar personages vormen het hart van haar werk. ‘Ze lijken allemaal wat op mij,’ zegt Catton. ‘Mijn moeder was een bibliothecaresse en ik groeide op tussen de kleurrijke personages. Aan die jaren heb ik een hartstochtelijke liefde voor kinderboeken overhouden. Ik verslind ze nog steeds.’ Erg typerend voor de Nieuw-Zeelandse cultuur is dit beeld van haar jeugdjaren niet. Volgens Catton zijn haar landgenoten al te nederig, voelen ze zich ongemakkelijk wanneer iemand over boeken begint te praten.
‘Toen ik veertien was, maakte ik met mijn vader een reis door Nieuw-Zeeland op de tandem. Ik was onder de indruk van het landschap en begon me af te vragen hoe mensen het vroeger doorkruisten. Zo ontstond het idee om iets te schrijven over de goudzoekers. Misschien is het wat overdreven om dat het begin van “Al wat schittert” te noemen, ik had nog geen concrete aanpak voor het boek . Het was meer alsof ik een deur zag in de verte waar ik ooit door zou wandelen.’
Nadat haar sprankelende debuut ‘De repetitie’ wereldwijd met luid applaus werd onthaald, slaagde Catton er niet meteen in om een tweede boek te schrijven. Ze vergelijkt de situatie met de emotionele toestand waarin je verkeert nadat een relatie is afgesprongen. Elke nieuwe relatie die je dan aangaat, zal naar alle waarschijnlijkheid mislukken. Daarom wachtte ze en broedde ze op een plan. Via allerlei slinkse wegen vond ze haar toegang tot wat uiteindelijk ‘Al wat schittert’ zou worden. Het werk van Carl Jung beïnvloedde haar immens, met name wat hij schreef over archetypen.
‘Ik wou een klassiek verhaal schrijven, een moordmysterie met slechteriken en geliefden, met archetypen zoals je die in sprookjes vindt. Die interesse vloeit rechtstreeks voort uit mijn vorige boek, een roman over het theater en over rollenspel. Via Jung, een fervent astroloog, ontdekte ik dat de dierenriem een systeem is van relaties, tussen de tekens onderling en tussen de tekens en de planeten. Het systeem van de zodiak bepaalt niet alleen het verloop van het verhaal, maar ook de structuur. Ik heb lang gekeken naar de manier waarop de planeten bewogen en hoe ik dat kon verwerken in de plot, uiteindelijk is het me gelukt.’
Het boek bestaat uit twaalf delen, die korter en korter worden naarmate het verhaal vordert. Met elk nieuw deel komt een ander inzicht: ‘De zon is een twaalfde opgeschoven (…) en met die beweging ontstaat er een nieuwe wereldorde, een nieuw perspectief op het geheel,’ schrijft Catton. De schrijfster gelooft niet dat er zoiets is als De Waarheid en ze vindt ieders perspectief waardevol. ‘Ik heb dit vooral ontdekt door feministische auteurs te lezen. Dankzij hen leerde ik om de dingen niet als vanzelfsprekend te zien, als onwrikbaar. Zij leerden me dat de wereld er door de ogen van een ander niet eender uitziet. Voor mij is lezen een manier om andere werelden te verkennen. Ik hou ervan om me te verwonderen over het onbekende.’
U schrijft niet enkel over de negentiende eeuw, u klinkt ook als een negentiende-eeuwse auteur. Hoe belangrijk was het om daarin perfectionisme na te streven?
Tijdens mijn research las ik veel hedendaagse historische romans en die vielen me meestal tegen. Van zodra er een anachronisme opduikt, werkt het boek voor mij niet meer. Ik heb ook een hekel aan het ‘Forrest Gump’-effect in historische fictie: zowat elke belangrijke gebeurtenis uit het tijdperk waarin het boek speelt, duikt op in de roman kwestie. Ik vind dat geforceerd, misschien komt het doordat ik opgegroeid ben in Nieuw-Zeeland, ver weg van de dingen. Als iemand me zou vragen hoe 1997 er voor mij uitzag, zou ik het helemaal niet hebben over de dood van prinses Diana. Die gebeurtenis had niets met mijn leven te maken. Historische romans herhalen voor mij te vaak wat we al weten over het verleden, die valkuil wou ik vermijden. Daarom begon ik romans te lezen uit de negentiende eeuw zelf, aandacht te besteden aan de dictie en het ritme, de manier van converseren, die heel anders is dan de onze. Het boek is lang, wat niet mijn bedoeling was, maar wat onvermijdelijk werd, toen ik het idee opvatte om een Victoriaanse roman te schrijven.
De roman bevat opvallend veel dialogen en de gesprekken tussen de personages zijn heel anders dan lezers van moderne romans gewend zijn.
De conversaties volgden bepaalde patronen, ze zijn uitgebreid, beantwoorden aan bepaalde vormen. Dat wilde ik respecteren. Ik ben erg geïnteresseerd in de manier waarop mensen zich uitdrukken. Een personage als Lydia Wells ontleent haar autoriteit in de mannenwereld waarin ze opereert aan de manier waarop ze spreekt. Ze is niet op haar mond gevallen, zit altijd wel klaar met een oneliner. Ik vond het heerlijk om haar te schrijven, ze is zoveel sneller dan ik. Ik kom pas twee dagen na de feiten met een geschikte repliek, wanneer iemand een opmerking tegen mij maakt. Negentiende-eeuwse romans staan vol met brieven, heerlijk vind ik dat. Mijn personages zijn echte raconteurs, ze genieten ervan om in debat te gaan, om te filosoferen over hypothetische kwesties. Er waren nog geen telefoons en daarom was conversatie van persoon tot persoon essentieel.
De Victoriaanse roman heeft heel weinig gemeen met de moderne roman. Ik vind de hedendaagse obsessie met het individu, de ik-persoon, soms tergend. Kies je voor de eerste persoon en schrijf je in de tegenwoordige tijd, dan gaat er zoveel verloren. Je krijgt als lezer geen panoramisch overzicht. Net als negentiende-eeuwse auteurs beschrijf ik de personages, wanneer ik ze voor het eerst opvoer. Ik vertel iets over hun psychologie en hun uiterlijk. Dat is bevreemdend, denk ik, voor moderne lezers. We zijn het niet gewend om door anderen beschreven te worden, zijn vooral gewend om ons eigen verhaal te schrijven. Kijk maar naar de manier waarop we een eindeloze vertelling over onszelf componeren op Facebook.
Hoe belangrijk is de mysteriecomponent in uw roman?
Voor mij is de plot altijd het belangrijkste geweest. Ik weet dat er veel lagen in het boek zitten maar als het verhaal zelf de lezer niet boeit, heb ik gefaald. Ik heb veel plezier beleefd aan het in elkaar steken van de puzzel. Een lezer die niets weet over astrologie kan mijn boek perfect lezen, de structuur herinnert de lezer er vooral aan dat er sprake is van kosmische krachten en dat de personages niet alle macht in handen hebben. Tijdens mijn research las ik Italo Calvino’s ‘Het kasteel van de kruisende levenspaden’, een boek waarvan de structuur gebaseerd is op een tarotspel. Ik vond het ontzettend saai want het ging enkel om het vormelijke experiment, het verhaal was volledig ondergesneeuwd. Dat wou ik vermijden.
Zowel in ‘Al wat schittert’ als in ‘De repetitie’ lijkt u gefascineerd door de manier waarop we praten. Wat wou u onderzoeken in uw debuut?
De roman gaat over een tienermeisje dat een affaire heeft met een leraar en over de theaterbewerking van dit incident. Ik was geïnteresseerd in gender en met name in de impact van gender op de manier waarop we spreken. In de context van het theater spelen mannen soms vrouwenrollen en omgekeerd, dat maakte het extra interessant en uitdagend. Ik was ook geïnteresseerd in de ontleding van clichés zoals het verlies van onschuld. In onze maatschappij geloven we dat onschuld altijd gevolgd wordt door het verlies van onschuld, maar wat als er nu eens geen fase van onschuld aan voorafgaat? Of wat als de fase van onschuld minder liefelijk is? We leven in een maatschappij waarin we omringd zijn door beelden die onschuld haast onmogelijk maken. Lang voor ik ooit iemand gekust had, had ik al tientallen mensen zien kussen op de televisie. Dat geldt voor ieder van ons.
De adolescentie fascineert me omdat het een periode is in ons leven die we ons niet goed herinneren. Vaak is ze te pijnlijk. We hemelen de kindertijd op – tenminste, wanneer die gelukkig was – maar de tienerjaren moffelen we weg in een donker hoekje. Toen ik een tiener was, wou ik eender wie zijn, behalve mezelf. Ik keek naar mezelf door de ogen van anderen en vond mezelf een lompe, onhandige idioot. Achteraf bleken de tienerjaren een goudmijn. De theatercontext liet me toe om tieners lange monologen te laten houden, dat zie je hen nooit doen in tv-series. Tienermeisjes zijn altijd giechelachtig, nerveus, jaloers, wedijverend. In ‘De repetitie’ laat ik hen revanche nemen, ik geef hen een podium om filosofisch en diepzinnig uit te pakken in een gestileerde taal.
Eleanor Catton – Al wat schittert – vertaald door Gerda Baardman en Jan de Nijs – Anthos – 832 blz. – oorspronkelijke titel: The Luminaries.