Interview Ian McEwan (De Standaard)


Twijfel als bondgenoot

Met zijn twaalfde roman ‘Solar’ gooit Ian McEwan zich in het debat over klimaatsverandering. ‘Als ik schrijf voel ik me weer 30.’

Kathy Mathys

Een bruid die op de dag van haar huwelijk nog nauwelijks heeft gekust en een bruidegom die bang is iets overhaast te doen. Dat waren de hoofdpersonages van ‘Aan Chesil Beach’, Ian McEwans vorige roman, een uitgekiende eenakter die speelde tegen de achtergrond van de vroege jaren 1960. Geen mens had al gehoord van de vrije liefde en het woord ‘tiener’ was nog niet uitgevonden. McEwans toets was subtiel, zijn medeleven met de personages intens en de afwikkeling, hoewel tragisch, gespeend van ironie of wreedheid. Misschien is het wel daarom dat de wereld zo verrast opkijkt van Michael Beard, de vretende, gewetensloze, liefdeloze schurk die de spil vormt van ‘Solar’, een roman die diametraal staat tegenover het kleinschalige ‘Aan Chesil Beach’. Het verschil zit hem niet alleen in de personages. ‘Solar’ heeft een komische toon en de inzet is hoog: de overleving van onze planeet staat op het spel. McEwan is nauwelijks verrast door de reacties:
‘Soms voel ik me als een rockband die enkel haar grootste hits mag spelen. Als ik met iets nieuws afkom, dan halen de fans hun neus op. Ik ben het gewend en ik vind het prima, maar ik heb geen zin om ‘Zaterdag’ en ‘Boetekleed’, mijn persoonlijke grootste hits, te blijven herschrijven. Gisteren las ik nog de enige positieve recensie die ‘Solar’ in de V.S. kreeg. De schrijver ervan, niet eens zo een onaardige criticus, merkte op dat andere Amerikaanse recensenten enkel meer van hetzelfde willen. Misschien is er nog wel een andere reden waarom het boek slecht onthaald is aan de andere kant van de oceaan. Michael Beard is een gruwelijk personage die zich aan het einde niet heeft bekeerd. Daar kunnen Amerikanen niet goed tegen. Hoe dan ook, ik wil mezelf niet eindeloos herhalen. Bij elk nieuw boek probeer ik me te herinneren hoe het was om mijn eerste boek te schrijven. Die geestesgesteldheid, daar streef ik naar, toen alles nog moest beginnen.’

De vergelijking met popmuzikanten houdt steek. McEwan is een bestsellerschrijver van wie de boekverfilmingen tegenwoordig oscars winnen. Er is meer dan de glamour, McEwan is een veelgevraagd essayist en opiniemaker die zijn handen durft vuil te maken met zijn politieke uitspraken. Hij is één van de weinige Angelsaksische auteurs, zo blijkt, die er op zijn auteursfoto’s net zo uitziet als in het echt. McEwan is een trage, nadenkende spreker die je af en toe met zijn kleine ogen vorsend aankijkt. Een praatje over het uitzonderlijk warme oktoberweer op deze zondag in Amsterdam is hem niet te min. ‘Ik kom net aan uit het Noorden van Engeland en daar is het kil,’ zegt de man die de voorbije jaren alles las over weer en klimaat dat hij in handen kreeg. In ‘Solar’ stelt hij de vraag hoe we de opwarming van de aarde kunnen aanpakken. Waarom verpakte McEwan het verhaal als een komedie?

‘Het onderwerp is zo serieus dat enkel een komedie kan werken, volgens mij. Eigenlijk is de klimaatsverandering een gruwelijk onderwerp voor een roman, nietwaar? Pak je het serieus aan, dan zou de roman ten ondergaan aan de ernst en de morele boodschap. Daarom heb ik het personage van Michael Beard gecreëerd, de fictieve fysicus en Nobelprijswinnaar die het wondermiddel om de aarde te redden steelt van een collega. In mijn hoofd en uiteindelijk ook op het blad werd hij dag na dag vetter. Verder is hij leugenachtig, laf, manipulatief. Hij is een man die onheil en chaos zaait, een klassieke komische figuur, een soort van Falstaff. Ik ben trouwens verbaasd dat zoveel mensen nu verrast uitroepen “McEwan heeft een komedie geschreven!”. De aandachtige lezer kon ook in mijn vroeger werk donkerkomische sporen vinden.’

In de boeken van McEwan vind je meestal doorwrochte personages die in een crisis terechtkomen en van wie de lezer zich afvraagt of ze ethische dan wel onfrisse keuzes zullen maken. Bij Michael Beard stel je je die vraag niet. Het morele kompas van de man is zo sterk ontregeld dat je weet dat hij de boel enkel kan verzieken. McEwan ziet dit boek dan ook niet als een personage-in-crisisroman:

‘Ik laat hem inderdaad geen morele keuzes maken. In het begin van de roman staat hij sceptisch tegenover klimaatsverandering. Aan het einde treedt hij de wetenschappelijke feiten bij, enkel omdat hij hoopt er geld mee te verdienen. Ik zie Beard bijna als een soort Elckerlyc, hoewel hij natuurlijk heel specifieke en individuele eigenschappen heeft. Zoals de meesten van ons kan hij weinig opgeven en is hij een gretige consument.’

Slim maar dom

In zijn boeken laat Mcewan graag tegenstellingen tegen elkaar opbotsen, zoals het irrationele en het rationele in romans als ‘Zwarte honden’ en ‘Ziek van liefde’. Hoe verhouden kunst en wetenschap zich, lichaam en geest? In ‘Solar’ is het een ander contrast dat McEwans aandacht opeiste: ‘Ik speel graag met tegenstellingen, voor mij ligt net daar de grote kracht van literatuur. De mens is zowel erg slim als erg dom en die elkaar tegenwerkende krachten vormen de motor van veel van mijn verhalen. Kijk maar naar het klimaatprobleem. Door onze intelligentie zijn we terechtgekomen in de huidige problemen. Als we op een pre-industrieel niveau waren blijven steken, dan zou er niets aan de hand zijn. Enkel onze intelligentie kan ons op dit moment helpen. Helaas gaat net die intelligentie in tegen onze echte natuur. We zijn namelijk niet gewend aan denken op lange termijn en al helemaal niet aan globale samenwerking of altruïsme.’ Voor McEwan is het geen verrassing dat de klimaattop in Kopenhagen in december 2009 zo weinig opleverde. Hij schaart zich achter de uitspraak van Beard die niet gelooft in de deugdzaamheid van naties: ‘ Als je terugblikt op die klimaattop, dan herken je al onze menselijke facetten. Aan de ene kant heb je onze rationele kracht, wetenschappers van de hele wereld waren er. Aan de andere kant waren er atavistische stamgevoelens die de kop opstaken, groepen die met andere groepen in de clinch gingen. Er was farce in de vorm van een Chinese onderhandelaar die drie dagen buitengesloten werd, er was de pruillip van de Europeanen en het blitsbezoek van Obama. Eigenlijk zitten al die aspecten in het personage van Beard, slimmigheid aan de ene kant en zijn zwakheden aan de andere.
Ik vind het verontrustend dat klimaatsbekommernis laag staat op de meeste politieke agenda’s vandaag de dag en dat Obama geblokkeerd wordt door een onwrikbare grondwet en door een ijzersterke groep lobbyisten die de opwarming van de aarde ontkent. Volgens mij kunnen we weinig verwachten van regeringen de komende jaren. Ik geloof trouwens niet dat Kopenhagen de juiste aanpak toonde. Naties doen enkel goed, als ze andere eigenbelangen kunnen bevredigen. Misschien zou een unilateraal akkoord tussen de V.S. en de Chinees-Indische as helpen en zou dat een stimulans zijn voor andere landen om te volgen. Ben ik cynisch? Nee, ik ben realistisch. Kijk naar de industriële revolutie. Het zijn niet de heiligen die de eerste fabrieken bouwden maar nietsontziende doordrijvers. Als er al ooit een globaal akkoord komt, dan zullen daar zonder twijfel net zoveel egoïsten, geldscheppers en dieven op af komen als milieugroeperingen.’

McEwan praat met kennis van zaken over moleculaire biologie, chirurgie en kwantummechanica. Hij verwacht niet dat zijn lezers alles snappen:
‘Ik snap het zelf niet allemaal, zelfs wetenschappers snappen zoveel dingen niet. Ik zie mezelf als een dilettant die zich zes maanden inleest in een onderwerp en het dan weer loslaat. Ik zou geen goed fysicus geweest zijn, ik was slecht in wiskunde. Mijn zoon is geneticus aan Cambridge. Met hem praat ik veel over nieuwe ontwikkelingen.’

Ergernis

Hoezeer McEwan ook zijn best deed om van Beard een walgelijk personage te maken, toch stopte de schrijver elementen uit zijn eigen leven in hem. McEwan laat Beard in de clinch gaan met vervelende journalisten. Het is een strijd die McEwan zelf vaker heeft gevoerd dan hem lief is en waar hij liever niet meer uitgebreid over spreekt. Zo waren er de in de Britse pers fel uitgesmeerde berichten over plagiaat in ‘Boetekleed’ en kreeg McEwan bakken kritiek om uit de context gerukte uitspraken over de Islam die hij vooral deed om zijn vriend Martin Amis te verdedigen:

‘Net als voor Beard hebben bepaalde van mijn acties en uitspraken stormen gecreëerd op de voorpagina’s. De Engelse pers is meedogenloos en nu de concurrentie tussen de kranten en bladen toeneemt, wordt het steeds erger. Als schrijver in Engeland krijg je er vroeg of laat mee te maken. Ik vond het leuk om in ‘Solar’ een paar van mijn ergernissen te ventileren. Dat spel beperkt zich niet tot mijn eigen problemen met de pers. Ik verwijs ook naar een persstorm rond de bioloog James Watson die erg domme opmerkingen maakte over ras en intelligentie. Wat we stoorde was de zelfgenoegzame, zich verkneukelende reacties in de kranten, hun toon zette me aan tot wantrouwen. Tenslotte ventileer ik ook mijn ergernis over bepaalde postmoderne theorieën in ‘Solar’. Het ontkennen van biologische verschillen tussen mannen en vrouwen is volgens mij totaal absurd en onwetenschappelijk.’
Toen McEwan in 1975 debuteerde met ‘First Love, Last Rites’ viel de claustrofobische sfeer in zijn donkere verhalen op. Met chirurgische precisie ontkleedde hij zijn personages en legde hij hun duistere kanten bloot. Er is veel veranderd sinds de jaren 1970 en toch ook weer niet, vertelt McEwan:

‘Als ik terugdenk aan mijn eerste kortverhalen, dan valt het me op hoe donker ze waren, hoe intens, maar ook, hoe beperkt. Ze speelden in zuurstofarme kamers en ik hield de rest van de wereld buiten. Nu probeer ik meer en meer de wereld te laten klinken in mijn werk. Mijn interesses, de manier waarop ik naar de wereld kijk, dat echoot in mijn romans. Toch is er ook een deel van mij dat moet toegeven dat er nog niets veranderd is sinds de jaren 1970. Als ik aan mijn werktafel ga zitten, vergeet ik of ik 30 of 60 jaar oud ben. Ik zink weg in een toestand die me helemaal laat opgaan in het nu, zonder afleidingen. Schrijven is niet elke dag zo een feest maar dikwijls wel. Als ik schrijf weet ik vaak welke route ik wil nemen maar niet waar ik zal uitkomen. In dat opzicht lijkt schrijven op een misdaadonderzoek. Een andere keer ken ik wel al de bestemming maar weet ik nog niet via welke weg ik er terecht zal komen.’

Aarzeling

De ouders van Ian McEwan komen uit de arbeidersklasse. Rose McEwan voelde zich levenslang onzeker in de buurt van de middenklasse en David McEwan was een legerofficier, die te veel dronk en gewelddadig kon zijn. McEwan had een kille band met hen, vooral als kind en tiener:
‘Als ik kijk naar mijn eigen kinderen, dan merk ik hoeveel dichter ik bij hen sta dan ik ooit bij mijn eigen ouders stond. Mijn kinderen en ik hebben dezelfde smaak qua muziek, ze zijn veel milder naar mij toe dan ik naar mijn ouders, toen ik jong was. Dat heeft te maken met het feit dat mijn ouders arbeiders waren, ze zijn tot hun veertiende naar school geweest. Ik denk met schaamte terug aan hoe ik was als achttienjarige: ik keek toen neer op mensen die T.S.Eliot niet hadden gelezen. Dat kan geen ernstig persoon, dacht ik toen. Gelukkig is die fase snel overgegaan. Een andere belangrijke factor die zorgde voor een kloof tussen de generatie van mijn ouders en hun kinderen was de oorlog. Mijn ouders doorstonden de depressie van de jaren 1930 en 1940 én een wereldoorlog. Natuurlijk klampten ze zich in de jaren 1950 vast aan het brave, ordelijke, na al die chaos die ze hadden gezien. Nu snap ik dat heel goed, in de jaren 1960 vond ik hun attitude saai. Begrijp me niet verkeerd, de jaren 1960 hebben veel goeds gedaan voor de vrouwenbeweging, de milieubeweging enzovoorts, maar wat waren we pompeus, arrogant en wat hadden we een bekrompen kijk op de dingen.

Ik heb veel van mijn ouders gestopt in ‘Het kind in de tijd’, ook in ‘Aan Chesil Beach’. Het huis in ‘Het kind in de tijd’ dat er extreem netjes uitziet en dat vol glazen kleine diertjes staat, was mijn ouderlijke huis. In mijn begindagen stopte ik weinig privé-elementen in mijn werk. De laatste jaren doe ik dat meer en meer. Het huis uit ‘Zaterdag’ is het huis waarin ik nu woon en het kleine meisje in ‘Solar’ is gebaseerd op de dochter van mijn stiefdochter. Nochtans gebruik ik weinig mensen uit mijn omgeving als inspiratiebron.’
McEwan mag dan wel ver uitgestegen zijn boven de arbeidersklasse, hij heeft wel degelijk één en ander gemeen met zijn ouders. Met zijn moeder deelt hij een aarzeling wanneer hij spreekt en schrijft:

‘Ik spreek niet zoals haar, gebruik andere woorden maar, net als zij, aarzel ik en denk ik na over mijn woorden, zowel wanneer ik spreek als wanneer ik schrijf. Omdat ik zo bekend ben en omdat ik al zoveel over mijn werk heb verteld, denken mensen wel eens dat ik altijd goed weet waarmee ik bezig ben. Dat is niet zo. Als ik de deur van mijn studeerkamer dichttrek voel ik me niet anders dan toen ik 25 was. Die twijfel die ik al had als tiener is er nog steeds. Als ik iets opschrijf, wantrouw ik mijn woorden. Ik bekijk ze van alle kanten omdat ik bang ben dat ze iets impliceren wat ik nog niet zie. Werken de woorden tegen mij? Doen ze iets waarvan ik niet wil dat het gebeurt? Ik verlies niet graag de controle over mijn woorden. Sommigen klagen zelfs dat mijn kunst manipulatief is. Vreemd, zeg ik dan, is niet alle kunst manipulatief of op zijn minst artificieel? Vroeger zag ik die twijfel als een handicap. Ik verwarde het met writer’s block. Nu zie ik het als mijn grote kracht.’

Ian McEwan – Solar – vertaald door Rien Verhoef – De Harmonie – 361 blz. – Oorspronkelijke titel: Solar.

Wie is Ian McEwan?

De Engelse schrijver Ian McEwan schreef 12 romans en 2 kortverhalenbundels. Terwijl hij in zijn vroege werk aandacht had voor het macabere, vallen zijn latere romans op door hun verfijnde psychologie en hun aandacht voor de actualiteit. McEwan won de Booker Prize voor ‘Amsterdam’, een roman die later werd overtroffen door ‘Zaterdag’, ‘Boetekleed’ en ‘Aan Chesil Beach’. McEwan schrijft ook scenario’s. Binnenkort verschijnt de verfilming van ‘Aan Chesil Beach’ waarvan McEwan het script schreef. McEwan woont in Londen en samen met bevriende auteurs als Julian Barnes en Martin Amis behoort hij tot de belangrijkste Engelse schrijvers van de voorbije 40 jaar.