interview Louise Welsh (De Standaard)


‘Ik ben een sensationalist’

In juni was Louise Welsh een maand op schrijversresidentie in ons land. De hardwerkende Schotse praat in Brussel over haar leven als literaire spion.

Kathy Mathys

De schrijversvilla ligt in een stiltezone van het Pajottenland. Riante tuin, een bos met eeuwenoude beuken en een sfeervol huis. Het is bijna niet te vatten dat je op een steenworp van Brussel zit. Auteurs uit de hele wereld strijken er neer voor een residentie. In juni was het de beurt aan de Schotse Louise Welsh. ‘Een zalige plek en er wordt fantastisch voor ons gekookt. Ik heb al bergen werk verzet,’ vertelt ze me op een Brussels terras. Welsh heeft zich even losgemaakt uit de stilte-oase voor een gesprek. De hoofdstad gooit een lawine aan getoeter en geraas over ons heen. Dat deert Welsh niet. Ze houdt van de grootstad en is vol lof over Brussel. ‘Wat me erg opvalt, is hoe verschillend de gebouwen zijn van elkaar. Je ziet bijna nooit twee dezelfde huizen naast elkaar. Fascinerend. Ik vind ook dat er heel wat knappe moderne architectuur is hier in Brussel.’ Welsh’ uitvalsbasis is Glasgow, een stad die ze omschrijft als ‘een plek met interessante kunstgallerijen, levendige bars en een goeie club scene – niet dat ik nog ga clubben.’ Glasgow vormde de achtergrond van Welsh’ debuutroman, ‘De donkere kamer’, die speelde in de wereld van veilingmeesters, antiekhandelaars en duistere pornografen. ‘ Glasgow heeft best wel wat donkere kantjes, al kan je er natuurlijk perfect gelukkig wonen. Er zijn respectabele parken, gerenommeerde universiteiten en rustige woonwijken. Toch heeft het een hoog misdaadpercentage, één van de scherpste in Europa. Er gebeuren veel moorden, er is veel bendevorming. Op sociaal vlak zijn er nogal wat problemen met alcohol- en drugverslaafden. Eigenlijk is Glasgow net zoals vele andere grootsteden, een plek met veel gezichten. Je kan twintig jaar lang in een stad wonen en er in de loop der jaren een totaal ander beeld van krijgen. Een mens verandert nu eenmaal en je begeeft je telkens in andere lagen van de stad. Vroeger ging ik dansen, nu ga ik naar het theater.’ Met uitzondering van een handvol autobiografische, Jean Rhys-achtige verhalen, die ze nu ‘pathetisch en navelstaarderig’ noemt, schreef Welsh nauwelijks voor ze eind de twintig was. Ze betreurt het dat ze een late starter was. ‘Wie weet wat ik had kunnen verwezenlijken als ik al die jaren aan mijn stijl had zitten vijlen,’ lacht ze. Toen Welsh de universiteit verliet in de jaren 1980 lagen de jobs niet voor het grijpen. Ze begon tweedehandse boeken te kopen en te verkopen en opende een winkel. ‘Acht jaar lang was dat mijn leven en ik vond het zalig. Ik kende alle antiekhandelaren, verkopers van vintagekledij en boekenverkopers. Dat milieu heeft me erg geïnspireerd bij het schrijven van ‘De donkere kamer’. Boeken verkopen was toen mijn manier om mijn liefde voor woorden en literatuur uit te drukken. Je kan het vergelijken met beginnende actrices die als ouvreuse in een bioscoop werken. Toen ik mijn debuutroman schreef, had ik verwacht dat het een niche-boek zou worden met een beperkt lezerspubliek. Glasgow is nu eenmaal minder glamoureus dan Londen of New York en het hoofdpersonage is homoseksueel. Ik betwijfelde ook of ik het schrijversbloed in me had. Dat het zo een succes was, verbaasde me enorm.’
In ‘De donkere kamer’ stuit de excentrieke veilingmeester Rilke op aanstootgevende pornografische foto’s van een overleden verzamelaar. Hij kan de beelden niet vergeten en gaat op zoek naar hun herkomst. Welsh’ haarfijne beschrijvingen van de oude foto’s zijn subtiel. In tegenstelling tot een film brengen bevroren momentopnames de verbeelding op gang. Je vraagt je voortdurend af wat er nu wel en niet is gebeurd.
‘Ik wou dat de lezers het gevoel hadden dat ze in de kamer aanwezig waren. Dat ze als het ware om de hoek konden kijken om te zien wie er zich schuilhoudt. Fotografie heeft me altijd gefascineerd en dan vooral de vraag of de dingen wel zijn wat ze lijken. Wat me ook bezighoudt is de grens tussen fascinatie en walging. De lezer wil weten wat er gebeurd is en leest gretig verder. Toch voelt hij of zij ook weerzin. Ik had dat zelf heel erg toen ik ‘American Psycho’ las. In mijn ogen is ‘De donkere kamer’ veeleer een gotische roman dan een misdaadverhaal. Ik vind het heerlijk om te zien hoe hedendaagse makers van horrorfilms zich van dezelfde trucs bedienen als een schrijfster zoals Ann Radcliffe. Dat ik toch de prijs kreeg voor het beste Britse misdaaddebuut is mooi meegenomen, natuurlijk.’

Punkrocker

In maart 2010 komt Welsh’ vierde roman uit ‘Naming the Bones’. In Brussel redigeert ze het boek en broedt ze op plannen voor nummer vijf. Ze wil een zogenaamde ‘governess novel’ schrijven, een verhaal waarin een kinderjuf een sleutelrol heeft. In de negentiende eeuw was het genre erg populair met onder andere ‘Jane Eyre’ van Charlotte Brontë en ‘The Turn of the Screw’ van Henry James. ‘Ik wil wel een hedendaagse context. Eigenlijk kreeg ik het idee toen ik zag hoe sommige schrijvers omgaan met uitgeverijmedewerkers. Succesvolle schrijvers komen in mooie hotels en reizen de wereld rond. Sommigen doen echt lastig en gedragen zich als kleine kinderen. Ze beschouwen uitgeverijmedewerkers of hotelpersoneel als lastige gouvernantes die ze kunnen afblaffen.’ Welsh lacht stiekem wanneer ze me haar plannen voor haar volgende boek onthult. Ze is niet enkel tegemoetkomend en innemend, maar ook schalks en ondeugend, zo blijkt. Ze vertelt me grappige anekdotes over dichters die zich dramatisch gedragen en wakker worden in plassen bloed zonder enige herinnering aan wat voorafging.
‘In vergelijking met hen heb ik natuurlijk een oersaai leven. Ik wandel en ik schrijf. Dat is het zowat. Ik doe niets liever dan onbekende steden uitkammen, maar beland helaas te weinig in de coole bars.’ Welsh’ tweede roman ging over een flamboyante schrijver die allicht vaker de bodem van zijn glas zag dan hem lief was. In ‘Het mysterie van Marlowe’ beschrijft Welsh de laatste uren van de 16de-eeuwse dichter Christopher Marlowe, een schrijver de naam ‘punkrocker’ waardig.
‘Hij was een dichter, een toneelschrijver en een spion. Hij deed voortdurend blasfemische uitspraken of werd gearresteerd, een enfant terrible à la Burroughs dus. Ik ben altijd dol geweest op zijn werk en vond het jammer dat hij zo vroeg stierf. Een groot verlies voor de Engelse literatuur. Ik ben erg blij dat mijn uitgever me de opdracht gaf voor de Marlowe-roman. Anders had ik allicht een boek zoals ‘De donkere kamer’ geschreven. Niet iedereen was erg blij met het resultaat maar ik kreeg er wel vertrouwen door. Het liet me zien dat ik me ook gerust buiten Glasgow kan begeven als schrijver. Het boek liet me ook toe veel te researchen, heerlijk vond ik dat. Ik las oude brieven, dagboeken, kookboeken. Ik laat me weinig inspireren door mijn eigen leven. Mijn ideeën vind ik in krantenkoppen of gewoon door in het rond te kijken. Ik luister ook graag naar mensen om me heen. Geen wonder is dat want als kind wou ik spion worden. Je vindt een schat aan materiaal op straat. Als ik schrijflessen geef, zeg ik altijd aan mijn studenten: doe die koptelefoon weg, als je op straat loopt. Luister!’

Feministisch

‘De kogelvanger’, Welsh’ derde roman, speelt in Londen, Berlijn en Glasgow. Een weinig succesvolle goochelaar waagt zich aan een reeks optredens in Berlijnse cabarets. Hij geraakt ongewild betrokken bij een misdaad en slaat op vlucht voor de politie. Welsh’ meest ambitieuze roman heeft een knappe, strakke structuur en een donkerkomisch hoofdpersonage. Goochelaar William Wilson is Welsh’ derde mannelijke hoofdpersonage op rij. Een bizar toeval?
‘Ik heb er niet echt een verklaring voor, al heb ik wel een vermoeden. Ik wil dat wat ik schrijf ver van me afstaat. Misschien doe ik dat door de sekse van mijn hoofdpersonage te veranderen? Als ik autobiografische elementen toelaat wordt het al gauw oersaai. Ik wou dat ik een ernstig, rustig voortkabbelend boekje kon schrijven, dat de lezer dichtslaat aan het eind en zegt ‘Hoe diepzinnig’. Ik vrees echter dat het er niet inzit voor mij. Ik ben een sensationalist. Mijn verhalen worden altijd gedreven door een zoektocht of een conflict. Ik kan mijn personages niet al te lang laten stilzitten. Dit gezegd zijnde vind ik wel dat het de hoogste tijd is voor een vrouwelijke protagonist. Het wordt zo stilaan belachelijk, te meer omdat ik mezelf zie als een feministische schrijfster. In ‘De kogelvanger’ en ‘De donkere kamer’ uit ik kritiek op de manier waarop kunstenaars en reclamemakers het vrouwelijke lichaam weergeven. Je moet er eens op letten hoe vaak vrouwen in reclame naakt liggend en schijnbaar levenloos afgebeeld staan. Die passieve beeldvorming ergert mij. Ik kan er ook niet tegen dat thrillerauteurs vrouwenlichamen gebruiken als een rekwisiet dat ze naar eigen goeddunken verplaatsen.’ Welsh is een buitenbeentje in de wereld van de misdaadauteurs. Ze verklaart zichzelf gelukkig met de Dagger Award voor ‘De donkere kamer’ en voelt zich thuis tussen haar collega-thrillerschrijvers: ‘Ze hebben me in de armen gesloten. Ik vind het fijn om met hen aan de bar te zitten en te luisteren naar hun onvoorstelbare verhalen. Thrillerschrijvers hebben die altijd in overvloed, anekdotes die ze niet konden gebruiken voor hun romans.’ Toch vindt ze veel misdaadromans slecht. Ze zijn al te vaak slordig geschreven, onderschatten de lezer en bezondigen zich aan grafisch en platvloers geweld.
‘Ik vind het geen probleem als journalisten me een misdaadauteur noemen. Wél stoort het me als ze in interviews enkel nog willen praten over de vraag of ik nu een thrillerauteur dan wel een literair auteur ben. Dat is toch oersaai? Ik lees trouwens zelf graag thrillers, al ben ik wel een bangerik. Als je enge scènes schrijft, ben je van op een afstand en erg technisch bezig. Dan geraak je minder betrokken. Toch was ik onlangs erg bang van mijn eigen schrijfsels. Ik schreef een libretto voor een opera over een oud koppel dat een jong meisje vermoordt. Het stuk gaf me wekenlang nachtmerries. De muziekschrijver had ook enge dromen, vertelde hij me achteraf.’
Welsh’ fans kijken inmiddels uit naar ‘Naming the Bones’, een boek dat gesitueerd is in Edinburgh, Glasgow en op een eiland. Het speelt in academische kringen en zal allicht een thriller worden genoemd, ook al gebeurt de misdaad diep in de tweede helft van het boek . ‘De setting van het boek ken ik goed. Voor de gebeurtenissen putte ik niet uit eigen leven. In mijn werkkamer is het behoorlijk saai. Ik heb een raam maar dat zit zo hoog dat ik niet naar buiten kan kijken. Dus met mijn verhalen wil ik echt iets spannends, iets nieuws. Ik wil al schrijvend de wereld in.’
De romans van Louise Welsh zijn uitgegeven bij Cargo.

Drie dingen die je moet weten over Louise Welsh:
1.Louise Welsh won met haar debuut ‘De donkere kamer’ de Dagger Award, de prijs voor het beste Britse misdaaddebuut. The Guardian verkoos haar in 2002 als één van de Best First Novelists.
2.Welsh woont in Glasgow met haar vriendin. De stad vormt meer dan een willekeurig decor in haar verhalen. In ‘De kogelvanger’ hangt Welsh ook een knap beeld op van de cabarets en veaudevilletheaters in Berlijn.
3.In juni verbleef Welsh een maand in Brussel, waar ze haar nieuwe roman redigeerde, een kortverhaal schreef en een theaterstuk herwerkte. Welsh is bedreven in veel genres, maar voelt zich in de eerste plaats een romanschrijfster. Ze is naar eigen zeggen een gruwelijke dichteres en wou dat ze net zo goed kon schrijven als Philip Roth.