Jeanette Winterson – Frankusstein (De Standaard)

Een brein zonder lijf

Lees hier de krantenversie: Jeanette Winterson 1Jeanette Winterson 2

 

Jeanette Winterson maakte een update van Mary Shelleys ‘Frankenstein’, die bol staat van de ideeën.

 

Kathy Mathys

 

Van sommige boeken spreekt de ontstaansgeschiedenis net zo tot de verbeelding als het boek zelf. Neem nu ‘Frankenstein’. Geschreven in 1816 bij het meer van Genève. De dichters Percy B. Shelley en Lord Byron, Byrons lijfarts Polidori, Mary Shelley en haar stiefzus Claire Clairmont huurden er twee huizen. Het regende zo hard dat Byron voorstelde om griezelverhalen te schrijven. Niemand in het gezelschap had kunnen voorspellen dat Mary Shelleys ‘Frankenstein’ zo’n succes zou worden, meer zelfs, een begrip, ook voor wie nooit boeken leest.

Jeanette Winterson, die met ‘Het gat in de tijd’ Shakespeares ‘De wintervertelling’ herschreef, waagt zich nu aan een hervertelling van deze klassieker. Met een titel als ‘Frankusstein’ moge het duidelijk zijn dat de schrijfster ook een romantisch verhaal wil brengen, dat van een liefde in tweevoud. Eerst strijken we neer in Genève waar de Shelleys de hoogdagen van hun relatie beleven. In de update van het verhaal valt wetenschapper Victor Stein voor transgender Ry Shelley. Ry, afkorting van Mary, noemt zichzelf een hybride. Misschien is het juist dat dubbelzinnige – een lichaam met vagina maar zonder borsten – wat Stein zo aantrekt in Ry.

In tegenstelling tot dokter Frankenstein, die van dode materie een soort lichaam maakt, wil Stein de lichamelijke vorm omzeilen. Echte robots interesseren hem niet. Transhumanisme is volgens hem de toekomst. Hij hoopt dat we breinen kunnen conserveren en, ooit, uploaden, zonder dat daar een menselijk lichaam aan vast zit. Stein gelooft dat mensen in de toekomst ‘een soort vervallen adel’ zullen vormen. Mooi hoe Winterson hier een vergelijking gebruikt die je zou verwachten aan het meer van Genève. Net als in haar andere werk loopt de tijd niet lineair. Het is dus niet zo dat het heden netjes voortvloeit uit het verleden. Het heden werpt zijn schaduw op het verleden. Zeer zeker zit ook in dit boek een gat in de tijd.

 

Lappendeken

 

Waarover discussiëren de literatoren in Genève? Over het verschil tussen mannen en vrouwen, waarbij Byron seksistisch uit de hoek komt, over de opkomst van machines en over wat er met de ziel gebeurt na de dood. Verderop heeft verteller Mary Shelley het over de armoedige jaren na de dood van haar man. Haar kinderen zijn ook overleden. Ze is doordrongen van de kwetsbaarheid van het menselijke lichaam, noemt het een ‘karavaan van weefsel en botten’. Deze passages weten te raken en maken je erg nieuwsgierig naar de biografische details van de Shelleys.

De hedendaagse stemmen discussiëren net zo fel als hun negentiende-eeuwse tegenhangers, over de vraag wanneer de dood precies intreedt, bijvoorbeeld, of over de vraag of er minder racisme en seksisme zou zijn in lichaamloze tijden. Ik gebruik bewust het woord ‘stemmen’ omdat de personages bij momenten behoorlijk ontlichaamd overkomen. Jazeker, we kijken mee in de slaapkamer van Ry en Victor. Toch stikt het hier van de dialogen, is er weinig ruimte voor sfeer, context, zintuiglijke details. Winterson heeft zich duidelijk ingegraven in de materie, maar als ik de mogelijkheden van artificiële intelligentie wil kennen, lees ik liever een non-fictieboek. In het historische deel is die balans beter.

Qua vorm is deze hybride roman vintage Winterson,  het is een lappendeken van citaten en verhalen. Van Emily Dickinson – ‘Het brein is wijder dan de lucht’ – tot William Shakespeare en Alan Turing: ze passeren allemaal. In een van de meest komische passages gaat het over seksrobots. Winterson schrijft erover in autoverkopersjargon: van het ‘simpelste model met stoffen bekleding en plastic stuur’ tot meer gesofistikeerde versies.

Als lezer vermoed je dat Winterson zich schaart aan Ry’s zijde. Die is kritisch over Steins onderzoek. Ry zou je kunnen omschrijven als Wintersons oerpersonage, een verhalenverteller en tijdreiziger met een romantische inborst. In ‘De stenen goden’ heette dit personage Billie Crusoe, in ‘Kersen kruisen’ Jordan. Wel doet Ry aan zelfbehoud wat de liefde betreft. Ry zou niet, zoals Jordan, om de wereld reizen op zoek naar een geliefde. Eigenlijk is Ry best passief. Het is vooral Victor die oreert. Wat meer evenwicht tussen de personages had deze interessante ideeënroman nog beter gemaakt.

 

***

Jeanette Winterson – Frankusstein (een liefdesverhaal) – vertaald door Arthur Wevers – Atlas Contact – 373 blz.