Jeanette Winterson – Waarom gelukkig zijn als je normaal kunt zijn? (De Standaard)


Kind zoekt moeder

Een kwarteeuw lang schreef Jeanette Winterson over personages die op zoek zijn naar liefde en iets wat lijkt op een thuis. In haar autobiografie onderneemt ze een speurtocht naar de moeder die haar afstond voor adoptie.

Kathy Mathys

‘Ik denk dat ze wel van me hield, een minuut, een seconde, zo lang als nodig is om te onthouden, zo lang als nodig is om te vergeten. We hadden achtentwintig dagen samen en toen was ik weg.’ Billie Crusoe, het hoofdpersonage uit Wintersons ‘De stenen goden’, heeft het over haar biologische moeder die haar afstond voor adoptie. Winterson schreef ‘De stenen goden’, toen ze net haar eigen adoptiepapieren in handen kreeg. Het was een moeilijke periode, die volgde op een nog veel donkerder moment: ‘In februari 2008 probeerde ik een eind aan mijn leven te maken. Mijn kat was bij me in de garage. Dat wist ik niet toen ik de deuren afdichtte en de motor aanzette. Mijn kat krabde mijn gezicht, krabde mijn gezicht, krabde mijn gezicht.’ In ‘Waarom gelukkig zijn als je normaal kunt zijn?’ vertelt Winterson hoezeer ze van het leven houdt, het volle, gretige leven wel te verstaan. Wanneer het in 2007 fout loopt met haar vriendin zakt Winterson weg in duisternis en waanzin. Gelukkig neemt Sylvia Whitman van de beroemde Parijse boekhandel Shakespeare and Company haar onder haar hoede. Winterson krabbelt overeind en ze vindt de liefde bij psychoanalytica en schrijfster Susie Orbach. Dan is het tijd om haar moeder op te sporen, een zoektocht die ze in haar fictie al talloze malen heeft ondernomen.

Rauwer

Alice Munro zei ooit over haar werk dat het ‘waar is qua emoties, niet qua feiten’, een observatie die ook geldt voor Wintersons oeuvre. Haar personages wonen aan de oevers van de zeventiende-eeuwse Thames of maken deel uit van Napoleons leger. Het zijn ontdekkingsreizigers, avonturiers met een hyperromantische natuur. Wat ze gemeen hebben, is hun verlangen naar liefde, een verlangen dat zelden helemaal wordt vervuld. ‘Op het lichaam geschreven’ is één van de meest indringende, koortsige romans over een onmogelijke liefde. Winterson stelt dan ook terecht in haar autobiografie dat ze meer over verlies heeft geschreven dan over de liefde zelf. Niet verwonderlijk: haar hele leven staat in het teken van verlies.

‘Sinaasappels zijn niet de enige vruchten’, Wintersons semi-autobiografische debuutroman, vertoont veel overlappingen met ‘Waarom gelukkig zijn’, al is Wintersons autobiografie rauwer en pijnlijker. Haar adoptieouders waren lid van de Pinkstergemeente en Winterson groeide op in een arbeidersgezin waar de keukenlades beplakt waren met bijbelspreuken. ‘De duivel heeft ons naar het verkeerde wiegje geleid,’kreeg ze van haar moeder voortdurend te horen, na een verwaarloosbare ondeugendheid. Winterson verborg paperbacks onder haar matras – enkel de bijbel en stichtelijke non-fictie was toegestaan. Toen haar moeder D.H.Lawrence vanonder het bed haalde, verbrandde ze het hele boekennest. Winterson noemt zich een ‘vechter op de blote vuist’. Urenlang zat ze als kind op de dorpel of in het kolenhok als straf. Ze kweekte een strijdlust waar ze als kunstenaar zou uit putten. Meer nog, Winterson lijkt die weerstand nodig te hebben als schrijfster. Als ze te makkelijk door het leven walst, dan valt dat af te lezen aan haar boeken. Die zijn minder goed.

Nuance

In ‘Sinaasappels’ was het moederpersonage de spilfiguur van een zwarte komedie die deed lachen en huilen. Deze autobiografie toont zowel de groteske moeder als de lijdende vrouw die haar eigen lichaam verafschuwde, die gruwde van het benepen arbeidershuisje waar ze haar laatste adem zou uitblazen. Bij verschijning van haar debuut was Winterson 25 en leek haar moeder een gigant. Nu schrijft ze: ‘Pas later, veel later, te laat, begreep ik hoe klein ze in haar eigen ogen was.’ Winterson wijt het aan haar kinderjaren dat ze moeite heeft om zich te laten beminnen, dat ze niet kan samenwonen met een geliefde. Toch zou ze haar leven niet willen omruilen. Ze beseft heel goed dat de gruwel een uitstekende artistieke voedingsbodem was.

Rauwe, pijnlijke ego-documenten kunnen aangrijpend en meeslepend zijn, zonder dat ze literaire kwaliteiten hebben. Winterson schreef haar autobiografie tijdens haar zoektocht naar haar moeder. Toch is dit geen boek van losse flarden en is het materiaal wel degelijk bewerkt. Het eerste deel van het boek gaat over Wintersons eerste zestien jaar, toen ze thuis woonde ; het laatste deel over de periode 2007 en 2008. Winterson legt verbanden tussen leven en werk in een stijl die even zinderend is als in haar romans. Ze citeert de auteurs die haar door de moeilijkste episodes sleepten. Wie er nog aan twijfelt of boeken levens kunnen redden, dient deze ontroerende autobiografie te lezen: ‘Elk boek was een boodschap in een fles. Maak open.’ De titel is een citaat van haar adoptiemoeder. Ze sprak de woorden uit toen Winterson aankondigde dat ze verliefd was op een meisje.

****
Jeanette Winterson – Waarom gelukkig zijn als je normaal kunt zijn? – vertaald door Maarten Polman – Contact – 286 blz. – oorspronkelijke titel: Why Be Happy When You Could Be Normal?