John Lanchester interview (De Standaard)


‘Er is niets veranderd in de City.’

Het rommelt in de Londense City. Alweer. John Lanchester brengt met Kapitaal een roman over geldzucht in de hedendaags Engelse hoofdstad.

Kathy Mathys

Zuid-Londen, 2007. Pepys Road is een straat vol negentiende-eeuwse huizen, opgetrokken voor gezinnen uit de lagere middenklasse. Inmiddels zijn de meeste panden eindeloos verbouwd – doorgebroken muren, open plan stijl, bevallige lichtinval – en hebben de oorspronkelijke bewoners veld geruimd voor rijken die steeds rijker worden. Bankiers uit de City, voetballers uit de premier league, dat zijn de hoofdrolspelers in Kapitaal, de jongste roman van de Engelse schrijver en journalist John Lanchester. Hun glinsterende immobiliën-parels bestaan slechts bij de gratie van een schare Oost-Europese werklui en kindermeisjes, die naar de grootstad afreisden om geld te scheppen. Kapitaal toont een inkijk in tientallen mensenlevens tussen december 2007 en augustus 2008. Allen leven of werken ze in Pepys Road, waardoor dit boek doet denken aan andere romans waar een plek de spelers met elkaar verbindt, George Eliots Middlemarch, bijvoorbeeld.

‘Ik heb vooral Franse en Russische romans herlezen, Balzac, Stendhal. Virginia Woolf zei ooit dat de meeste klassieke Britse romans kinderverhalen zijn vol gelukkige eindes, timide op het gebied van seks. Middlemarch vond ze de grote uitzondering en ik kan me vinden in die opvatting. Middlemarch was in mijn gedachten, al schreef George Eliot een roman over een plek waar de mensen een gemeenschap vormen. In Kapitaal vormen de inwoners van dezelfde straat geen hechte groep. In Londen ontstaan nu eenmaal geen gemeenschappen op basis van de plek waar je woont. Je bent verbonden met collega’s, met mensen die dezelfde hobby’s beoefenen, je vormt virtuele netwerken. In veel moderne steden heb je parallelle levens die elkaar rakelings beroeren, meer is het niet. Dat wou ik vatten in mijn roman.’

Lanchester begon Kapitaal te schrijven voor de financiële crisis van 2008. In 2005 was hij al bezig met dit ambitieuze boek van ruim vijfhonderd pagina’s. De crisis kwam voor de schrijver helemaal niet als een verrassing: ‘Ik had al langer het gevoel dat de boel uit elkaar zou spatten. Wat ik vooral voorzag was dat de huizenmarkt in elkaar zou storten, net zoals dat twintig jaar eerder in Londen was gebeurd. Ik begon dus te schrijven vanuit de gedachte dat de lezer meer weet meer dan de personages, hij voorziet welk onheil hen zal overvallen. Dat brengt een spanning met zich mee, het is een schaduw die over de drukke levens van de personages hangt. Toen de crisis zich in al haar glorie manifesteerde, bleek het om veel meer te gaan dan een verziekte huizenmarkt. Het was een globaal probleem, groter dan ik had verwacht. Nadat ik de eerste versie van het boek af had, legde ik het opzij, wat een vaste gewoonte is. Voor ik begon te herschrijven, maakte ik een non-fictieboek over de crisis, WHOOPS! Why Everyone Owes Everyone and No One Can Pay (De kapitale crisis – De ondergang van de wereldeconomie).

Lanchester was zo geboeid door de economische tumult dat hij er een apart boek over schreef, want hij wilde de financiële crisis niet opvoeren als een hoofdpersonage in zijn roman. Het gegeven vormt de achtergrond en na de lectuur van dit boek, ben je geen City-expert. Aifric Campbells roman Stop vertelt je meer over de praktijken op de beursvloer.
‘Als individu kan je er weinig aan doen dat de schulden van je regering de pan uitrijzen, dat de interestpercentages de hoogte inschieten of dat je bedrijf de deuren moet sluiten. Op collectief vlak is er actie mogelijk, maar als individu sta je alleen. Het enige wat je kan doen, is de problematiek trachten te begrijpen. Ik schreef WHOOPS! in de eerste plaats omdat ik de verwikkelingen wou snappen. Een roman is helemaal niet geschikt voor een uitgebreid financieel-economisch discours. Je kan alles doen in fictie, behalve de dingen uitvoerig uitleggen. Roger, de bankier in mijn roman, is iemand die de markten niet helemaal begrijpt. Hij is geen wiskundig genie. Ik heb bij mijn research gemerkt dat hoe hoger je gaat in de rangen, hoe minder de werknemers de mechanismen van de markt doorgronden. Veel seniors schieten te kort.’

Lanchester praat over de woede van de Engelsen, die de situatie niet langer pikken. Toen Sebastian Faulks in 2009 zijn Londense roman, Een week in december, publiceerde, verbaasde hij zich nog over de gelaten reactie van zijn landgenoten op de crisis. Dat gevoel is nu helemaal verdwenen. ‘Volgens mij heeft de boosheid van de bevolking haar hoogtepunt nog niet bereikt. Dat zij die verantwoordelijk zijn voor de problemen er ongestraft mee wegkwamen, maakt de mensen terecht woest. Er is niets veranderd in de City. Er zijn enkele regeltjes gewijzigd, niets fundamenteels. Banken laten zich moeilijk hervormen, sommige zijn vijf keer zo groot als de Britse economie. Alle factoren die de crisis van 2008 mogelijk maakten, zijn nog steeds aanwezig.’

Ik kan veranderen

Roger, een hoge Piet bij de bank Pinker Lloyd, is getrouwd met Arabella, een bijzonder naargeestig personage, grappig ook. Ze ziet het nut van een Londens huis pas in als je af en toe met geld kan smijten. Dure champagnesessies, kledingsetjes en reizen: Arabella leeft ervoor. Roger droomt in het begin van de roman nog van een bonus met vette nullen, aan het eind is hij ontslagen en klinkt hij zo: ‘Ik beloof dat ik kan veranderen veranderen veranderen.’ Lanchester: ‘Voor mij is Rogers wens een hoogst individuele kreet. Ik schat de politiek-economische toekomst niet meteen rooskleurig in. Arabella is niet geliefd bij lezers. Volgens mij komt dit doordat ze geen ontwikkeling doormaakt. Ze snapt niet wat er gebeurt en ze blijft een spilzuchtig kreng. Met dat personage wou ik me onttrekken aan de in fictie gangbare conventie dat elk personage een diep inzicht krijgt. In het echte leven gebeurt dat namelijk ook niet bij iedereen.’

Lanchester ziet Kapitaal niet als een journalistieke roman over de hoofdstad. Een journalistieke aanpak vergt namelijk volledigheid. Elke groep moet vertegenwoordigd zijn voor een realistisch portret. De schrijver voert Poolse werkmannen op, een Hongaarse kinderjuf, een illegale parkeerwachter uit Zimbabwe, een Pakistaanse familie die de lokale kruidenierszaak uitbaat, een stervende, Engelse dame, een voetballer uit Senegal, een moderne kunstenaar. Gevarieerd, ja, maar niet compleet.
‘Ik schrijf veel non-fictie en daarin voel ik de druk om heel precies te zijn, niets te missen. Die druk voelde ik nu helemaal niet. Ik wilde verhalen vertellen die met elkaar verbonden zijn. Natuurlijk hoop je als schrijver dat de lezer begrip krijgt voor iemand die een heel ander leven heeft. Toch is het geen toeval dat het personage dat over het lot van een illegaal beslist De vliegeraar van Khaled Hosseini leest. Ik noem dat soort romans vitamine-boeken: je voelt je een beter mens omdat je in gedachten even in Afrika vertoeft of in het Midden-Oosten. Niemand geeft een moer om Afghanistan maar De vliegeraar verkoopt als zoete broodjes. Ik ben altijd heel sceptisch wanneer mensen boeken als vitaminen beschouwen, want dat zijn ze niet. Dit gezegd zijnde, is het wel zo dat ik enkele personages wou opvoeren die haast onzichtbaar zijn in een moderne stad, parkeerwachters bijvoorbeeld. Daarom heb ik het verhaal geschreven van Quentina, die illegaal is en als parkeerwachter werkt terwijl ze wacht op een verblijfsvergunning.’

Verpauperd Engeland

Lanchester worstelde met de architectuur van de roman. Het is niet zo dat hij eerst Rogers verhaal schreef, dan dat van Quentina enzovoorts. Iedereen was er al bij het begin en Lanchester moest beslissen wanneer hij welke stem zou laten weerklinken.
‘Ik nam mezelf de vrijheid te schrijven zoals men het deed in 1850, toen heel andere regels golden voor perspectief en vertelstem. Het gebruik van een alwetende verteller bevrijdde me want ik kon ronddwalen in welk deel van Londen ik maar wilde. Het is een techniek die ideaal is voor een uitgebreide cast als deze. Kapitaal is niet enkel qua techniek een negentiende-eeuws boek. Ten tijde van Dickens heerste de gedachte dat Londen de plek was waar je het kon maken. Nu is dat gevoel terug, het is jarenlang weggeweest. Het contrast tussen Londen en de rest van het land wordt steeds groter. Terwijl de rest afglijdt in verpaupering – het lijkt er 1976 – is de gedachte dat de Londense straten geplaveid zijn met goud hardnekkig aanwezig.’

Echte research deed Lanchester niet. Als journalist en non-fictieschrijver botst hij sowieso vaak op onderwerpen die hij wil verkennen in verhalen. ‘Ik probeer me bij elk personage diep in te leven in hoe hij of zij zou denken, voelen. Lukt die inlevingsoefening niet, dan schrap ik het personage, begin ik zelf niet aan zijn of haar verhaal. Neem nu Roger. Ik hoorde verhalen van mensen die zaten te wachten op een gigantische bonus en ik probeerde me voor te stellen dat ik zo een som geld zou krijgen. Zbigniew, mijn Poolse arbeider, komt voort uit een schilder die bij ons thuis een klus deed. We hebben niet eens gepraat want hij kon geen Engels. Hij zat tussen de bedrijven door te surfen want hij had aandelen. Zo begon zijn verhaal.’

In vergelijking met eerder werk is Kapitaal een roman waarin Lanchesters autobiografie geen rol speelt, behalve dan qua setting. Lanchester schreef eerder onder andere een biografie over zijn ouders, Familieromance.
‘Mijn eerste roman, De schuld van het genot, ging over een seriemoordenaar en qua sfeer en actie was die heel herkenbaar want hij speelde in de culinaire wereld, die ik als journalist goed ken. Het valt me op dat ik telkens iets heel nieuws wil proberen. Familieromance was een overgangsboek. Ik verkende er de geschiedenis van mijn ouders in, er kwamen bizarre dingen naar boven. In mijn vroege werk lopen altijd personages rond met geheimen in hun verleden. Nu ik dat boek over mijn ouders heb geschreven, kan ik die thematiek laten varen.’

***
John Lanchester – Kapitaal – vertaald door Ronald Fagel en Eline Haks – Prometheus – 509 blz. – 19.95 €. Oorspronkelijke titel: Capital.

Recensie:

In korte hoofdstukken, schakelend tussen de levens van vele personages, schept Lanchester een beeld van de Engelse hoofdstad. Hedendaagse thema’s als moslimterrorisme, de strijd van illegalen om een verblijfsvergunning en de instroom van Oost-Europese werkkrachten maken op een ongeforceerde manier deel uit van deze grootstadsmozaïek. Lanchester is niet bang van een rustig verteltempo. Er is een element van spanning – alle inwoners van Pepys Street krijgen akelige dreigbrieven in de bus – maar een knallende climax blijft uit. Lanchester beschrijft zijn personages enigszins van op afstand, met humor. Zbigniew, klusser bij de rijke, ruziënde Roger en Arabella is niet tevreden met zijn loon: ‘Het is alsof je op de eerste rang naar een scheidingsproces in slow motion zit te kijken en dat er dan ook nog verwacht wordt dat je voor dat voorrecht dokt.’Niet alle personages zijn even sterk uitgewerkt. Een van de hoogtepunten is de stille doodstrijd van de oudste bewoonster uit de straat, Petunia. De financiële crisis vormt de gepaste achtergrond voor dit boek waarin iedereen bezig is met geld. (KM)