Lauren Groff interview (De Standaard)

9789048825578_240@2xNog lang en gelukkig

 

Lauren Groff buigt zich over het huwelijk in ‘Furie en fortuin’, een roman over lotsbestemming, creativiteit en de woede van de vrouw.

 

Kathy Mathys

 

Wanneer ik Lauren Groff de hand schud, moet ik denken aan het moment in Jeffrey Eugenides’ ‘Huwelijk’ waarop het vrouwelijke hoofdpersonage zich erover verwondert dat haar vriendje niet wekelijks zijn lakens verschoont. Groff doet me met haar open blik en gave huid denken aan dit lavendelfrisse meisje en toch moet er in haar sprake zijn van een donkere onderstroom. Anders schrijf je geen roman als ‘Furie en fortuin’, de derde al van de Amerikaanse uit Cooperstown, New York.

Dat de buitenkant van een mens misleidend kan zijn, is een van de thema’s uit dit boek. Op de openingsbladzijden drukken Lotto en Mathilde zich tegen elkaar aan op een strand in Maine. Ze zijn net gehuwd: ‘In hen schitterde een licht dat de aandacht trok en vasthield.’ Lotto heeft het gevoel dat hij eindelijk iemand heeft gevonden die hem toebehoort, nadat velen hem in de steek lieten. Mathilde denkt er anders over: ‘Niemand is van iemand.’

In de eerste helft van de roman krijgen we het huwelijksleven vanuit het mannelijke perspectief, in het tweede vanuit de vrouw. ‘Het huwelijk bestaat uit leugens. Doorgaans vriendelijker. Incomplete verhalen,’ aldus Lotto’s moeder. Groff kan zich hierin herkennen:

‘Ik hou van mijn man, maar als hij al mijn gedachten zou kunnen lezen, zou hij niet gelukkig zijn. Hij zou afgeleid zijn door de kleine irritaties, vergeten dat mijn liefde diep genoeg gaat. Het is essentieel om autonomie te bewaren binnen een huwelijk. Je hoeft niet alles te zeggen wat er in je omgaat.’

Lotto’s wortels liggen in Florida, hij is een rijke erfgenaam die geboren wordt tijdens een orkaan. Het lot, zo gelooft zijn moeder, is hem gunstig gezind; de familie koestert grote verwachtingen van hem. Mathildes achtergrond is minder bevoorrecht. Ze komt uit Bretagne en heeft moeten knokken om het tot model te schoppen. Ze doet er alles aan om haar positie in het leven te handhaven.

Lotto ontpopt zich tot een succesvol scenarioschrijver. Hij is het prototype van een publiek persoon van wie de echtgenote alles regelt achter de schermen. Zijn grote fout: hij onderschat Mathilde.

‘Ik heb ambivalente gevoelens over het huwelijk,’ vertelt Groff. ‘In vele gevallen is het vrouwonvriendelijk. Ik gruw ervan dat je in sommige V.S.-staten moet huwen van de regering. Toch ben ik al tien jaar getrouwd en mijn beslissing om te huwen was de juiste: ik ben gelukkig. Ik wilde schrijven over het huwelijk, met name door wat ik zag gebeuren met mijn vriendinnen de voorbije jaren. Dat zijn werkende vrouwen die een gezin kregen en zich van alle kanten onder druk gezet voelden. Ik woon in het zuiden van de Verenigde Staten waar er heel duidelijke gedragscodes zijn. Vrouwen mogen er hun boosheid niet tonen, enkel van binnen zijn ze furieus.’

 

Creativiteit in de baarmoeder

 

Groff begon zich te verdiepen in literaire voorbeelden van vrouwelijke woede en ze ontdekte dat vrouwen hun furie naar binnen richtten; ze vernietigen zichzelf. ‘Meestal zijn het mannen die over boze vrouwen schrijven, vrouwen die aan het eind van het boek zelfmoord plegen. Denk aan Emma Bovary of Anna Karenina, aan Antigone of Medea.’ In recentere romans ontdekte Groff wel voorbeelden van vrouwelijke personages die hun woede tonen. Opvallend: die zijn gecreëerd door vrouwelijke auteurs. Zo schiep Claire Messud in ‘De vrouw van hierboven’ een memorabele boze vrouw, net als Elizabeth Strout wier Olive Kitteridge uit ‘Winter’ de lezer nooit meer vergeet. ‘Ik ben blij met die recente voorbeelden. Vrouwen kunnen hun woede wel degelijk tonen, als ze dat willen. Ze zijn niet per se destructief.’

Mathilde mag dan wel het eerste personage zijn dat opdoemde in Groffs geest, pas halverwege het boek ontdekken we hoe zij het huwelijk ervaart. ‘Furie en fortuin’ begint met Lotto, een personage dat alles in de schoot geworpen krijgt. Hij ontstond tijdens Groffs bezoeken aan het fitnesscentrum.

‘Ik woon in Florida, land van alligators en gigantische kakkerlakken. Het is er heet en vochtig. Om beweging te krijgen, ga ik fitnessen met drie 65-plussers. Ze zijn blank en rijk. Op politiek vlak heb ik niets met hen gemeen, ze willen op Donald Trump stemmen. Zij geloven in het diepst van hun hart dat alles wat ze bereikten het gevolg is van hard werk, terwijl hun ouders ook rijk waren. Wie arm is, zo geloven ze, heeft dit aan zichzelf te danken. Ik heb heel veel met hen gediscussieerd. Uiteindelijk werd ik het beu want ze waren niet vatbaar voor rede. Door hen ben ik gaan nadenken over privilege, niet enkel dat van de blanke man, maar ook dat van de kunstenaar die de rust en de ruimte heeft om zijn werk te kunnen doen. Lotto heeft een vrouw die alles voor hem regelt, ik heb een man die de administratie doet, die op de kinderen past terwijl ik een lezing hou. Ik steek de hand in eigen boezem: ik ben opgegroeid in een huis vol boeken, ik heb een goede opleiding gekregen. Ook ik ben bevoorrecht.’

Tijdens een van de sleutelscènes verklaart Lotto op het podium dat vrouwen hun creatieve talent kwijt kunnen door kinderen te krijgen. Zijn uitspraken zorgen voor ophef. Ook hiervoor putte Groff uit eigen leven: ‘Lotto is het type dat als student veel liefjes had. Hij verklaart hardop dat hij van vrouwen houdt. Is hij misogyn? Hij is in elk geval ijdel, hij verdiept zich niet echt in zijn vrouw, ziet wat hij wil zien.

Voor die uitspraak over vrouwelijke creativiteit en kinderen krijgen, hoefde ik niets te verzinnen. Tijdens een literaire conferentie was ik ervan getuige hoe een heel beroemde kunstenaar deze uitspraak deed over vrouwen. Hij beweerde een feminist te zijn. Ik heb hem niet gesproken, maar lag de hele nacht wakker op mijn hotelkamer. Hoe kan iemand in godsnaam beweren dat de vrouwelijke creativiteit in de baarmoeder huist?’

 

De werklust van een Amish

 

Ik vraag Groff of ze ook wilde schrijven over de kunstenaar als dief en als monster. Lotto eigent zich tijdens een radio-interview een herinnering toe die deel uitmaakt van Mathildes kindertijd. Hij is een kannibaal, die zich niet steeds bewust is van wat hij aanricht.

‘Er zijn kunstenaars die mensen hun verhaal afnemen. Dat kan gruwelijke proporties aannemen. Denk aan Gertrude Stein die de autobiografie schreef van haar partner, Alice B. Toklas. Ze ontnam Toklas letterlijk haar stem. Dat monsterlijke gedrag is dus niet typisch mannelijk.

Ook ik steel verhalen van mensen uit mijn omgeving, je kan niet anders als schrijver. Je schaamt je, maar je zet je over die schaamte heen. Ik steel ook vaak van de groten. In ‘Furie en fortuin’ staat er vaak commentaar op het gedrag van de personages tussen haakjes. Ik heb dat niet uitgevonden, Nabokov en Woolf deden dat ook al.’

Groff is een harde werker, die het liefst met twee projecten tegelijk bezig is. Zo heeft ze altijd iets dat loopt, komt ze nooit vast te zitten. Die werklust heeft ze van haar ouders, ze komt uit een Amish -gezin. ‘Mijn moeder was een lerares, maar zelfs tijdens de vakantie was ze altijd bezig met klussen of quilten. Stilzitten kon ze niet.’

Haar schrijfproces is omslachtig, ze zou het niemand aanraden. ‘Ik schrijf verschillende versies met de hand vooraleer er een computer aan te pas komt. Ik hou van zinnen, hoe ze lopen, hoe ze klinken, daar ben ik heel intens mee bezig. Daardoor verlies ik het overzicht, zie ik niet wat het geraamte is van het verhaal.’

In 2012 werkte ze aan haar roman ‘Arcadia’, haar tweede. Dat viel haar zo zwaar dat ze een tegenverhaal nodig had. Daarom begon ze aan een boek dat de kiemen bevatte van wat ‘Furie en fortuin’ zou worden.

‘ “Arcadia” gaat over mijn diepste angsten. Toen ik aan dat boek werkte, had ik het gevoel dat ik gek aan het worden was. Daarom begon ik te schrijven over Mathilde en Lotto. Ik hing bruin slagerspapier aan de muren van mijn studio. Aan de ene kant schreef ik alles wat ik kon bedenken over haar, aan de andere kant alles over hem. Aanvankelijk dacht ik dat het twee boeken zouden worden.’

Groff schreef ‘Arcadia’ toen ze zwanger was, wat haar niet goed afging. ‘Het is mijn meest persoonlijke boek. In 2005 leek de wereld te vergaan, tenminste zo voelde het voor mij. Ik woonde pas in Florida, had geen vrienden, voelde me geïsoleerd. De financiële crisis brak uit, ik werd zwaar depressief. Het leek me een grote vergissing dat ik een kind in de wereld bracht, terwijl diezelfde wereld dreigde te vergaan.’

Net als in ‘Furie en fortuin’ draait het in haar tweede roman om wat er onder het oppervlak speelt. Het boek gaat over een jongen die opgroeit in een commune, zijn moeder heeft een zware depressie en kan zich steeds minder verzoenen met het leven aldaar. ‘In de literatuur hangen we heel erg aan de lineaire vertelling. De personages lopen op de grond, ze bevinden zich allemaal op hetzelfde niveau. In Griekse mythen heb je het niveau van de stervelingen en dat van de goden, daarom hou ik er zo van. Ook in de opera heb je verschillende niveaus, er gebeurt veel binnen één moment. Ik hou van polyfonieën.’

 

****

 

Lauren Groff – Furie en fortuin – vertaald door Maaike Bijnsdorp en Lucie Schaap – Hollands Diep – 431 blz. – oorspronkelijke titel: Fates and Furies.

 

Hij en zij

 

‘Furie en fortuin’ begint met het verhaal van Lotto. Daarom gebruikt Groff in het eerste deel masculiene vertelvormen: de verteller is alwetend, er zijn verwijzingen naar de Griekse tragedie, naar Shakespeare. In Mathildes deel is de vertelstem gefragmenteerd en kil. Groff vond inspiratie bij Marguerite Duras’ ‘De minnaar’. Tussen haakjes staan de opmerkingen van wat het koor uit het klassieke Griekse theater lijkt. Dit alles maakt van ‘Furie en fortuin’ een boek dat voortvloeit uit andere boeken. Toch klopt er een stierenhart in dit verhaal. Dat ligt aan de taal die bruist en verrast, aan de plot die op hobbelig terrein speelt en aan de thematiek die veelzijdig is en belangwekkend. Het tweede deel zal lezers verdelen. De manier waarop Mathilde stille wraak neemt, doet denken aan Gillian Flynns ‘Gone Girl’. ‘Furie en fortuin’ is superieur op technisch vlak. De personages zijn onaangenaam en toch is haast elke bladzijde doorleefd. Enkel bij de beschrijving van Mathildes kindertijd in Frankrijk klinkt Groff routineus. (KM)