Lorrie Moore – A Gate at the Stairs


Hartverscheurende genialiteit

Er zijn weinig schrijvers die droefenis en komedie zo briljant samenbrengen als Lorrie Moore. Met ‘A Gate at the Stairs’ brengt de koningin van het kortverhaal een roman over de V.S.- littekens na 9/11.

Kathy Mathys

Er zijn van die boeken die je meteen omver blazen met hun verbale vuurwerk en briljante ideeën. Anderen hebben het meer van de afdronk. Hun compacte, diepe wijsheden dringen zich maanden later plots op in je hoofd. Lorrie Moore beloont haar lezers op korte en lange termijn. Ze is een meester in de snelle kwinkslag – applaus graag, nu! – en in de nazinderende gedachte.
We kennen Moore vooral van haar kortverhalen, vorig jaar nog gebundeld in ‘The Collected Stories’. Haar vorige roman ‘Who Will Run the Frog Hospital?’ dateert uit 1994 en had eigenlijk de lengte van een novelle. Moore verklaarde al vaak dat ze zich thuis voelt bij het kortverhaalgenre. Dat de roman haar net zo goed ligt, bewijst ze met ‘A Gate at the Stairs’, een boek dat je geest 300 heerlijke pagina’s laat zoemen.
Tassie Keltjin verlaat de kale prairie van haar kinderjaren en gaat studeren in Troy, ‘het Athene van de Midwest’, een stad die pronkt met haar liberale gedachtegoed. In Tassie’s hoofd ‘vatten de woorden van Sylvia Plath en Simone de Beauvoir vuur’ en gonst het van de nieuwe indrukken. Tassie’s vader is een kleinschalige landbouwer die aardappelen levert aan trendy restaurants in Troy en die in zijn dorp bekend staat als ‘Tofu Tom’. Toch kreeg Tassie allerminst een trendy opvoeding. Ze is het niet gewend dat mensen elkaar makkelijk aanraken, dat ze FedEx bellen om risotto aan huis te laten bezorgen of dat ze hun innerlijke gevoelens onder de microscoop leggen. De Tassie die tot ons spreekt, blikt terug op haar prille studentenjaren. We kunnen ervan uitgaan dat ze ergens midden de twintig is, wanneer ze haar verhaal doet. Dat verklaart waarom er zoveel ironie en gelaagdheid in haar woorden steekt en waarom haar verhaal doordrongen is van een kennis waaraan het je als student met plankenkoorts ontbreekt.

Tassie neemt een baantje als babysitter bij Sarah en Edward, een koppel dat afkomstig is van de Oost-kust en dat een baby heeft geadopteerd, de half-zwarte Mary-Emma. Sarah schijnt Tassie toe als een vat vol tegenstrijdigheden. Ze is een vrouw bij wie energie en verslagenheid elkaar binnen nano-seconden afwisselen. Over haar verbale ongeremdheid zegt Sarah: ‘Je zal merken dat ik 89 % zeg van wat ik denk. Voor de andere 11 % heb ik de sauna.’ In haar ridicuul hippe restaurant serveert Sarah water uit Fiji en de aardappelen van Tassie’s vader. Tassie ontvlucht de winterkilte van haar studentenhuis, waar enge hoeveelheden roodborstjes samenklonteren en ze spendeert zoveel mogelijk tijd bij haar werkgevers. Ze valt voor een medestudent en sluit haar ogen voor wat duidelijk had moeten zijn: voor hem biedt ze niet meer dan de verdovende ‘genoegens van een minibar’.

Oorlogsrumoer

‘A Gate at the Stairs’ speelt in december 2001. Ook in Tassie’s geboortedorp, Dellacrosse, is de oproep tot wraak om de aanslagen op de WTC-torens hoorbaar. Tassie’s broer, een hartverscheurend personage, meent dat het leger zijn leven een duw in de juiste richting kan geven. Moore wisselt Tassie’s Troy-belevenissen af met scènes bij haar ouders en broer. Er is de kerst die het gezin met moeite uitzit – Tassie’s moeder is het type dat gezinsfoto’s als kerstkaart verstuurt met als onderschrift ‘De kinderen. In dode bladeren’. Er zijn de nog lang nazinderende gesprekken tussen Tassie en haar broer, die je hart breken. De finale van het boek, waarin Tassie haar geboortedorp opnieuw opzoekt, is zo aangrijpend en pijnlijk dat je de bladzijden blijft herlezen.

Moore is een uitzonderlijk groot stilist. Ze brengt wervelende natuurbeelden, die zoveel meer zijn dan het fraaie behang. Ze beschrijft de stemmingen en emoties van haar figuren – nu eens luchtig als een sabayon, dan weer rauw en bloederig – in een taal die je haast doet kirren van plezier. Het dient gezegd: soms overdrijft ze daar zelfs wat in. Dat haast al haar personages de woorden laten opbloeien uit hun mond en nooit verlegen zitten om een perfect getimede sneer, zal sommige lezers zelfs onrealistisch lijken. Dat is het enige minpunt van een roman die meer biedt dan de groeipijnen van een meisje dat basgitaar speelt en de vibrator van haar flatgenote gebruikt om mee in de soep te roeren. Moore heeft het over blanke politieke correctheid, over de fall out van 9/11 en over de verantwoordelijkheden die liefde met zich meebrengt.

Dave Eggers zei ooit terecht dat Lorrie Moore bijna enkel over verlies schrijft en dat ze toch een ongelofelijke comédienne is. Er gebeuren verschrikkelijke en grappige dingen in het boek, die ik omwille van de spanning niet wil onthullen. Tassie werpt haar bleke tienervel af en dat doet pijn. Aan het eind staat ze niet triomfantelijk te glunderen, maar ze is evenmin een geslagen hond. Ze vermoedt dat de dood niet lijkt op de slaap maar op slapeloosheid en ze weet dat enkel liefde meestal niet genoeg is. Dat deze roman, die zoveel moois biedt voor oog, oor en hart, nog geen Nederlandse vertaler heeft, is een onrecht. Van Lorrie Moore, die lenige koorddanserzinnen schrijft vol thesauruswoorden, kan je enkel genieten als je Engels goed is. Hopelijk laat die vertaler geen jaren meer op zich wachten.

****

Lorrie Moore – A Gate at the Stairs – faber and faber – 321 blz.