Lorrie Moore – A Gate at the Stairs (Vrij Nederland)

Vogelnesten als tumoren

Door Kathy Mathys

‘Mijn eerste verhalen lijken wel geschreven door een ongeletterde oermens,’ schrijft Lorrie Moore in de inleiding van ‘The Collected Stories’ uit 2008. De Amerikaanse voelt zich vervreemd van ’ Hoe word ik een andere vrouw’, haar debuut uit 1985. Toegegeven, een aantal vertellingen uit deze parodie op het zelfhulpboekengenre zijn gekunsteld. Toch speur je er al vonken van Moore’s meesterschap, haar uiterst pijnlijke humor, haar genadeloze analyse van menselijke relaties en haar stilistische spierkracht. De kortverhalen van Moore spelen op weinig fotogenieke locaties. Moore’s antihelden rommelen meestal maar wat aan, niet zelden in een stoffige uithoek van het Amerikaanse Midwesten. Velen van hen zijn teruggekeerd na een mislukte lancering in ‘the big city’. Je vindt hen – een glazige blik in de ogen – in ijssalons. Ze rijgen hun leven in onbetekenende flodders aan elkaar: een lange-afstandscursus, een tijdelijke lerarenjob, een yogasessie. Bij Moore leidt dat niet tot treurwilgproza, daar is de Amerikaanse een te grote comédienne voor. Moore laat haar echtparen een slaappilletje nemen na de seks. Een gescheiden vrouw kan het daten met onbekend vlees enkel aan als ze haar bril niet draagt. ‘Hij kon net zo goed Dick Cheney zijn geweest,’ klinkt het over de vage blob.
Vorig jaar publiceerde Moore, 15 jaar na het betoverende ‘Who Will Run the Frog Hospital?’, eindelijk nog eens een roman. In ‘A Gate at the Stairs’ treffen we, anders dan in Moore’s kortverhalen, een jong veulen aan. Tassie Keltjin is 17, wanneer ze gaat studeren in Troy, ‘het Athene van het Midwesten’. Ze is de half joodse dochter van een biologische landbouwer, die binnen het dorp schertsend ‘Tofu Tom’ wordt genoemd. Alle hippe tafelhygiëne ten spijt, kreeg Tassie geen progressieve opvoeding. Tassie is een praatgrage verteller, maar een onwennig, veeleer zwijgzaam personage. Aan het begin van de roman haalt ze haar levenswijsheid vooral uit boeken, maar dat verandert wanneer Edward en Sarah haar inhuren als babysitter. Of liever: ze nemen haar mee als scout tijdens hun zoektocht naar een adoptiebaby. Sarah is een Oostkust-snob, die zelfs in wintertijd zwarte zonnebrillen draagt en die FedEx risotto laat leveren aan huis. Tassie’s tournee op de internationale baby-markt levert bijzonder schrijnende en komische scènes op. Het paar kiest uiteindelijk voor een zwart meisje, dat zelfs in het progressieve Troy boze blikken krijgt toegeworpen.

Moore’s coming-of-age is briljant. Tassie speelt Violent Femmes op de bas en ze vraagt zich af of er mannen bestaan wiens penis lijkt op de vibrator van haar flatgenote. Moore laat het echter niet bij Tassie’s groeistuipen. Haar roman speelt in het semester na ‘ de gebeurtenissen van september’ – het is nog te vroeg om van 9/11 te spreken . Ook in het Amerikaanse Heartland weerklinken kreten om wraak. Wanneer Tassie voor de kerst terugkeert naar haar geboortedorp heeft ze het met haar jongere broer Robert over zijn toekomst. De dyslectische Robert is geen bolleboos, vindt hijzelf, en hij overweegt om te gaan vechten in Irak. De gesprekken tussen Tassie en Robert behoren tot de allermooiste broer-zusdialogen uit fictieland. Moore’s tweede verhaallijn richting het internationale toneel is minder geslaagd. Tassie valt voor een Braziliaan, die uiteindelijk een duistere agenda blijkt te hebben. Moore’s bespiegelingen over internationale terreur doen onwennig aan in een roman die zich toch vooral afspeelt binnen Tassie’s hoofd.

Tassie doet haar verhaal wanneer ze halfweg de 20 is. Ze is inmiddels wijzer, ironischer, maar ook nostalgisch om wie ze was. Niemand is zo briljant in deze kruising van melancholie en ironie als Moore. De verbale acrobatieën van Moore zetten je zintuigen op scherp. Haar beelden zijn dikwijls naargeestig – vogelnesten die eruitzien als tumoren, een zwarte beha die iets wegheeft van een onbestemd, klauwend dier.

Wie Moore’s universum kent, weet dat het onheil er elk moment kan toeslaan. Moore haalt haar personages uit balans door ze te bestoken met ziekte, dood en andere gruwelen. In haar inmiddels klassieke kortverhaal ‘People Like That Are the Only People Here: Canonical Babbling in Peed Onk’ voert ze de moeder op van een baby met een niertumor. Dat leidt tot kwaadheid, maar ook tot hilariteit, wanneer Moore de ouders van terminale kinderen de ziekenhuizen laat vergelijken, als waren het vakantieoorden. Op 9 juni wordt de Orange Prize voor fictie uitgereikt. Niemand verdient de prijs zozeer als Lorrie Moore, die met ‘A Gate at the Stairs’ een verpletterend en verbijsterend boek schreef dat nog weken in je hoofd blijft galmen. Dat Moore niet meer in het Nederlands verschijnt, is niet minder dan een schande.

Lorrie Moore – The Collected Stories – faber and faber – 656 blz.
Lorrie Moore – A Gate at the Stairs – faber and faber – 321 blz.