Margaret Atwood – Oryx en Crake (De Standaard)


Zondag interview ik Margaret Atwood in Amsterdam. Ze komt er praten over ‘The Year of the Flood’, een roman die in de lijn ligt van ‘Oryx and Crake’. Het is geen echte sequel, al treden sommige personages uit ‘Oryx and Crake’ opnieuw aan. Dit was mijn recensie van ‘Oryx and Crake’:

Afgestrafte hoogmoed

Achttien jaar na ‘Het verhaal van de dienstmaagd’ waagt Margaret Atwood zich opnieuw aan een apocalyptische roman. ‘Oryx en Crake’ is het fascinerende portret van een op hol geslagen technocratie die opvallend veel gemeen heeft met onze eigen leefwereld.

Kathy Mathys

In het feministische ‘Het verhaal van de dienstmaagd’ waarschuwde de Canadese schrijfster Margaret Atwood voor de gevaren van religieus fundamentalisme. Ze creëerde een futuristisch visioen van de Verenigde Staten, waarin puritanisme en letterlijke bijbelinterpretatie hoogtij vierden. Na jaren van chemische vervuiling bleken de meeste vrouwen onvruchtbaar. De enkelingen die toch nog kinderen konden krijgen, werden gedegradeerd tot wandelende baarmoeders die hun baby’ s dienden af te staan aan de echtgenotes van topambtenaren. Terwijl die roman uit 1985 vooral de leefwereld van een paar vrouwen verkende, is ‘Oryx en Crake’ eerder een mannelijke aangelegenheid.
In het openingshoofdstuk schuimt hoofdpersonage Sneeuwman een verlaten strand af op zoek naar etensresten. Hij is de enige menselijke overlevende van een niet nader gespecificeerde Apocalyps. Oceaangolven spoelen over autowrakken die als ersatz-golfbrekers boven het wateroppervlak uitsteken. Af en toe wordt Sneeuwman benaderd door de nieuwe aardbewoners: vredelievende, grasetende mutanten met perfecte lichamen en heldergroene ogen. De kinderen van Crake, zoals ze door Sneeuwman worden genoemd, benaderen het ideaalbeeld dat aan bepaalde primitieve stammen wordt toegedicht. Hun communicatiemiddelen zijn beperkt, ze hebben geen bezittingen of leidersfiguren en ze kennen geen seksuele jaloezie. Omdat hij door zijn voedselvoorraad heen zit, trekt Sneeuwman naar zijn oude woonplek. Door zijn hoofd flitsen allerlei flarden uit tekstboeken die hij ooit las of reclameslogans die hij als pr-man verzon. Onderweg wordt hij belaagd door wolvijnen, een uiterst gevaarlijke variant op het ondertussen uitgestorven hondenras.
Sneeuwmans odyssee wordt voortdurend onderbroken door flashbackscènes over zijn verleden, toen hij nog gewoon Jimmy heette. Met zijn postapocalyptische naam wil hij zijn beste vriend Crake een hak zetten. Die hield namelijk niet van fantastische creaturen als draken of eenhoorns en ook voor de Verschrikkelijke Sneeuwman had hij wellicht zijn neus opgehaald. De kleine Jimmy groeit op aan de Amerikaanse Oostkust in het midden van de 21ste eeuw. Door de opwarming van de aarde werden talloze Noord-Amerikaanse kuststeden weggespoeld. Hoogbegaafde technici hebben de macht in handen in de Compounds. Dit zijn uiterst streng bewaakt gemeenschappen waar biotechnologen kruisen en klonen dat het een lieve lust is. Jimmy’s vader werkt mee aan de ontwikkeling van varkuiven, varkens waarin extra organen worden gekweekt voor transplantaties. Jimmy’s moeder was ooit bij het project betrokken maar haakte na een paar jaar af omdat ze het één grote morele beerput vond. Wanneer ze uiteindelijk vlucht uit de verstikkende Compounds wordt ze vervolgd door privé-milities die vrezen dat ze geheime informatie aan de concurrentie zal verkopen. Buiten de Compounds, in de zogenaamde pliebands, heerst totale anarchie. Jimmy is er nooit geweest en de oceaan kent hij enkel van beelden op het internet. Samen met zijn schoolvriend Crake doodt hij de tijd met computerspellen als ‘Extinctathon’, waarin uitgestorven diersoorten de hoofdrol wegkapen, of kijkt hij naar porno en live-executies op het net. De tienerjongens lijken immuun voor de getoonde gruwelen tot ze op een site voor kinderporno belanden, waar ze voor het eerst Oryx zien. Het meisje met de indringende blik maakt een diepe indruk op de twee. Na hun tienerjaren gaan Jimmy en Crake elk hun eigen weg. Jimmy, de meer sceptische en verbaal begaafde van de twee, volgt een kunstopleiding aan een weinig gereputeerde academie en gaat vervolgens aan de slag in een reclamebureau. Na enkele jaren van monotone arbeid en vrijblijvende seksuele liaisons staat Jimmy aan de rand van een depressie en net dan komt Crake opnieuw bij hem aankloppen. Die schopte het tot topwetenschapper en hij vraagt zijn oude vriend om de reclamecampagne te voeren voor zijn levensverlengende pil. Crake heeft ook de leiding over een uiterst geheim mutantenproject en tot Jimmy’s grote verbazing leert Oryx, Crakes nieuwe vriendin, de gekloonde wezens spreken.

De meest memorabele dystopische romans verbeelden geen compleet onherkenbare fantasieën maar zitten verankerd in ons eigen universum. Zo rekent H.G. Wells in ‘De tijdmachine’ af met een aantal prangende angsten en bekommernissen uit het Edwardiaanse Engeland. De monsters uit George Orwells ‘1984’ lijken dan weer akelig sterk op nazi’s of stalinisten. Ook in ‘Oryx en Crake’ krijgen we een ontspoorde versie van onze maatschappij. Met een gentechnologie die zich aan kruissnelheid ontwikkelt en met de anonieme oppermacht van een handvol multinationals lijkt het nachtmerriescenario van Atwood helemaal niet zo uitzinnig. Meer nog, onze leefwereld lijkt elke dag net iets meer op die uit ‘Oryx en Crake’. Zo doet de finale van het boek denken aan de uitbraak van de SARS-epidemie, een effect dat Atwood niet had kunnen voorzien. De schrijfster weet de sfeer van arrogante overmoed en Frankenstein-achtig geëxperimenteer treffend te evoceren. Ze stoffeert haar proza met rijke en veelzeggende details die de tekst een semi-wetenschappelijke allure geven. Atwoods uitgebreide literatuurlijst op www.oryxandcrake.com staat dan ook vol titels over ecologie en evolutieleer. Soms sluipt net iets te veel zakelijkheid het verhaal binnen, vooral in de passages over Jimmy’s kindertijd die te poëtisch zijn voor de wetenschappelijke intermezzo’s. Gelukkig is Atwood als steeds gewapend met een scherpe, ironische pen. Het boek opent met een citaat uit Jonathan Swifts ‘Gullivers reizen’ en dat is geen toeval. Met haar gitzwarte komische observaties toont Atwood zich de literaire erfgenaam van de 18de-eeuwse auteur. Wanneer een melancholische Sneeuwman zich afvraagt hoe het komt dat hij zich af en toe nog intens gelukkig voelt, merkt de vertelster droogjes op dat het wel aan een vitaminetekort zal liggen. Atwoods humor laat zich ook voelen in de namen die ze verzint voor de computerspelletjes van haar protagonisten – Kwiktime Osama en Barbarian Stomp.

Het menselijke drama dat aan dit doemscenario gekoppeld wordt, is onevenwichtig. Zoals wel vaker het geval is in het dystopische genre, zijn een aantal personages niet meer dan uithangborden voor een abstract idee. De sinistere Crake bijvoorbeeld symboliseert de menselijke hybris en hij blijft te schimmig om geloofwaardig te worden. Oryx’ personage is nog problematischer. Haar voorgeschiedenis als kindprostituee hoort niet helemaal thuis in deze roman. Atwoods poging om een parallel te trekken tussen Sneeuwman met zijn kinderen van Crake en de louche pooiersfiguur Oom En met zijn arme straatkinderen leidt eigenlijk nergens heen. Met Jimmy zet ze dan wel weer een complexe, innemende figuur neer. Het beeld van Sneeuwman als de droevige curator van de oude mensentaal is hartverscheurend. Hij lijkt wel op een verouderd, tilt slaand computermodel waarvan het raderwerk af en toe vergeten woorden spuit: serendipiteit, onvermurwbaar, zwaarmoedig. Door zijn hoofd zoemen melodietjes uit een verdwenen tijdperk: ‘Wat is dat voor wijsje? “Winter Wonderland”. Dat speelden ze altijd in de winkelcentra met kerstmis, lang na de laatste keer dat het gesneeuwd had.’ Jimmy’s kinderjaren in de Compounds met zijn afwezige vader en gedeprimeerde moeder zijn bijzonder raak geschetst. Ondanks de spitstechnologische omgeving hebben de Compounds met hun shopping malls en soda’s wel iets weg van een jaren ‘50-suburb. Dit gevoel wordt nog versterkt door het personage van Jimmy’s moeder, die niet zou misstaan in het oeuvre van Anne Sexton. Jimmy vindt haar na schooltijd steevast aan de keukentafel in haar fuchsiarode kamerjas, leeg voor zich uitstarend. Net als Winston Smith in Aldous Huxleys ‘Heerlijke nieuwe wereld’ of Offred in ‘Het verhaal van de dienstmaagd’ gelooft Jimmy in de kracht van de liefde. Ook humor, taal en kunst kunnen volgens hem – en volgens Atwood – dienst doen als antidotum tegen anonimiteit en kille wetenschappelijkheid. Toch is ‘Oryx en Crake’ geen regelrechte aanklacht tegen biotechnologie. Daarvoor is Atwood te zeer gepassioneerd door biologie en genetica. Ze hoedt zich dan ook voor prekerigheid in deze intelligente maar kwade droom over een ontwrichte samenleving.

MARGARET ATWOOD, Oryx en Crake. Vertaald door Tinke Davids, Bert Bakker, Amsterdam, 373 blz., 21,95 euro. Oorspronkelijke titel: Oryx and Crake.