Michael Cunningham interview (De Standaard)


Een sexy honderdjarige

Michael Cunningham lonkt naar Thomas Manns’ “Dood in Venetië” met zijn nieuwste roman. De schrijver van “De uren” praat in Antwerpen over kunst, schoonheid en ouder worden.

Kathy Mathys

De Michael Cunningham die ik vijf jaar geleden ontmoette – nerveus, kettingrokend tijdens het interview – is niet meer. De New Yorkse schrijver straalt rust uit, verfijnde charme en enkel aan zijn gulle lach hoor je nog dat hij te veel rookt. Cunningham wil oud worden, heel oud. ‘Ik moet stoppen met roken, ik weet het. Na deze boekentournee doe ik het, zeker weten.’

Peter Harris uit “Bij het vallen van de avond” is een veertiger met een mooie vrouw, een hippe loft en een gerespecteerde kunstgallerij. De onrust knaagt echter en krijgt vrij spel wanneer Mizzy, de jonge broer van Peters vrouw Rebecca, tijdelijk zijn intrek neemt in de loft. Cunningham schreef al vaker over personages die het gevoel hebben dat ze iets missen. In “Huis aan het einde van de wereld” omschrijft Jonathan zijn leven als een ‘geannuleerd ticket’. Vanwaar komt die fascinatie?
‘Ik ben erg geïnteresseerd in mensen die meer vrede of liefde willen, die op zoek zijn naar transcendentie. In “Bij het vallen van de avond” zoekt Peter Harris naar het tegenovergestelde van vrede, naar iets wat hem laat sidderen, iets wat hem verbijstert. Hij zoekt het in de kunst maar vindt het, of meent het te vinden, in een ander mens. Dat betekent niet dat de kunst nooit volledige vervulling kan bieden. Dit is Peters verhaal en als een romanschrijver ben je altijd met een specifiek personage bezig. Natuurlijk hoop je wel dat de personages, die ik altijd zo levensecht en menselijk neerzet als ik kan, iets universeels hebben, dat het geen onherkenbare excentriekelingen zijn.

Peter voelt zich schuldig over zowat alles in zijn leven. Het is dat schuldgevoel dat hem de kaarten grondig laat herschudden. Hij voelt zich slecht over zijn gedeprimeerde dochter, over de kunstwerken die hij verkoopt, zijn aan aids gestorven broer.Net als zo vele mensen heeft hij een overontwikkeld verantwoordelijkheidsgevoel. Hij kan niet aanvaarden dat er mislukking is in zijn leven en kiest ervoor om alles uit te wissen. ‘

Peters obsessie met Mizzy is erg complex. Maakt het voor u uit of Peter hetero is of homo?

‘Ik wou dat Peters interesse in Mizzy iets veelgelaagds was. Dit is in geen geval het verhaal van een verdoken homo die eindelijk uit de kast komt want dat hebben we al genoeg gelezen. Peter is voor mij, in essentie, een heteroseksueel. Hij valt voor Mizzy omdat hij een reïncarnatie is van de jonge Rebecca, van zijn dode broer en zelfs van Peters jongere zelf. Verder zie ik Peter ook als een verzamelaar die Mizzy als een object beschouwt, een levende sculptuur, glanzend en perfect. Hij wil dat kunstwerk bezitten. Natuurlijk is er een erotische spanning tussen hen maar het verhaal gaat voor mij niet in de eerste plaats over seks.

Peter is bezeten door gedachten aan het verleden, een verloren tijd die hem zo veelbelovend toescheen. Mijn kindertijd is nog steeds erg aanwezig in mijn geest maar het is geen obsessie. Ik denk er veel aan en ik ben me bewust van de manier waarop het kind de man werd. Ik romantiseer mijn kindertijd niet, ik herinner me ook de minder mooie momenten, het ongeluk.
Ik schrijf vaak over personages die één gouden moment hadden. Voor Peter was het een zomerdag bij Lake Michigan. Voor Clarissa in “De uren” was het één ogenblik van liefde. Ik laat mijn personages treuren om wat verloren is, al ben ik zelf anders. Ik vind het erg tragisch wanneer mensen hun hele leven lang rouwen om een lang vervlogen moment. Het is zo een gigantische tijdsverspilling. Ik wil met alle kracht vooruit, altijd. Ik weet niet waarom ik zo vaak over dit gegeven schrijf. Waarschijnlijk heeft het te maken met mijn neiging om in het verleden te leven, een neiging waartegen ik me met succes verzet. Nu ik ouder word, vraagt dat verzet steeds minder inspanning.’

U wordt bijna 58. Schrikken de ouderdom en de dood, die in dit nieuwe boek rondwaren, u af?

‘Ouder worden maakt me niet zo bang als ik had gedacht. Natuurlijk denk ik wel aan de dood en je zal me nooit mijn schouders zien ophalen, wanneer mensen het erover hebben. Ik voel me nu eigenlijk veel beter dan toen ik 25 was. Ik ben veel trouwer aan wie ik echt ben, als jongere had ik daar moeite mee. Soms ga ik in gedachten terug naar de tijd dat ik in de twintig was en dan zeg ik tegen mijn jongere zelf: “Je moet meer genieten, wees niet zo nerveus.” Tegelijkertijd heb ik het gevoel dat mijn 85-jarige zelf momenteel meekijkt en zegt: “Wees blij dat je 58 bent. Het is fantastisch, je kan wandelen, je hebt zoveel mogelijkheden.” Ik probeer te luisteren naar de 85-jarige in mij. Onze obsessie met jeugd is ridicuul en het brengt onze levens ernstige schade toe. Het heeft enkel met geld te maken, het cosmetica-imperium, de botox-industrie. Ik vind het erg jammer dat onze maatschappij ons voortdurend aanmoedigt in onze haat tegenover ouder worden. Ik verzet mij daartegen. Geef mij maar een mooie vijftigjarige in plaats van een oogverblindende twintigjarige.’

U vergelijkt Peter met personages uit Henry James of George Eliott. Is hij uit hetzelfde hout gesneden als die 19de-eeuwse figuren?

‘Ik ben in zekere zin een ouderwetse schrijver en ik besef dat. Schrijvers uit het verleden geven me kracht en beïnvloeden me ook. George Eliot en Henry James schreven personages die nog steeds modern zijn. Mensen in de zeventiende eeuw verlangden hetzelfde van een schilderij of boek als onze tijdgenoten.
Ik merk wel dat ik niet geïnteresseerd ben in de Gatsby’s in deze wereld. De King Lears doen me veel minder dan de randfiguren. Wat voelt groot en belangwekkend in kleine mensenlevens? Dat is de vraag die me bezighoudt en dat is ook wat iemand als Virginia Woolf dreef bij het schrijven.
Voor “De uren” en “Stralende dagen” putte ik uit respectievelijk Virginia Woolf en Walt Whitman. Bij dit boek, waarin verwijzingen staan naar Thomas Mann, was ik me minder bewust van de inspiratiebron. Ik las Mann voor het eerst toen ik erg jong was. Zijn boeken maken deel uit van mijn DNA. Ze bepalen wie ik ben. Toen ik “Bij het vallen van de avond” begon te schrijven, besefte ik pas na een paar hoofdstukken dat er sterke gelijkenissen zijn met “De dood in Venetië”. De fixatie van een oudere man op een jongeling zit in beide boeken. Toch zijn er grote verschillen, vooral in de afwikkeling. Enkel het uitgangspunt is gelijkend. Ik zie het begin van mijn roman als een hommage aan Mann, terwijl het einde een hommage is aan Joyce’s “De doden”. Die laatste scène met de sneeuwval schreef ik met Joyce in gedachten.’

Op literair vlak houdt u van de klassiekers en de traditie. Hoe zit het met kunst? Sluit u zich aan bij Peter die meer houdt van Rodin dan van de moderne installaties in zijn gallerij?

‘Ik geef toe, al zal ik daar wel wat kritiek op krijgen, dat veel hedendaagse kunst en literatuur me niet bevredigt. Ze geeft kijkers en lezers niet de emotionele catharsis die we willen. Ik vind het jammer dat moderne kunst afstandelijk is, teveel bekommerd is om de overdracht van ideeën. Wanneer ik door Chelsea loop en de kunstgallerijen bekijk, kan ik me niet ontdoen van de indruk dat we op zoek zijn naar meer inhoud, naar verlossing, bijna. Ik sluit me dus aan bij Peters standpunt dat de kunst van vandaag niet echt raakt, doodgeboren is. Een beeld van Rodin doet iets heel anders met mij dan een video-installatie met beelden van voetgangers op straat. De ambities van hedendaagse kunstenaars zijn me te beperkt en de uitvoering is te karig. Momenteel zijn we in een weinig inspirerende periode maar ik ben er ook van overtuigd dat er verbetering komt, dat de schoonheid een comeback maakt.’

Wat is schoonheid voor u?

‘Elk oprecht eerbetoon aan de wereld noem ik schoonheid. Alles wat louter sentimenteel, decoratief of oogstrelend is, is geen echte schoonheid voor mij. Schoonheid heeft ook te maken met mysterie en met verschrikking. “Schoonheid is niets anders dan het begin der verschrikking”, zo citeer ik Rilke aan het begin van mijn roman. Echte schoonheid maakt ons bang, is niet geruststellend. Ik denk dat angst steeds belangrijker wordt in kunst, vooral omdat angst ook in onze levens zo belangrijk is geworden. Er is veel om bang voor te zijn: opwarming van de aarde, globale oorlogen. Hedendaagse kunst moet die angst onder de loep nemen en dat is bijvoorbeeld wat Damien Hirst doet.’

Is New York te clean geworden voor een door verre dromen geplaagde romanticus als Peter?

‘New York is vol nauwelijks in bedwang gehouden geweld. Als je er rondloopt, zie je voortdurend dingen die bijna foutlopen. Je voelt er een dreiging waar je je vinger niet goed kan opleggen. Toch is er vandaag de dag een relatief gevoel van veiligheid, dat er helemaal niet was in de jaren 1970. Peter betreurt het dat het overal zo veilig is geworden, zelfs als je ’s nachts rondloopt. Ik wou het boek openen met de dood, met geweld. Vanuit een taxi kijkt Peter toe naar een paard dat toeristenrijtuigen trekt en dood op de grond ligt. Peter voelt een groot verlangen om dat dode dier te zien. Hij wil gevaar, is op zoek naar een haast middeleeuws gevoel van onveiligheid.

Ik herken wel iets van Peters frustratie. Al ben ik zelf niet op zoek naar dat duistere, toch gruw ik van de “geluksepidemie” die door de V.S. woedt en die zeker niet typisch is voor New York alleen. Het donkere wordt overal geweerd en weggeschrobd. Amerikanen rekenen erop dat ze altijd en overal gelukkig zijn. Dat voelt oppervlakkig en beperkt voor mij. Ook al ben ik op zoek naar geluk, ik vind dat verdriet een mensenlever rijker maakt, net als woede, nijd en afgunst. Er is een tendens in de V.S. om elk gevoel dat afwijkt van geluk te neutraliseren met een pil en daar walg ik van. Ik vind dat het aan de romanschrijvers is om ook over die donkere kanten te schrijven.

Dat vreselijke ongeduld van Amerikanen, vreselijk is het. Kijk maar naar het politieke toneel. Obama was pas een maand aan de slag en er was al gemor. Ik snap wel dat werkloosheid een enorm probleem is, maar Obama heeft geen kans gekregen. Ik geloof in Obama, al had hij soms kordater mogen optreden. Na acht jaar George Bush voelt een medelevende, intelligente en genuanceerde president nog steeds als een hallucinatie.’

Toen “Stralende dagen” verscheen, zei u dat het absurd zou zijn om over New York te schrijven, zonder een verwijzing naar 9/11. Nu zijn die aanslagen onheilspellend afwezig.

‘In een eerste versie van het boek zaten er verwijzingen naar de WTC-torens en ik nam ze eruit omdat ze te geforceerd waren. Ze namen het verhaal in een richting die me niet interesseerde. Soms probeer je een symfonie te schrijven, soms een strijkkwartet en als je dat laatste doet, dan is er geen ruimte voor het orkest. Toch laat ik Peter de ochtendkrant lezen met nieuws over Darfoer en klimaatsproblemen. Als we lezen over globale gruwelen, lijken onze eigen trauma’s zo klein en lachwekkend. Toch blijft ons hartzeer verscheurend en knagen onze verlangens onaflatend, Darfoer of geen Darfoer. Dat wou ik laten zien.’

***
Michael Cunningham – Bij het vallen van de avond – Prometheus – vertaald door Marijke Versluys – 254 blz. – oorspronkelijke titel: By Nightfall.