Nicole Krauss interview (De Standaard)


‘Ik ben nog steeds onzeker over mijn talent’

Nicole Krauss ziet haar romans als oude huizen die wel eens een lek hebben in het dak. Perfectie is niet haar grootste streefdoel, vertelt de schrijfster van ‘De geschiedenis van de liefde’.

Kathy Mathys

Wat een verschil met vijf jaar geleden, toen de nog piepjonge Krauss pijnlijk lang deed over elke zin. Nu praat ze als een volleerde over de metaforen, betekenislagen en echo’s in haar werk, over de manier waarop het moederschap haar verhalen kleurt. ‘Het grote huis’ is een roman met vier verhaallijnen die elkaar raken en hier en daar overlappen. Het bindmiddel is een bureau, dat ooit aan de dichter Lorca zou hebben toebehoord en dat in handen valt van een Chileense schrijver. Alle personages hebben iets te maken met het meubelstuk dat voor de één geliefkoosde herinneringen oproept, voor de ander dreiging uitstraalt. Krauss’ personages kampen met trauma’s en verlies en de schrijfster laat zien hoe ze omgaan, of weigeren om te gaan, met hun verleden. De toon is somberder, minder speels dan in ‘De geschiedenis van de liefde’ en Krauss had er beter aan gedaan om personages te scheppen die minder op elkaar lijken. ‘Het grote huis’ zit boordevol echo’s en spiegels, zoveel dat de lezer de weg dreigt te verliezen. Toch bevat dit boek, net als Krauss’ eerdere werk, prachtige passages over de kracht en de betovering van de liefde, die tussen broer en zus, die tussen minnaars, tussen ouder en kind.

Vijf jaar geleden, toen we praatten over ‘De geschiedenis van de liefde’, had u veel twijfels over uw schrijverschap. Zijn die er nog steeds?

Ik ben nog steeds onzeker over mijn talent als schrijver. In ‘Het grote huis’ heb ik die onzekerheid gebruikt, ik heb ze het verhaal binnengehaald. Dit is een boek waarin twijfel een grote rol speelt, of het nu gaat om de onzekerheid van schrijfster Nadia, de morele twijfel van de Israëlische vader of Arthurs twijfel over de mate waarin we een beminde kennen. ‘Het grote huis’ is een roman vol verhalen, die op een diepe manier met elkaar verbonden zijn. Die connecties zijn niet makkelijk of vanzelfsprekend. Ik ben minder geïnteresseerd in de schakels op plotniveau dan in de emotionele, intellectuele en filosofische echo’s. Dit boek is als een gigantisch meubelstuk met bouten die de verschillende delen verbinden. Het was onvermijdelijk dat ik ooit een roman zou schrijven met het woord ‘huis’ in de titel. Toen ik de eerste versie schreef van mijn debuut vergeleek ik romans al met huizen. Ik ben begonnen als dichteres ; gedichten zijn als kamers, klein, overzichtelijk en in sommige gevallen, perfect. Bij romans is die perfectie onhaalbaar. Ze zijn als oude huizen waarin altijd wel een raam rammelt. Ik voel me thuis in de roman, een genre waarin het niet gaat om perfectie. Schrijven is een fysieke bezigheid vol verrassingen. Ik begin met de constructie van een deurknop, al heb ik op dat moment nog geen idee hoe de rest van de deur er zal uitzien.

Als ‘perfectie’ het streefdoel is van de dichter, wat is dan dat van de romancier?

Je probeert een verhaal te brengen dat troost brengt aan de lezer. Meer nog, romans laten ons toe om onze levens te interpreteren en te duiden. Ik ken geen enkele andere kunstvorm die de mogelijkheid biedt om de geest van een ander binnen te treden. Het lezen van romans kan leiden tot empathie en, vervolgens, tot medeleven. In mijn eerste boek ‘Man komt kamer binnen’ beschrijf ik een wetenschappelijk experiment, waarbij iemands herinneringen getransporteerd worden naar de geest van een man met geheugenverlies. Het loopt fout en de man vindt de herinneringen beangstigend. Dat is niet verwonderlijk. We willen geleidelijk binnengeloodst worden in de geest van een ander. Lezen brengt die mogelijkheid en als je te overrompeld bent door de geest van een personage, kan je het boek gelukkig opzijleggen.

‘Het grote huis’ is een roman met vele verhalen binnen het hoofdverhaal. Hoe maakt u er toch een stevig huis van?

Ik werk heel intuïtief en ik laat me leiden door toevalligheden. In het begin was die aanpak eng want je weet niet of je schrijfsels iets opleveren. Nu vertrouw ik het proces al wat meer. Ik schrijf zonder structuur en pas achteraf zie ik hoe de verschillende verhaallijnen een patroon vormen. Een voorbeeld: ‘Zwemvijvers’ gaat terug op een herinnering aan Hampstead Heath, waar ik jaren woonde. Ik liep er vaak voorbij grote zwarte gaten, zwemvijvers, waar sommige zwemmers dagelijks indoken, jaar in jaar uit. Dat beeld fascineerde me en ik schreef over een man die zijn zwemmende echtgenote observeert. Pas veel later begreep ik hoe het zat tussen die man en die vrouw. Ze hebben een liefdevolle band, maar de vrouw houdt hem op een afstand. Dat beeld van die zwarte gaten waarin ze dagelijks wegzonk, begon betekenis te krijgen.
Ik geef je nog een voorbeeld: ik werk op de bovenverdieping van een hoog, smal New Yorks huis en in mijn kamer staat een gigantisch bureau. De vorige eigenaar bouwde het tegen de muur en je kan het enkel beneden krijgen door het aan stukken te hakken. Ik hou niet van het meubel en toch laat ik het staan. Ik zie het als een erfstuk, iets waarvoor ik verantwoordelijk ben. In mijn roman krijgt het bureau een symbolische betekenis. Het staat voor de emotionele erfenis die we meekrijgen van onze ouders. Sinds ‘De geschiedenis van de liefde’ heb ik twee kinderen gekregen en heb ik veel nagedacht over de vraag wat we doorgeven aan onze kinderen, onze angsten, grieven, de manier waarop we kijken naar de wereld. Toen ik ‘Man komt kamer binnen’ en ‘De geschiedenis van de liefde’ schreef, deed ik dit vanuit de positie van het kind. Nu schrijf ik als ouder.

Op welke andere manieren heeft het moederschap sporen nagelaten in uw werk?

Ik had dit boek niet kunnen schrijven zonder de geboorte van Cy en Sasha. Dat vertaalt zich in kleine details. Het verhaal waarin een oude vader zich verstoten voelt door zijn zoon, begrijp ik als moeder ten gronde. Kleine kinderen hebben fases waarin ze eerst de ene ouder en later de andere verkiezen. In de meeste gevallen verdwijnen die uitgesproken voorkeuren bij oudere kinderen, al is dat niet altijd zo. Dat kan erg pijnlijk zijn voor een liefhebbende ouder. Verder heb ik conversaties die ik met mijn driejarige kind had over de dood letterlijk overgenomen in het boek. Het ouderschap heeft mijn leven oneindig veel rijker gemaakt, ook mijn leven als kunstenaar.

Nadia, één van de schrijfsters in het boek, maakt bespiegelingen over het schrijverschap. Deelt u haar ideeën?

Ik ken haar angsten en zorgen, al weet ik zeker dat ik het goede beroep heb gekozen. Nadia twijfelt eraan of haar keuze de juiste was en of haar boeken wel iets voorstellen. Ze heeft gekozen voor het kunstenaarschap en het begint haar te dagen dat ze intimiteit mist. Ik heb een familie, al besef ik dat ik net zo goed Nadia’s pad had kunnen kiezen. Nadia heeft het gevoel dat het verhaal dat ze moet schrijven – dat ‘ultieme boek’ – haar steeds ontglipt. Dat ken ik, die knagende onrust. Ik heb de indruk dat mijn eerste drie boeken een trilogie vormen. Ze gaan over personages die zichzelf heruitvinden. Door middel van de verbeelding brengen ze samenhang aan in hun herinneringen, krijgen ze een nieuwe identiteit. Dat vind ik een erg aangrijpend proces. Men beweert dat mijn boeken gaan over ‘de herinnering’, terwijl ik vind dat ik schrijf over ‘de geest die zich herinnert’. Dat is een subtiel, maar belangrijk verschil. Iedereen die op een creatieve manier met zijn herinneringen aan de slag gaat, is een soort fictieschrijver.

Schrijft u om andere redenen dan tien jaar geleden?

In essentie zijn de redenen dezelfde, al heeft mijn familieleven invloed op mijn schrijverschap. Ik heb altijd geschreven omdat ik hou van de vrijheid die een personage je schenkt. Dankzij mijn verhalen kan ik me uitdrukken op een manier die het dagelijkse leven me niet toelaat. Ik ben niet de meest sociale persoon en toch heb ik een grote behoefte aan begrip, aan gehoor. De diepe band die ik als schrijver aanga met mijn lezers is essentieel. Het succes van ‘De geschiedenis van de liefde’ heeft me verwonderd. Ik was bang dat een boek dat zoveel vragen opriep, geen lezers zou vinden. ‘Het grote huis’ roept minstens zoveel vragen op als mijn vorige. Net als Tsjechov geloof ik niet dat literatuur vragen moet beantwoorden, schrijvers houden het eeuwigdurende vraagstellen in gang.

***
Nicole Krauss – Het grote huis – Anthos – vertaald door Tjadine Stheeman en Rob van der Veer – 342 blz. Oorspronkelijke titel: Great House.