Paul Auster en J.M. Coetzee – Een manier van vriendschap (De Standaard)


Open dialoog

Het is prettig ronddwalen in de essayistische brieven die Auster en Coetzee elkaar schreven. Echt verrassen doet ‘Een manier van vriendschap’ echter niet.

Kathy Mathys

In 2008 ontmoetten Paul Auster en J.M. Coetzee elkaar voor het eerst op een literair festival. Terug in New York ontving Auster een brief van Coetzee, die in Adelaide woont, met de vraag tot een samenwerking. Auster voelde iets voor een correspondentie, ‘een dialoog met een open einde.’ In hun pas verschenen brieven hebben de twee het zowel over de magie van Roger Federers tennisspel als over de oorlog in Israël. Een impressie in zes citaten:

‘Ik ben een hartgrondig voorstander van ouderwetse brieven met postzegels erop.’ (Coetzee)

Auster en Coetzee schrijven elkaar faxen en vooral echte brieven. Auster heeft een hekel aan het e-gebeuren. Zijn gsm gaf hij weg aan zijn tienerdochter, toen die voor de derde keer in een jaar de hare kwijt was, en Siri Hustved doet het mailverkeer ten huize Auster. Toch heeft Auster een veel minder uitgesproken hekel aan e-books dan Coetzee. ‘Alles wat mensen aanzet om te lezen, beschouw ik als gunstig,’schrijft Auster. Coetzee weert mailverkeer en gsm’s uit zijn fictie omdat ze de mogelijkheden voor de plot te sterk beïnvloeden, Auster vindt dat hij niet buiten die moderne communicatiemiddelen kan in zijn hedendaagse romans. Beiden zijn verzot op oude typemachines.

‘Was het iets echts; of was het een van die denkbeeldige dingen die echte gevolgen hebben, zoals de verschijning van de Maagd, die van Lourdes een bloeiend toeristisch centrum heeft gemaakt?’ (Coetzee)

Auster en Coetzee bezinnen zich over politieke en economische problemen. Coetzee maakte bovenstaande observatie naar aanleiding van de financiële crisis. Volgens Auster is geld ‘de belangrijkste fictie in onze moderne wereld’. Na hun aanvankelijke verbijstering besluiten de twee auteurs dat ze te weinig van de problematiek afweten om de crisis op te lossen. Hun houding tegenover Israël is dubbelzinnig. Ze zijn het erover eens dat de Palestijnen een groot onrecht is aangedaan en dat de recente Israëlische regeringen verfoeilijk zijn. Coetzee vergelijkt de toestand met de situatie in Zuid-Afrika ten tijde van de Apartheid. Toch zegt hij: ‘Als ik moet kiezen tussen mijn (Joodse, red) vrienden en het principe van historische rechtvaardigheid, ben ik bang dat ik voor mijn vrienden kies.’ Het is vooral Coetzee die boeiende vragen opwerpt over ethisch handelen.

‘Wat ik wil zeggen, denk ik, is dat ons in de echte wereld soms dingen overkomen die lijken op fictie.’(Auster)

Austers brieven bevatten persoonlijke details en blinken uit door hun kleurrijke anekdotes. Coetzees bijdragen zijn afstandelijker, meer analyserend en ironisch. Wanneer Coetzee laat vallen dat hij gewoonlijk slechts vier uur per nacht slaapt, reageert Auster bezorgd, al voegt hij er meteen aan toe dat hij zich excuseert voor verdere vragen over Coetzees privé-leven. Auster vertelt een hilarische anekdote over hoe op enkele dagen tijd drie keer de acteur Charlton Heston tegenkwam, die hij voordien nooit had ontmoet. Het lijkt wel iets uit een Auster-roman, zoals ook dit citaat laat uitschijnen.

‘(Het was) alsof ik het prikkeldraad had doorgeknipt tussen gezond verstand en het begaan van een duistere zonde.’(Auster)

In ‘Onzichtbaar’ beschrijft Auster een incestueuze broer-zusrelatie, wat hem erg zwaar viel, getuige dit citaat. De schrijvers hebben het over hun metier en het valt op hoezeer hun aanpak verschilt. Terwijl Auster tijdens het schrijfproces wil weten waar elke stoel in de kamer staat, is het voor Coetzee alsof zijn personages zich in een witte kubus bevinden.

‘Niemand gelooft nog dat poëzie (of kunst) de wereld kan veranderen.’(Auster)

Geen redetwisten en onenigheden in deze correspondentie. Auster en Coetzee herkennen zich meestal in elkaars standpunten, zo ook in de observatie dat dichters geen maatschappelijke rol meer vervullen, wat heel anders was in het Amerika van de jaren 1950 en 1960. De twee buigen zich niet enkel over dichters en kunstenaars. Ze schrijven vele bladzijden over topsport en over de vraag waarom ze zoveel uren verbeuzelen met het kijken naar honkbal (Auster) en cricket (Coetzee).

‘Ik sla mezelf met een haviksoog gade (…) om te zien of het eerste teken van geestelijk verval zich al aandient.’(Coetzee)

Hoe word je ouder zonder dat het al te pijnlijk wordt voor jezelf, je omgeving? Geen van de schrijvers gelooft rotsvast dat zijn werk de tand des tijds zal doorstaan. ‘Je kunt niet eeuwig doorgaan met schrijven; en je wilt niet besluiten met een gênant slecht product van je seniliteit,’aldus Coetzee. Soms klinken Coetzee en Auster als ouwe brompotten, wat ze lijken te beseffen en wat hen absoluut niet deert. Auster: ‘Op alle fronten is de stompzinnigheid in opmars (…) Mijn enige troost is dat de kunst ondanks alles voortploetert.’

***
Paul Auster en J.M.Coetzee– Een manier van vriendschap – Brieven 2008 – 2011 – vertaald Ton Heuvelmans en Peter Bergsma – Cossee/De Arbeiderspers – 240 blz. – 21.90 €. – Oorspronkelijke titel: Here and Now.