Paul Auster – Onzichtbaar (De Standaard)


Paul Auster heeft altijd geschreven over dat ene schijnbaar onschuldige moment waarop je leven een radicale wending neemt. In ‘Onzichtbaar’ laat hij de terminaal zieke Adam Walker herinneringen sprokkelen aan de zomer van 1967. Toen ontmoette Adam – een engelachtige schoonheid die nauwelijks beseft hoe begerig meisjes naar hem lonken – de Franse professor Rudolf Born. Adam, aankomend dichter en student aan de universiteit van Columbia is onder de indruk van Born en diens raadselachtige vriendin Margot. Wanneer hij voor het eerst een glas goedkope wijn met hen heft, beseft Adam niet welke gevaren hij over zich afroept. Over een Auster-roman kan je maar beter niet te veel verklappen, want de New Yorkse schrijver is bovenal een rasverteller wiens boeken je het liefst in één zitting uitleest. Een groot stilist is Auster nooit geweest. Wel weet hij alles van het ritme en de opbouw van een sterk verhaal. Wanneer Auster in goede doen is, bezweren en betoveren zijn schrijfsels mateloos. Net als Murakami weet Auster een heel eigen, ongrijpbare sfeer op te roepen. Sinds enkele jaren voelt Auster de bevroren adem van de dood en schrijft hij als bezeten. Zijn productiviteit is even indrukwekkend als die van Philip Roth. Het is alleen jammer dat veel recente Auster-romans te haastig zijn afgehandeld. Bovendien geraakt Auster wel eens verstrikt in een doolhof van spelletjes, die voor de lezer helaas veeleer saai zijn dan prikkelend. ‘Op reis in het scriptorium’ was Austers absolute dieptepunt: veel te cerebraal, wazige uitspraken over de verhouding tussen waarheid en verzinsel en een belabberde plot. Wie het na dat boek voor bekeken hield, dient Auster met ‘Onzichtbaar’ een herkansing te geven. De New Yorker slaat geen nieuwe wegen in en er valt één en ander aan te merken op ‘Onzichtbaar’. Toch is dit het beste wat hij schreef sinds ‘Het boek der illusies’. Auster blijft gefascineerd door de manier waarop werkelijkheid en fictie elkaar aftasten. Adams relaas blijkt namelijk een manuscript waarvan de waarheidsstatus onbetrouwbaar is. Gelukkig leidt dit gegeven niet tot een dorre metafictionele woestenij. Adam en zus Gwyn zijn knappe personages met echte emoties. Na de dood van hun broertje klitten ze samen als twee wezen. Hun ouders zijn welhaast verdampte geesten die hun verdriet niet kunnen afleggen. De eerste honderd pagina’s van ‘Onzichtbaar’ zijn prikkelend door de tastbare details en de Edgar Allen Poe-achtige atmosfeer. Het Faustiaanse pact tussen Born en Adam, de stoffige verveling in de universiteitsbibliotheek en de erotische maalstroom die Margot ontketent in de Columbia-student: Auster weet het allemaal meeslepend te vatten. Toch is de afwikkeling van ‘Onzichtbaar’ teleurstellend. Met uitzondering van Gwyn blijven Austers vrouwelijke personages visioenen, je bent ze heel snel vergeten. Dat geldt eigenlijk voor ‘Onzichtbaar’ in het algemeen. Tijdens de lectuur voel je je helemaal opgeslokt. Achteraf blijft er weinig hangen en dat komt vooral doordat Auster niet echt meer weet te verrassen.

Kathy Mathys

**

Paul Auster – Onzichtbaar – De Arbeiderspers, Amsterdam, 2009. Oorspronkelijke titel: Invisible