Paul Auster – Sunset Park (De Standaard)


Gehaast en volgepropt

Paul Auster graaft in eigen leven voor een roman die niet tot zijn beste kan worden gerekend.

Kathy Mathys

Voor Paul Auster en schrijfster Siri Hustvedt een stel werden, was Auster getrouwd met een andere collega, Lydia Davis. Het paar kreeg een zoon, Daniel, die de betrokken ouders en stiefouders nachten vol kopzorgen baarde. In 1998 pleitte Daniel, toen 20, schuldig voor de diefstal van een paar duizend dollar, geld dat hij pikte van een drugskoning, die later werd vermoord.

In ‘Wat ik liefhad’ liet Hustvedt een gedoemd personage tot leven komen dat sterk deed denken aan haar stiefzoon. Nu doet Auster het in ‘Sunset Park’ met het personage van Miles Heller, zoon van een kleine uitgever, Morris Heller, en een succesvolle actrice, Mary-Lee Swann. Morris hertrouwt met Willa, nadat Mary-Lee de biezen pakt. Als kind heeft Miles geen makkelijke band met zijn stiefbroer Bobby, een kind uit Willa’s eerste huwelijk. Na Bobby’s dood, waarvan ik de omstandigheden omwille van de spanning niet onthul, wordt Miles een in zichzelf gekeerde tiener en zwijgzame jongeman. Hij verhuist naar Florida en laat aan zijn ouders in Manhattan zeven jaar lang niets van zich horen. Miles is één van de pionnen die Auster uitzet in dit verhaal dat speelt tijdens de verpietering van de huizenmarkt in de V.S. Andere spelers zijn Miles’ vriend, Bing, oprichter van het ‘Ziekenhuis voor Kapotte Dingen’, een plek waar afgedankte platenspelers en verouderd opwindspeelgoed een tweede leven krijgen. Bing kraakt een huis in Sunset Park, een minder pittoresk deel van Brooklyn. Zijn huisgenoten zijn Ellen, een makelaar die ’s nachts erotische tekeningen maakt en lijdt onder haar liefdeloos leven, en Alice, medewerkster van de PEN-organisatie en academica die schrijft over de Tweede Wereldoorlog.
Auster gunt hen elk enkele bladzijden en brengt daarbij zoveel stof aan dat je er wel tien romans mee kan vullen. Alle personages hebben hun leed en trauma’s. Auster belicht die even en voert ze dan weer af. Hetzelfde geldt voor de globale en sociale thema’s die Auster in dit 200 bladzijden tellende boekje perst. Alle V.S.-problemen worden aangestipt: lage-loonjobs, de wegwerpmentaliteit van ons kapitalistisch systeem, de beknotte vrijheid van meningsuiting. Van uitdieping is geen sprake. Om de verhaalsnippers te lijmen, haalt Auster geforceerde truken uit. Zo verwijst hij in elk stukje naar ‘The Best Years of Our Lives’, een Hollywood-klassieker over de wonden die de Tweede Oorlog toebracht aan jonge Amerikaanse soldaten. Kunnen ze hun leven heroppakken? Is er nog hoop? Zal de tijd Miles’ wonden helen? Dat zijn de vragen die Auster stelt.
Auster hamert erop dat Miles een probleemgeval is en dat hij eindeloos aantrekkelijk is voor vrouwen. Had hij dat niet zo expliciet gesteld, dan zou het je als lezer ontgaan zijn. Miles is een schim, die minder tot leven komt dan Bing en Morris. Vooral de vaderfiguur is een sterk personage en zijn verdriet is heel goed voelbaar. Toch zijn de Morris-passages niet feilloos. Auster gaat eindeloos lang door over de baseballhelden die vader en zoon bewonderen. Die uitweidingen doen weinig goeds voor het sowieso al wankele evenwicht.
Met Alice en Ellen doet Auster een poging om vrouwelijke personages uit te diepen, iets waar hij in eerder werk weinig aan toekwam. Het resultaat is niet overtuigend en qua kennis van de vrouwenpsychologie moet Auster het duidelijk afleggen tegen iemand als Franzen of Cunningham. Het is jammer dan een groot schrijver als Auster weinig brengt dat je rillingen bezorgt, behalve dan het sterke slot. Het uitgangspunt is nochtans goed, de personages zouden kunnen fascineren, maar de 63-jarige schrijver is te gehaast en onrustig. Hij is vast alweer bijna klaar met een volgende roman.

**
Paul Auster – Sunset Park – De Arbeiderspers – Amsterdam – vertaald door Ton Heuvelmans – 231 blz. – Oorspronkelijke titel: Sunset Park.