Rick Moody interview (De Standaard)


De antihelden van Rick Moody

Disfunctionele families, ontspoorde tieners en depressieve eenlingen: je vindt ze allemaal terug in de boeken van de New Yorkse schrijver Rick Moody. Niet voor niets heeft de man een verhalenbundel met de titel ‘Duivelskunde’ op zijn naam. Toch klinkt Moody in ‘The Diviners’, zijn eerste roman in zeven jaar, vaak ronduit komisch. Een gesprek over schrijverschap in New York, de entertainmentindustrie en de wraak van de antiheld.

Kathy Mathys

Ik ontmoet Rick Moody in Park Slope, Brooklyn, al jarenlang de thuishaven van de auteur. Bij elk huis in deze sfeervolle New Yorkse buurt staat minstens één pompoen geparkeerd want het is de dag van Halloween. ‘Happy Halloween, ‘ begroet Moody me zonder een zweempje ironie. De schrijver die met ‘Duivelskunde’ één van de meest droevige en kritische Halloweenverhalen ooit schreef, bestelt zelfs een stuk pompoentaart voor de gelegenheid. In ‘Duivelskunde’ liet Moody het feest van Halloween samenvallen met de dood van de zus van de verteller. Moody verloor ook zelf zijn zus maar hij praat niet graag over zijn privé-leven. Een onomwonden relaas van de feiten lijkt hem veel minder interessant dan de kortverhalen en romans waarin hij soms autobiografische elementen verwerkt. Moody is bij ons vooral bekend van ‘De ijsstorm’, dat verfilmd werd door Ang Lee, en van ‘Amerikaans barok’, een donker-komische roman over emotionele malaise in Amerikaanse buitenwijken.
‘The Diviners’ speelt zich grotendeels af in New York vlak na de verkiezingen van 2000. Het is een lijvige roman over een onafhankelijk filmproductiehuis dat gerund wordt door Vanessa Meandro. Die is geïntrigeerd door het idee voor een miniserie met de titel ‘The Diviners’, een epische aangelegenheid over wichelroedelopers door de eeuwen heen. Vanessa is niet de enige die het script in handen wil krijgen. Moody’s cast was zelden zo divers. Behalve de zwarte Annabel – Vanessa’s assistente – en Annabels depressieve broer, voert de schrijver onder andere een Indische limousinechauffeur, een plastische chirurg uit L.A. en de baas van een gigantische waterproducent ten tonele. ‘The Diviners’ is , net als Moody’s eerdere boeken, een stilistische tour de force. Toch valt de roman vooral op door zijn goed uitgewerkte personages. Sommige figuren krijgen niet meer dan één hoofdstuk van Moody en toch dringt de schrijver echt tot hen door.

Vergeleken met uw eerdere romans is ‘The Diviners’ behoorlijk ambitieus. Was u uitgekeken op voorstedelijk Amerika?

Ik wou inderdaad iets schrijven met meer personages en met een gevarieerde setting. ‘De ijsstorm’ en ‘Amerikaans barok’ behandelden ook wel sociale en politieke problemen maar niet op dezelfde schaal als ‘The Diviners’. Op het eerste gezicht lijkt ‘The Diviners’ een parodie op de wereld van de filmindustrie. Toch wil ik eigenlijk vooral iets vertellen over de Verenigde Staten in het algemeen. De praktijken in de filmindustrie, vooral in Hollywood, vormen een metafoor voor wat er gaande is in de States. Politiek en business zijn bij ons totaal vervlochten. Het kapitalisme viert hoogtij en wordt door geen enkele alternatieve kracht aan banden gelegd. De politieke structuren, zoals we ze hier kennen, zijn niet meer dan handige kanalen voor zakenlui om steeds meer geld binnen te halen.

Toch klinkt u nooit moraliserend, vooral dankzij de humor, die hier veel minder naargeestig is dan we van u gewend zijn.

Humor is voor mij een middel om het verhaal, dat in wezen niet bepaald vrolijk is, wat verteerbaarder te maken. Ik was het ook beu om ‘de depressieve schrijver’ te worden genoemd. Mijn vorige boek, ‘The Black Veil’, is waarschijnlijk het zwartgalligste dat ik ooit publiceerde. Toen het af was, besloot ik meteen om iets vrolijkers te gaan schrijven. Ik vind het wel onterecht dat sommige journalisten ‘The Diviners’ als een satire bestempelen want dat is het allerminst. Satiristen vinden de drijfveren en handelingen van hun personages belachelijk, ze ridiculiseren hen. Ik doe dat niet. Ik voel echt met mijn personages mee, ook al zijn het nog zo een grote dwazen. Ik wil hier wel nog aan toe voegen dat ook ‘Amerikaans barok’ een komedie is voor mij. Toen ik me dat ooit liet ontvallen tegen een Amerikaanse journalist was het hek van de dam. ‘Wat? Vind jij een boek over een alcoholische man van middelbare leeftijd en zijn dodelijk zieke moeder grappig?’, klonk hij boos. Mijn humor is soms nogal morbide en nogal wat mensen hebben het daar moeilijk mee.

Het is er wellicht niet beter op geworden sinds 11 september 2001?

Inderdaad. Na de a anslagen las je van die belachelijke commentaren in de kranten over hoe het nu onmogelijk zou zijn en ongepast om als kunstenaar nog ironisch uit de hoek te komen. Dat zou zogezegd getuigen van een gebrek aan respect voor de slachtoffers en hun nabestaanden. Nonsens, natuurlijk. Er was een periode, vlak na de aanslagen, dat schrijvers in New York als het ware verlamd waren. Hoe moeten we in godsnaam reageren op wat er gebeurd is, vroegen we ons af? Uiteindelijk deden we wat we altijd al gedaan hadden: we gingen weer schrijven.

Waarom situeert u ‘The Diviners’ in 2000? U alludeert nochtans op wat er staat te gebeuren. Eén van de personages noemt de WTC-torens een doorn in het oog.

Ik heb er heel bewust voor gekozen om mijn roman te situeren voor 11 september 2001. Volgens mij kan je als schrijver maar beter wat laten bezinken wat er gebeurde vooraleer je er in je werk over reflecteert. Na Viëtnam duurde het ook 15 jaar vooraleer de eerste degelijke roman verscheen over die oorlog. Verder vrees ik ook dat de periode vlak voor 9/11 dreigt vergeten te worden. Nochtans is die net interessant omdat ze ons kan vertellen hoe het ooit zo ver kon komen. ‘The Diviners’ speelt zich af vlak na die vreselijke verkiezingen van 2000. De meeste personages in het boek hebben niet gestemd en politiek interesseert hen niet. Dat verontwaardigt mij want door die attitude worden ze een speelbal van de geschiedenis zonder het te beseffen. Niet iedereen kan de verkiezingen even maniakaal volgen als ik en twee weken lang dag en nacht aan het tv-scherm gekluisterd zitten. Toch vind ik dat het de meeste Amerikanen ontbreekt aan politiek bewustzijn. Daarom is het ook goed dat heel wat Amerikaanse schrijvers, New Yorkse en andere, tegenwoordig meer politiek getinte romans gaan schrijven. De zogenaamde naturalistische fictie die de laatste twintig jaar in de V.S. is verschenen, is toch maar een saaie boel. Wie nu nog volledig a-politieke fictie uitbrengt, steunt volgens mij onbewust het establishment. Als schrijver heb je de kans om je stem te laten weerklinken en dat is een enorm voorrecht. Hoe klein het effect misschien ook is, je moet die mogelijkheid met beide handen grijpen.

Wat maakt schrijven over New York zo aantrekkelijk?

Het is een stad die zo snel verandert dat een verhaal over New York anno 1995 nu al bijna als historische fictie aandoet. Ik schreef ooit een kortverhaal over het New York van de jaren 1980, ‘The Ring of Brightest Angels Around Heaven’ en de stad die ik daarin portretteer, lijkt helemaal niet op het New York uit ‘The Diviners’. In 2000 was New York al een veel internationalere stad. Daarom heb ik ook een multiculturele cast en laat ik mensen uit verschillende socio-economische lagen van de bevolking aantreden. Ik ben heel gelukkig met een personage als Tyrone, een zwarte jongen uit een blank geadopteerd gezin. Het is niet makkelijk om een personage dat zo verschillend is van mezelf tot leven te laten komen en ik denk dat het toch gelukt is.

Tyrone is manisch-depressief. Hij is één van de vele Moody-personages met psychische of neurologische problemen. Waarom komt dat steeds terug in uw werk?

Ik voel me nu eenmaal meer aangetrokken door de verloren schapen dan door zogenaamde helden. Amerika’s obsessie met heldendom is echt ziekelijk. We blazen iemands status op tot onmogelijke proporties en halen de held dan weer genadeloos van zijn voetstuk. Ik vind getormenteerde personages interessanter dan ongecompliceerd gelukkige. Heel wat scènes in mijn boeken spelen zich af in ziekenhuizen en zelfs in psychiatrische afdelingen omdat de mens daar het meest kwetsbaar is. Foucault beweerde ooit dat we de modale mens beter zullen begrijpen door de marginale gevallen te bestuderen en ik geloof dat hij gelijk heeft. Mijn personages zijn antihelden. Ze vinden romantiek in slecht verlichte kamers en schrale kroegen.
Verder heb ik ook een persoonlijke obsessie met neurologie, waar ik erg veel over lees. Als twintiger zat ik trouwens een aantal maanden in een psychiatrische kliniek nadat ik bijna ten onder ging aan mijn zware drugsverslaving. Het is dus niet zo verwonderlijk dat mijn personages geen al te vrolijke vogels zijn.

In ‘The Black Veil’ schreef u over uw verblijf in die psychiatrische instelling. In hoeverre geeft u zichzelf bloot in dat boek?

Minder dan misschien het geval lijkt. ‘The Black Veil’ valt eigenlijk uiteen in twee delen. Aan de ene kant gaat het over die donkere episode in mijn leven. Aan de andere kant is het een zoektocht naar mijn roots. Toen ik klein was, waren mijn ouders helemaal in de ban van ‘The Minister’s Black Veil’ een kortverhaal van Nathaniel Hawthorne over een 18de-eeuwse predikant, die ook echt zou geleefd hebben en die volgens mijn grootvader familie was van ons. Amerikanen zijn meestal sterk bekommerd om hun herkomst. Soms verfraaien ze zelfs hun roots om zichzelf te legitimeren. Dat komt natuurlijk doordat ze niet kunnen terugvallen op een eeuwenoude geschiedenis zoals de Europeanen. Ik ontdekte dat de predikant uit Hawthornes verhaal eigenlijk veel weg had van de jonge kerel die ik zelf was. Nu is ‘The Black Veil’ zeker geen naakt autobiografisch verhaal want dat zou behoorlijk saai zijn. Ik versluier liever de feiten, wanneer ik daarmee de kwaliteit van mijn werk kan verbeteren. Susan Sontag zei ooit dat ze het meest verzon wanneer ze non-fictie schreef en dat ze het meest de waarheid vertelde in haar fictie. Lezers verwachten van non-fictiewerken vaak dat ze de feiten presenteren zoals ze zijn, dat er geen verbeelding aan te pas komt. Ik kan me daar absoluut niet in vinden en ik hou van hybride vormen waarin fictie en non-fictie interessante kruisbestuivingen maken. Zo staan er in de bundel ‘Duivelskunde’ twee verhalen over een jongeman wiens zus sterft, het titelverhaal en ‘Het huis op de heuvel’. Mensen die weten dat mijn zus stierf, willen dan weten wat er ‘echt’ gebeurd is. Ze zijn verward door die verhalen. Dat ze zich allerlei vragen beginnen te stellen, vind ik net boeiend.

Er wordt wel eens gezegd dat Rick Moody een moeilijke schrijver is, dat zijn stijl en taal nogal complex zijn. Wat vindt u daarvan?

Vaak wordt daar aan toegevoegd dat mijn proza daardoor niet altijd realistisch is, maar voor mij is dat niet zo. De gedachtegangen van mijn personages zijn misschien inderdaad nogal onverwacht en soms moeilijk te volgen. Toch ben ik ervan overtuigd dat de representatie van de menselijke geest als een complexe en soms verwarde entiteit veel authentieker is dan in heel wat zogenaamde realistische fictie. In Amerika is er een lange traditie van realisme waar ik eigenlijk weinig voeling mee heb. Mijn favoriete auteurs zijn Europees, Thomas Bernhard, Samuel Beckett en W.G.Sebald.

U werkte ook mee aan ‘Joyful Noise: The New Testament Revisited’, een anthologie met moderne bewerkingen van verhalen uit het nieuwe testament. Vanwaar die interesse?

In mijn familie speelde religie altijd een grote rol en ook nu nog vind ik dat de Kerk waardevolle dingen doet. Vandaag de dag heeft iedereen het over de rechtse christenen die op politiek vlak de touwtjes in handen hebben in de V.S. Toch zijn er ook links georiënteerde kerkelijke groepen die veel gedaan hebben voor dit land, zoals de beweging voor de burgerrechten. Het is belangrijk om te tonen dat er nog een alternatief is voor de rechtse tak van de Kerk in de V.S. Verder blijft de bijbel een interessant referentiepunt voor heel wat fictieschrijvers. Ik werkte mee als uitgever en we vroegen aan hedendaagse auteurs om een nieuwe versie te schrijven van die overbekende bijbelverhalen. Het is een erg inspirerend boek geworden, waar George Bush en de zijnen waarschijnlijk minder mee in hun nopjes zouden zijn.

***

Rick Moody, The Diviners, Little, Brown and Company, New York, 2005.
De Nederlandse vertaling verschijnt in juni 2006 bij uitgeverij Contact.

De auteur

Rick Moody schreef de romans ‘Garden State’, De ijsstorm’ en ‘Amerikaans barok’. Hij publiceerde ook twee kortverhalenbundels en een eigenzinnige memoire ‘The Black Veil’. ‘The Diviners’ is zijn vierde roman. Moody woont in Brooklyn, New York.