T.C. Boyle interview (De Standaard)

boyle-stormHet is te laat

 

Ondanks zijn gitzwarte levensvisie is de Amerikaan T.C. Boyle een van de meest geëngageerde auteurs van zijn generatie. In ‘Wie storm zaait’ buigt hij zich over het fenomeen van de eenzame wolf.

 

Kathy Mathys

 

Een moderne Twain, een Dickens voor de eenentwintigste eeuw: zo omschrijven Amerikaanse media T.C. Boyle, schrijver van vijftien romans en een hoop essay- en verhalenbundels. Hij komt niet vaak naar Nederland en België, zijn laatste bezoek dateert van twaalf jaar geleden. Lang en mager is hij. In zijn jasje zitten schoudervullingen en hij heeft nog iets van de punker die hij altijd al was. Boyle is een werkbeest, vijf boeken publiceerde hij de voorbije vijf jaar. ‘Het is mijn job, mijn leven, mijn liefde. Ik werk zeven dagen op zeven,’ zegt hij daarover laconiek.

‘Wie storm zaait’ is een wervelwind van een roman over de Amerikaanse ziel die lak heeft aan inmenging van de overheid. De schizofrene Adam – hij gelooft dat hij pionier John Colter is – heeft zich onttrokken aan het gezag van zijn ouders. Hij is kweekt marihuana in een Noord-Californisch sequoiawoud, is gewapend en vastberaden om iedereen om te leggen die hem dwarsboomt. Hij ontmoet Sara, veertiger, dierenverzorgster en fervente tegenstander van elke vorm van betutteling door Vadertje Staat. De twee krijgen iets met elkaar. Boyle volgt ook Adams vader, een voormalig schooldirecteur en Vietnamveteraan met een kort lontje.

Boyle opent met de woorden van schrijver D.H. Lawrence: ‘In wezen is de Amerikaanse ziel hard, gesloten, stoïcijns, dodelijk. En nog steeds niet milder geworden.’ Het is een citaat waarvan hij het waarheidsgehalte onderzocht in zijn roman: ‘Ik vind dat Lawrence een heldere blik had op de dingen. Faulkner had zich ook kunnen vinden in dit citaat. Denk maar aan een personage als de vader in zijn kortverhaal Barn Burning. Het is pas tweehonderd jaar geleden dat een figuur als John Colter door de Amerikaanse wouden trok. Amerika is een jong land dat pas kon ontstaan door de oorspronkelijke inwoners te verdrijven met geweld. Ik denk dat een figuur als Adam zijn plekje had gevonden tijdens de vroege pioniersdagen, zijn geweld had toen veel minder opgevallen. Die pioniersmentaliteit is niet helemaal verdwenen. Dat geweld zit ingebakken in onze ziel en wordt aangewakkerd door het gemak waarmee je wapens kan krijgen in de VS.’

 

U bent zelf opgegroeid in New York en verhuisd naar Californië. Zit er iets van die pionier in u?

 

‘Ik vind het moeilijk om dit te achterhalen. Wat ik wel weet, is dat je een buitenstaander blijft wanneer je gaat wonen in een staat waar je niet bent opgegroeid. Ik zie de dingen anders dan de meeste Californiërs, voel me er een exotische vissoort. Als schrijver is die buitenstaanderpositie me uitstekend uitgekomen.

Ik ben een groene schrijver, een natuurmens, in die zin heeft het Wilde Westen me altijd aangetrokken. Ik verblijf vaak in de Sierra Nevada, waar ik een blokhut huur. Het is niet ongebruikelijk om er beren te zien of coyotes. Ik vind dat een fantastisch gevoel, de natuur is er nog niet om zeep geholpen. Ik heb mezelf altijd omschreven als een milieuactivist. Voor mij betekent dat niet dat ik deelneem aan protestacties, wel dat ik me terugtrek om alleen te zijn in de natuur. Om een dier te zijn in de natuur.’

 

Het lijkt wel alsof ‘Wie storm zaait’ een trilogie vormt met ‘Na de barbarij’ en ‘San Miguel’. Was dat de bedoeling?

 

‘Zo had ik het nog niet bekeken, maar het klopt wel dat ze bij elkaar horen. ‘Na de barbarij’ gaat over milieuproblematiek. Toen ik research deed voor dat boek, botste ik op materiaal dat geschikt zou zijn voor een nieuwe roman en daaruit is ‘San Miguel’ ontstaan. Die drie romans behandelen mijn centrale thema: wij mensen zijn een van de vele diersoorten op deze planeet. Hoe gaan we daarmee om? Hoe verprutsen we dat? Hoe leven we met en van de natuur? De schapenkwekers in ‘San Miguel’ menen een antwoord te hebben gevonden, maar dat geldt ook voor Adam, die op zijn manier omgaat met de natuur.

De meesten van ons zouden geen gesprek aanknopen met iemand als Adam of Sara, ze zijn te extreem. Toch zijn het net die personages die ik het makkelijkst kan laten ontstaan want ze lijken het meest op mij. Ik vond het veel moeilijker om die vrouwen uit ‘San Miguel’ gestalte te geven, die liggen verder van me af.’

 

Op welke manier lijkt u op Adam?

 

‘In wezen ben ik altijd een punkjongen geweest, ik had moeite om me te schikken naar wat de samenleving van me vroeg. Toch heb ik er een plekje gevonden. Eenzame wolven zoals Adam vinden geen plek in de wereld en dat heeft catastrofale gevolgen. Kijk, het klinkt misschien dramatisch maar het is wel oprecht wanneer ik zeg dat schrijven mijn leven heeft gered. Ik was een junkie, een asociale maniak, ik liep met mijn kop tegen de muur. Toen ik de literatuur en het schrijven ontdekte, werd dat mijn nieuwe verslaving. Van de ene dag op de andere ontwikkelde ik een enorme discipline, ik trok naar de Iowa Writers’ Workshop en ging heel serieus aan de slag. Ik heb nooit een plek kunnen vinden op school, was opstandig maar in Iowa en aan de universiteit, waar ik mijn scriptie schreef, was ik een modelleerling.’

 

Wat vindt u van Sara’s filosofie?

 

‘Ik weet dat het voor Europeanen belachelijk kan lijken om je, zoals Sara, te verzetten tegen de plicht om een autogordel te dragen. Probeer het eens van haar kant te bekijken. Zij verzet zich tegen de nanny state. Ik kan daar wel inkomen. Zo vind ik het vreselijk dat je nergens meer mag roken, ook al rook ik zelf niet. Of neem de recente Californische wet die motorrijders verplicht om een helm te dragen. Gedaan met de easy rider uit te hangen. Ik snap het wel, de medische kosten bij hersenbeschadiging swingen de pan uit. Dus wordt er een wet bedacht die beter is voor de gemeenschap. Maar hoe bepaal je wat goed is voor de gemeenschap?

Ik sta er heel dubbelzinnig in. Aan de ene kant ben ik blij met Obama care, aan de andere kant weet ik dat het volgens de grondwet verboden is om burgers te verplichten een privéproduct te kopen. Of neem nu het geval Adam. Zijn ouders staan machteloos sinds hij achttien is geworden. De politie kan niets voor hen doen. Ze kunnen toch niet ingrijpen voor hij een daadwerkelijke misdaad heeft begaan? Je kan toch niet iemand preventief interneren? Het is heel moeilijk om te bepalen waar de grens ligt wanneer het gaat om staatsinterventie.’

 

Uit uw werk spreekt een grote bezorgdheid. Slaapt u nog ’s nachts?

 

‘Ik maak me zorgen om alles en iedereen, altijd. Er zijn heel veel dingen die me boos maken, de aankomende verkiezingen in de Verenigde Staten bijvoorbeeld. Ik vind het misselijkmakend dat dit circus nu al een jaar aan de gang is. Ik vind dat de hele campagne, inclusief de verkiezingen, niet meer dan twee weken zou mogen duren.

Die bezorgdheid is mijn motor. Ik schrijf over wat me zorgen baart en over wat me angstig maakt. Ik ben een extreme pessimist. Hoe kan het ook anders? Wie nadenkt, moet wel tot een negatieve conclusie komen: het leven op aarde heeft geen zin, alles eindigt met de dood. Je moet zelf op zoek gaan naar zingeving en ik vind die in de natuur en in kunst. Daardoor hou ik het vol.’

 

U mag dan wel pessimistisch zijn, toch lijkt er een boodschap in uw boeken te schuilen. Hoopt u lezers te informeren, misschien wel te bekeren?

 

‘Ik zie mezelf niet als een boodschapper. Het heeft ook geen zin meer. Neem nu het klimaat. Het is om zeep, er kan niets meer aan worden gedaan. Ik kan niets anders doen dan er ironische grappen over maken in mijn boeken. Als mensen iets leren van mijn boeken, vind ik dat prima, een mooie bijkomstigheid. Ik hoop vooral dat ze gaan nadenken, dat ze andere ideeën gaan verkennen.’

 

En dat ze vermaakt worden, u bent een echte entertainer.

 

‘En dat vind ik een compliment. Ik wil mijn lezers verrassen. Keer op keer wil ik met iets nieuws komen. Het meest hou ik van schrijvers die zich met elk boek heruitvinden: Kazuo Ishiguro, Denis Johnson, dat soort auteurs. Niet elk boek van hen is even sterk, maar ze brengen nooit hetzelfde. Ik heb mijn scriptie gemaakt over de victoriaanse literatuur en de Engelse meesters hebben me geleerd hoe ik de lezer kan onderhouden met goed vertelde verhalen.’

 

Wat maakt u angstig?

 

‘Alles. Ik vind het een mirakel dat ik nog leef. Als jongeman was ik zo roekeloos. Nu voel ik enkel fragiliteit, ben ik constant bang. Ook ouder worden baart me zorgen. Ik heb slechts één identiteit, ik ben een kunstenaar. Wanneer ik die identiteit verlies, door mentale aftakeling bijvoorbeeld, ben ik niets meer. Dan verlies ik mijn wereld. Kijk maar naar Hemingway. Maar hij had natuurlijk een antwoord op dat probleem.’

 

****

 

T.C. Boyle – Wie storm zaait – vertaald door Anne Jongeling – Meridiaan Uitgevers – 352 blz. – 22.50 €.

 

Recensie:

 

T.C. Boyle is een kameleon die zowel over de architect Frank Lloyd Wright (De vrouwen) schreef als over de uitvinder van cornflakes (De weg naar Welville) of over identiteitdiefstal (Talk Talk). Ondanks die verscheidenheid zijn er Boyles bekende thema’s (zie interview), zijn ietwat stoere en ironische stijl. In ‘Wie storm zaait’ laat hij personages zien die haast ontploffen van de woede in hun lijf. Het boek opent met een scène waarin hoofdpersoon Adam niet aanwezig is. Het is Adams vader die verantwoordelijk is voor de eerste gewelduitbarsting. Boyle neemt zijn tijd met de personages, hij diept ze ten gronde uit. Zoals meestal bij hem staan de personages voor ethische dilemma’s, toch hebben ze wel degelijk vlees op de botten. De schizofrene dwaalgangen van Adam zijn opgetrokken in een ritselende, nerveuze stijl. Minstens zo begeesterend is Sten, de vader van de jongen, die het leven als volgt samenvat: dood of je wordt gedood. Boyles barokke taal past bij dit boek en bij de personages. De vergelijkingen zijn niet altijd even subtiel – ‘vonkende ogen die een rots in brand konden steken’ -, wel horen ze thuis in dit ontvlambare verhaal. (KM)