T.C.Boyle – Na de barbarij (De Standaard)


Groene boodschap

De planeet moet gered, ook door fictieschrijvers. Hoe schrijf je een eco-verhaal zonder te preken? T.C.Boyle doet een heel degelijke poging.

Kathy Mathys

Het scheelde niet veel of Alma Boyd Takesue uit ‘Na de barbarij’ was nooit geboren. Haar grootmoeder overleefde ternauwernood een schipbreuk en spoelde aan op een verlaten stuk van de Channel Islands, in Californië. Met veel zin voor epische dramatiek beschrijft T.C. Boyle haar angst voor haaien, haar tot bloedens toe gebarsten lippen. Kleindochter Alma is een biologe die de Channel Islands wil beschermen tegen uitheemse indringers, met name ratten en wilde zwijnen. Ze hanteert een rationeel kompas in het leven en walgt van de sentimentele hysterie van radicale milieuactivisten die het woord ‘rattengenocide’ in de mond nemen.
Haar nemesis is Dave LaJoy, een milieuactivist met geld. Wanneer hij niet op nachtelijke sabotagemissie is, verkoopt hij peperdure geluidssystemen aan gefortuneerde klanten. Hij houdt van regen want dan krijgen zijn dreadlocks ‘meer body’ ; zwervers vindt hij lamballen omdat ze de aandacht afleiden van echte slachtoffers – ratten dus.
Geen van beide personages is bepaald sympathiek, al verzeilt Boyle met LaJoy af en toe in de karikaturale zone. De extremist-met-tunnelvisie is een personage met Dickensiaanse dimensies, een slechterik van wie je weet dat hij uiteindelijk zijn verdiende loon krijgt. Toch is ‘Na de barbarij’ meeslepend en, tot op drie vierden, geloofwaardig. Daarna neemt de plot wendingen die te dramatisch zijn naar moderne Europese smaak.
Romans met een boodschap – in dit geval een groene – zijn dikwijls te pamfletair. Gelukkig is geen van de personages een heilige, wat helpt tegen prekerigheid. Vooral Alma heeft een fascinerende geest. Haar identiteit valt bijna volledig samen met haar werk en Boyle weet goed over te brengen hoe dat komt. De schrijver wisselt de Alma- en LaJoy-hoofdstukken af en meestal zit je dicht op de oververhitte hoofden van dit duo. Af en toe zoemt de camera uit voor wat je haast een biologieles zou kunnen noemen. Deze interludes waarin een erudiete alwetende verteller het estafettestokje overneemt, doen 19de-eeuws aan en misstaan niet in deze roman met Dickensiaanse trekjes. Toch gaat Boyle wel eens te ver met zijn wetenschappelijke analyses. Vooral aan het eind staan de plotwendingen duidelijk in functie van het ethische debat. Zo koppelt Boyle de zwangerschap van een personage aan de vraag naar de overbevolking van de aarde. ‘Na de barbarij’ is een roman over territoriumdrift, zowel bij dieren als mensen. De personages lopen elkaar voor de voeten, botsen tegen elkaar aan in kleine kantoren of ongeluchte kajuiten. De sfeer is gejaagd, koortsig.

Minder CO2

Stilistisch is Boyle een man van het zwierige gebaar. Hij schrijft lange, barokke zinnen, geen beeld is hem te plastisch. Over Alma’s grootmoeder schrijft hij dat ‘de dorst (…) in haar klappert als bamboe in een woestijnwind’ ; over het kapsel van een journaliste klinkt het ‘ (ze had) touwachtig, roodgeverfd haar dat als drijfvuil in haar gezicht slaat’. Qua opbouw had dit boek wel wat variatie kunnen gebruiken. Boyle schrijft lange hoofdstukken die mooi traag op gang komen om vervolgens telkens te eindigen met een dramatische gebeurtenis.
Ondanks al deze kanttekeningen is ‘Na de barbarij’ boeiend en spannend van begin tot eind en dat ligt vooral aan Alma. Ook de historische hoofdstukken over de Channel Islands – het mooiste speelt in een gezin van schapenkwekers – zijn beeldend geschreven. Boyle heeft gevoel voor humor, wat niet enkel blijkt uit ‘Na de barbarij’ maar ook uit ‘The Siskiyou, July 1989’, een kortverhaal dat de man schreef voor een anthologie met ecologisch getinte vertellingen. Alle opbrengsten van ‘I’m With the Bears’ gaan naar 350.org, een organisatie die werkt aan de vermindering van de CO2-uitstoot. Lydia Millets ‘Zoogoing’ voert een vrijgezel op die ’s nachts zoodieren bevrijdt. De boodschap ligt er niet vingerdik op en Millets metafoor – de vrijgezel als losgeslagen, wild dier – werkt goed. Van Helen Simpson is er een knap dystopisch verhaal in dagboekvorm, van Toby Litt een vertelling over een krankzinnig regeringsinitiatief. Om de CO2-uitstoot te verminderen speelt Londen de Blitz van 1940 na. Energiezuinigheid verzekerd. Ook David Mitchell brengt een intrigerend verhaal over bejaarden die verplicht een gifpil moeten slikken om de wereld ‘te ontlasten’. Niet alle bijdragen zijn even sterk, jammer genoeg. Margaret Atwood preekt en de bijdragen van Paolo Bacigalupi en Wu Ming 1 begeesteren niet.

***
T.C.Boyle – Na de barbarij – vertaald door Gerda Baardman, Tjadine Stheeman en Onno Voorhoeve – Anthos – 381 blz. – Oorspronkelijke titel: When the Killing’s Done.
**
Mark Martin (red.) – I’m With the Bears – Short Stories From a Damaged Planet – Verso – 196 blz.