The Program Era – Mark Mc Gurl (De Standaard)


Schrijvers op de campus

In de Verenigde Staten kan je aan meer dan 350 universiteiten een volwaardige schrijversopleiding volgen. Programma’s in creatief schrijven drukken er sinds de jaren 1940 hun stempel op de literatuur, zegt Mark Mc Gurl.

Kathy Mathys

Wat hebben Raymond Carver, Kurt Vonnegut, Philip Roth en Joyce Carol Oates met elkaar gemeen, behalve hun indrukwekkende productie? Allen gaven ze creatief schrijven aan één of meer Amerikaanse universiteit. Voor Roth bleef het bij korte academische uitstapjes, anderen zoals Carver gaven jarenlang les. Ooit woonde ik een schrijfles bij aan de New Yorkse Columbia University. Het was een klas van eerstejaars, dus het kaf was nog niet gescheiden van het koren. Toch kreeg ik die avond een goed beeld van hoe het er aan toegaat in die lessen met hun sterk workshop-karakter. De studenten lezen en becommentariëren elkaars thuisgeschreven teksten. De docent, meestal zelf het product van een schrijversklas of een beroemd auteur zonder lerarenopleiding, voert meestal niet het hoogste woord. Hij of zij is de herder die alles in goede banen leidt. Ik zag die avond meer witgetrokken gezichten en stukgebeten nagels dan me lief was. Het is niet altijd een pretje om te zien hoe medestudenten je tekst te lijf gaan. In haar roman ‘Blue Angel’ (2000) schreef Francine Prose het volgende over universitaire opleidingen in creatief schrijven: ‘Welke maniak heeft deze kwelling uitgevonden, deze straf voor jonge schrijvers?’

Volgens Mark Mc Gurl, professor Engelse literatuur en schrijver van ‘The Program Era: Postwar Fiction and the Rise of Creative Writing’ is er niet één aan te wijzen initiatiefnemer. In de negentiende eeuw werd er hier en daar een workshop georganiseerd. Toch zou het tot de jaren 1930 duren voor de eerste volwaardige opleidingen op poten stonden. De progressieve educatiebeweging uit de twintiger jaren van de vorige eeuw pleitte voor een ander soort scholing, waarbij ervaringsleren en zelfexpressie voorop stonden. Het is in die periode dat de term ‘creatief schrijven’ voor het eerst opduikt. Hij stond toen in fel contrast met schrijfvormen als ‘de verhandeling’, ‘de vertaling’ of het ‘opstel’. In Amerika, waar er weinig federale inmenging is in het curriculum, is het vrij makkelijk een nieuwe opleiding op te richten. Mc Gurl stelt dat de klassen creatief schrijven mooi aansluiten bij de pioniersdroom van het ‘land of dreams’.

Show, don’t tell

Volgens Mc Gurl is de explosie aan universitaire schrijfopleidingen het belangrijkste literaire fenomeen in de V.S. van na de Tweede Wereldoorlog. Hij verbaast zich erover dat journalisten en academici er nauwelijks over schrijven. Tenminste: de invloed van het systeem op hedendaagse Amerikaanse romans en verhalen komt bijna nergens aan bod. Wat je wél vaak hoort weerklinken, is de vraag of die klassen wel zin hebben. Schrijven kan je toch niet leren, luidt het dan. Het is opvallend dat een prestigieuze instelling als de University of Iowa Writers’ Workshop zich in erg bescheiden termen uitlaat over de opleiding. ‘Wij kunnen schrijvers aanmoedigen, wij leren hen niet schrijven,’ lees je op hun website. Opgelet, we hebben het hier over Iowa, waar Kurt Vonnegut les gaf aan onder andere John Irving, Ken Kesey en Larry McMurtry. Maar liefst 16 Pulitzer Prize-winaars volgden de Iowa-opleiding. Voorstanders van schrijversopleidingen zeggen vaak dat je techniek kan aanleren, genialiteit niet. De vraag is dan: welke techniek? Goede techniek is voor Jonathan Safran Foer beslist niet hetzelfde als voor Lorrie Moore. Elke leraar heeft zijn eigen stokpaardjes.

Toch zijn er ook in de wereld van het creatief schrijven modes en trends. Neem nu de jaren 1940 en 1950. Toen was het principe van ‘show, don’t tell’ heel erg in zwang. Aspirant-schrijvers kregen te horen dat ze emoties en verwikkelingen niet mochten benoemen. Die dienden te spreken uit de scène zelf. De schrijver zelf moest op de achtergrond blijven in het verhaal. Hemingway was toen hét grote voorbeeld voor aankomende schrijvers. Mc Gurl toont heel goed aan dat niet enkel docerende schrijvers hun invloed konden laten gelden. Hemingway gaf nooit schrijfles, maar zijn verhalen stonden in bijna elk lesboek van schrijversklassen uit de jaren 1940 en 1950. Kortverhalenschrijfster Flannery O’Connor – sterk beïnvloed door Hemingway – schreef in een brief: ‘Elk verhaal waarin ik mezelf helemaal onthul, is een slecht verhaal.’

In de neo-romantische jaren 1960 was ‘Vind je stem’ het alom weerklinkende credo. De schrijver hoefde zich niet achter zijn letters schuil te houden. Het is in die periode dat schrijfstudenten met recorders het veld introkken om etnische stemmen op te nemen. De aandacht voor vertelstem en voor stemkleur kwam op het voorplan.

Een derde slagzin is ‘Schrijf over wat je kent’. In de jaren 1920 was hij in zwang en hij zou nu en dan weer voor een tijdje aanslaan. Overigens zijn de drie hier genoemde credo’s nog steeds min of meer populair. Wie een amateurworkshop schrijven volgt, loopt zeker de kans ze te horen.

Kmart realisme

Mc Gurl geeft geen volledig overzicht van schrijfdocenten, hun methodiek en hun invloed. Hij tracht de grote lijnen in kaart te brengen. Het is opvallend hoe aankomende schrijvers vooral technische adviezen krijgen. Soms gaan die wel heel erg ver. Jay Mc Inerney was ooit student bij Raymond Carver aan de universiteit van Syracuse. Zijn verhalen kwamen steeds terug met een wirwar aan doorhalingen, veranderingen, vraagtekens. Mc Inerney: ‘Ik herinner me dat ik één verhaal tot zeven keer indiende. Volgens mij was hij (Carver, km) er wel 15 à 20 uur mee zoet.’

Was Hemingway hét voorbeeld tijdens de jaren 1950, dan kunnen we Raymond Carver (foto) gerust bestempelen als de God van de jaren 1980 en 1990. Zelfs nu nog laat zijn invloed zich gelden. In de schrijversklas die ik bijwoonde, hoorde ik meer dan één verhaal in de minimalistische stijl van Carver. Oude auto’s, vervuilde rivieren, overvolle asbakken: dat is de wereld waarin Raymond Carvers personages – blanken uit de lagere middenklasse – zich bewegen. Volgens tegenstanders van schrijfopleidingen hebben de tekstboeken vol Carver-verhalen geleid tot een explosie aan Kmart realisme.
Critici vinden dat prestigieuze instituten als Iowa, Stanford of Brown teveel lijken op een fabriek die uniforme debutanten aflevert. Het systeem zou volgens tegenstanders ook een domper zetten op de creativiteit van docenten. Verlin Cassill, die jarenlang les gaf op Brown, keerde zich aan het einde van zijn loopbaan tegen het systeem met de woorden: ‘Docenten schrijven er enkel nog om een salarisverhoging te krijgen.’

Prikkelend

Mc Gurl erkent dat zijn studie serieuze beperkingen heeft. Zo zijn er natuurlijk heel wat naoorlogse schrijvers die nooit schrijfles gaven of volgden. Toch vindt hij terecht dat schrijversopleidingen aandacht moeten krijgen van academici en critici. ‘The Program Era’ werpt nog een aantal interessante vragen op, die onuitgewerkt blijven. Zo suggereert Mc Gurl dat schrijvers dankzij docentenbanen kunnen overleven omdat de staat niets voor hen doet. Hij werkt niet uit of dat een goed systeem is of niet.

Ex-studenten verklaren bijna allemaal dat ze na de opleiding meer ontzag hebben voor wat ‘echte’ schrijvers doen en ze zouden achteraf allemaal ‘creatievere lezers’ zijn. Mc Gurl suggereert dan ook dat cursussen creatief schrijven zinvol kunnen zin in alle (taal)opleidingen. ‘The Program Era’ biedt fascinerend leesvoer. Alleen jammer dat Mc Gurl zijn verhaal brengt in een taai academisch jargon.

***

Mark Mc Gurl – The Program Era – Postwar Fiction and the Rise of Creative Writing – Harvard University Press – 466 blz.

Stemmen:

– Rick Moody over zijn leraar, de experimentele schrijver John Hawkes:
‘Hij liet ons wijn drinken in de klas, wat voor mij een heel slecht idee was, aangezien ik al een drankprobleem aan het ontwikkelen was.’
– David Foster Wallace kreeg in Arizona heel veel kritiek op zijn experimenteerdrift. Het voorbeeld wordt aangehaald door critici die vinden dat schrijfopleidingen zich teveel focussen op realistische verhalen.
– Mc Inerney over Raymond Carver: ‘We hebben eens 10 of 15 minuten gediscussieerd over het woord ‘aarde’. Carver vond dat ‘grond’ het juiste woord was (…) Die uitwisseling was van onschatbare waarde voor mij ; ik denk er constant aan, wanneer ik werk.’
– Een student vroeg aan Angela Carter, die les gaf aan Brown, wat voor verhalen ze schreef. Carter antwoordde: ‘Mijn werk snijdt als een mes aan de onderkant van een penis.’