Tim Parks – Italië op het spoor (De Standaard)

Zonder stiltecoupé
Wat vertelt het Italiaanse treinsysteem over de nationale psyche? Tim Parks gaat op zoek naar een antwoord op die vraag in ‘Italië op het spoor’.
Kathy Mathys
In vergelijking met bussen zijn treinen prachtige, excentrieke wezens. In oude zwart-witfilms vormen ze dé locatie voor romantiek, moord en mysterie. The Lady Vanishes. Murder on the Orient Express. Maar voor elke trein met karakter valt er wel een gruwelijk spoormaatje te vinden van wie de ingewanden doen denken aan het voorgeborchte van de hel: oude sigarettenrook die voor eeuwig opwalmt uit de kussens, raampjes die klem zitten, wc’s die overlopen, medereizigers die stinken, boeren laten, tilt slaan.
‘Treinen hebben zich ingevreten in mijn geest,’ schrijft Tim Parks die na 32 jaar in Italië zoveel treinverhalen heeft gesprokkeld dat hij besloot om er een boek van te maken. De eerste honderd bladzijden schreef hij in 2005, de rest in recentere tijden.
Soppresso!
Parks houdt van de romantiek van oude treinen: het genot van drie of vier treden te nemen bij het opstappen, het gerinkel van een bel bij aankomst van de trein. Hij ergert zich aan de minder charmante kanten van het pre-technologische tijdperk, aan het fotokopieerapparaat dat vijf minuten moet opwarmen voor er een dubbel gemaakt kan worden van zijn abonnement.
Parks is een excellente gids in het bureaucratische, vaak absurde Italiaanse (spoorweg)labyrint. Hij beschrijft met veel humor het voor buitenstaanders ondoorzichtige lokettensysteem, de scheldpartijen tussen conducteurs en reizigers, de pendelaars op de regionale terrein tussen Verona, de woonplek van de auteur, en Milaan, de stad waar hij les geeft aan de universiteit. Voor wie een verleden heeft als pendelaar vanuit kleine stations zijn veel dingen herkenbaar.
De Italiaanse treinkaartjes zijn belachelijk goedkoop, een noodzaak in een land van pendelaars die urenlang reizen om te werken en te studeren. Italianen wonen het liefst in hun geboortestad, schrijft Parks, en hun echte vrienden zijn die waarmee ze op de lagere school zaten. Hoe krijgt Trenitalia dit financieel voor elkaar? Door extra supplementen te vragen voor alle treinen die sneller zijn dan de regionale met hun trage slakkengang.
Er ritselt behoorlijk wat ergernis door het eerste deel van dit boek. Parks zoekt nieuwe compartimenten op wanneer er weer eens een Italiaan tegen hem aan komt leuteren terwijl hij zit te lezen, hij geraakt zelf in de clinch met controleurs en zit te briesen wanneer een dame met piercing en knallende muziek op de iPod naast hem neerploft. Stiltecoupés zijn ondenkbaar, iedereen tatert te graag, de Italianen zijn notoire bellers.
 In het grappigste stuk analyseert Parks de hilarische omroepberichten op Italiaanse stations. Zelfs bij stakingen geeft de omroeper een eindeloos lange beschrijving van de trein met al zijn faciliteiten, om er dan aan het slot aan toe te voegen dat de trein ‘soppresso’ is, vervallen. Parks plaagde zijn jonge kinderen vroeger met  beschrijvingen van desserten met aan het eind de vrolijke uitroep ‘soppresso!’.
Chic maar goedkoop
Volgens Parks laat het Italiaanse treinsysteem zien dat het land geen enkel probleem heeft met de afstand tussen ideaal en realiteit. Er is een grote tegenstelling tussen wat mensen verwachten en waar ze bereid zijn voor te betalen. Het gerenoveerde station Milaan centraal laat dit uitstekend zien. Veel Italianen verwachten klasse, glamour maar het mag niet veel geld kosten, dus blijven de tickets goedkoop en hangen de openbare ruimtes nu vol met verleidelijke reclames voor dure merken. Dubbelheid is het essentiële kenmerk van de Italiaanse psyche, vindt Parks. Zo vinden de meeste Italianen het idee van een multiculturele samenleving vreselijk maar de meesten helpen  in de praktijk illegale vreemdelingen uit antipathie voor overheid en gezag.
Parks klinkt boos wanneer hij de recente ontwikkelingen bij het spoor beschrijft. De dure hogesnelheidstreinen zijn duidelijk voor de rijken met internettoegang, terwijl het regionale treinnetwerk verloedert en niet meer serieus genomen wordt door de ontwikkelaars.
In het laatste deel van het boek trekt Parks naar Sicilië en naar Zuid-Italië om er te ontdekken dat het Zuiden en het eiland vergeten zijn door de overheid. In dit deel wordt het boek minder dwingend. Parks valt hier ook al eens in herhaling. De laatste bladzijden waarin Parks nog maar eens zijn filosofie over in het moment leven uit de doeken doet, is overbodig. Nu zit Parks, die sinds ‘Leer ons stil te zitten’ mediteert, niet meer te briesen op treinen. ‘Aanvaard de namen die komen en gaan,’ lezen we. Je zou haast heimwee krijgen naar die oude, opgefokte Parks uit 2005. Het eerste deel van dit boek is het sterkste. Het verscheen eerder in het literaire tijdschrift Granta en heeft een scherpte die niet altijd aanwezig is in de rest van ‘Italië op het spoor’.
**
Tim Parks – Italië op het spoor – In en uit de trein van Milaan naar Palermo – vertaald door C.M.L. Kisling – Arbeiderspers – 308 blz. – oorspronkelijke titel: Italian Ways.

Eerste zin: ‘Een trein is een trein is een trein, nietwaar?’