Voor mijn studenten
Ooit omschreef A.L. Kennedy het geluid van krassende potloden en pennen in een schrijfklas als een van de zintuigelijke sensaties die haar het meest dierbaar zijn. Heel herkenbaar voor mij. In mijn roman Tot het glinstert omschrijf ik het zo: ‘De gretigheid van deze schrijvers ontroert me, het gekras van pennen maakt me rustig. Nu al weet ik dat enkelen van hen mij zo zullen raken door de verbazing die siddert in hun stem. Heb ik dat echt geschreven? Is het echt goed?’
Tot het glinstert is fictie, maar dit detail komt uit mijn leven. Er kan voor mij weinig tippen aan de magie van een groep mensen die in stilte schrijft. Ik heb mijn roman over een schrijfgroep dan ook opgedragen aan mijn studenten:
Waarom?
–om de vele keren dat mijn studenten me iets vertelden wat me liet nadenken over schrijven, over mijn eigen werk.
–om de altijd boeiende uitwisseling van gedachten en ideeën, maar ook van verhalen over angst en niet goed durven, verhalen over twijfel en schaamte.
– omdat er weinig plekken zijn waar ik zo in mijn element ben als in een schrijfklas waar een zeventiger, die werkt aan een oorlogsverhaal, in dialoog gaat met een tienermeisje dat over vampieren schrijft.
–omdat mijn studenten zo dankbaar zijn, zo leergierig.
–omdat ze mijn wereld groter maken, avontuurlijker, rijker en ik – hoop ik – die van hen.
O ja, een laatste niet te missen reden: dankzij hen heb ik het perfecte excuus om mijn hele leven lang schrijfboeken te blijven kopen.
Kathy Mathys