Sarah Waters is niet de enige vrouw die zich thuis voelt in behekste huizen. Vrouwen lezen niet enkel graag spookverhalen, ze zijn ook meesterlijke griezelvertellers.
Kathy Mathys
Natuurlijk ontbreekt het ons niet aan mannelijke spookverhaalschrijvers. Henry James, Edgar Allen Poe en Charles Dickens: ze hebben allen één of meer ghost stories geschreven. Toch is het opvallend hoeveel vrouwen zich aan het genre waagden, vooral tijdens de 19de eeuw. George Eliot en Charlotte Brontë schreven spookverhalen, net als Elizabeth Gaskell en Edith Wharton. Meestal ging het om kortverhalen die in magazines voor het hele gezin verschenen. Voor sommigen was het een leuke bijverdienste. Anderen, zoals de immer ijverige mevrouw Oliphant, onderhielden het hele gezin met hun spookperikelen. Oliphants echtgenoot was een mislukte glaskunstenaar.
De 19de-eeuwse opkomende burgerij hield van verhalen rond het haardvuur. Vooral rond de kerst vertelde men volop griezelverhalen. Net als in Sarah Waters’ roman ging het in die 19de-eeuwse varianten vaak om de spanningen tussen arm en rijk. Een victoriaans spookverhaal heeft meestal een mannelijke verteller: een burgerman, een geleerde of een dokter. Hij gelooft niet in hekserij, in tegenstelling tot de meid of de kok van het kasteel. Geleidelijk aan dient de rationele verteller zijn rigide opvattingen te herzien.
Waarom vonden Victoriaanse vrouwelijke auteurs spookverhalen zo een aantrekkelijk genre? Ze konden er dingen in kwijt die ze in ‘serieuze’ fictie niet durfden te vertellen. Spookverhalen gaan over thema’s als geboorte, eenzaamheid, waanzin en seksualiteit – niet meteen onderwerpen waarover vrouwen vrijuit konden schrijven. Terwijl de razend populaire schrijfster Elizabeth Gaskell in haar romans nooit extreem klonk, schreef ze in sommige van haar spookverhalen over verlangen, overspel en moord. Waters heeft haar liefde voor genrefictie nooit onder stoelen of banken gestoken. Dat vrouwen zich minder belemmerd voelen in zogenaamde pulpgenres is één van de redenen waarom ze er zo dol op is: “Ik vind het dwaas om je neus op te halen voor genrefictie want vaak laat het genre je toe te experimenteren. Je durft meer dan in zogenaamde ‘literaire’ romans.” Ook na de 19de eeuw bleef het genre populair en niet enkel binnen de Angelsaksische cultuur. Denk maar aan de enorme populariteit van Japanse spookfilms en -romans. Sommige van die moderne geesten zijn goedaardig en houden de droevige, achtergebleven aardbewoners enkel gezelschap. Anderen razen als vanouds. Hieronder een greep uit het gevarieerde aanbod
Tien spookverhalen door vrouwen
1) George Eliot, The Lifted Veil (1859): Het hoofdpersonage in de novelle van George Eliot leed als kind aan een mysterieuze ziekte, waardoor hij nu paranormaal begaafd is. Deze novelle past helemaal in de 19de-eeuwse traditie van de gotische roman en vormt een buitenbeentje binnen het werk van Eliot.
2) Ann Radcliffe, Mysteries of Udolpho (1794): Nu lezen nog weinigen haar boeken, maar tijdens de 18de en 19de eeuw waren Radcliffes personages even populair als Harry Potter de dag van vandaag. Radcliffe schreef gotische romans en beïnvloedde grootheden als sir Walter Scott en Edgar Allen Poe.
3) Jane Austen, Northanger Abbey (1818): De nuchtere en ironische Austen schreef met ‘Northanger Abbey’ een geslaagde parodie op het genre van de gotische roman en meerbepaald op ‘Mysteries of Udolpho’. Het hoofdpersonage van ‘Northanger Abbey’ is zo dol op spookverhalen dat ze haar greep op de realiteit verliest.
4) Edith Wharton, Ghost Stories of Edith Wharton (1997): Ooit zei Wharton dat ze niet geloofde in geesten maar dat ze hen wel vreesde. Wharton zou jarenlang zo bang zijn geweest van geesten dat ze niet durfde te slapen in een kamer waarin een boek met spookverhalen lag. Na haar 27ste overwon ze haar angst en werd ze een gepassioneerd beoefenaar van het genre.
5) Daphne Du Maurier, Rebecca (1938): Een jonge bruid krijgt het behoorlijk te verduren in het grote landhuis Manderley. Spookt de geest van de eerste vrouw van haar man er nog rond? Het beroemdste boek van Du Maurier blijft perfect genietbaar, net als Hitchcocks beklemmende verfilming.
6) Shirley Jackson, The Haunting of Hill House (1959): Een dokter met interesse voor het paranormale trekt naar het beruchte Hill House, waar het zou spoken. Subtiele psychologische terreur.
7) Muriel Spark, Ghost Stories (2003): Acht verrassende spookverhalen, waarvan sommige over geesten die niet eens beseffen dat ze niet langer tot de levenden behoren.
8) A.S. Byatt, The July Ghost (1992): aangrijpend kortverhaal van Byatt over een moeder die graag een glimp zou opvangen van de geest van haar overleden zoontje. In tegenstelling tot een bezoeker van haar huis slaagt zij daar niet in.
9) Toni Morrison, Beloved (1987): Morrison gebruikt het beeld van de dolende geest voor een verhaal over de gruwelen van slavernij.
10) Helen Oyeyemi, The Icarus Girl (2005): Is het vriendinnetje van de achtjarige Jessamy een ingebeeld kameraadje of een geest? Oyeyemi schrijft over geesten en behekste huizen. Ze doet dat het best in haar geprezen debuutroman.