Oceaan van dansende mensen
In het vervolg op haar bestseller ‘De uitweer’ verruilt Amy Liptrot de Orkneyeilanden voor Berlijn.
‘De uitweer’ was een boek over de natuur dat niet enkel geschikt was voor natuurliefhebbers, ook al stond het vol met details over broedseizoenen. Liptrot sloeg een openhartige toon aan in haar relaas over hoe ze afkwam van haar alcoholverslaving. Diezelfde toon kenmerkt ook ‘Stadsnomade’. Met zinnen als ‘Ik snak ernaar om in het licht geworpen te worden, verwarmd, gezien, verlicht te worden’ stelt de schrijfster zich zo kwetsbaar op dat je haar wilt beschermen.
Met een walvisstand in haar jaszak en een sliert zeewier om haar nek trekt ze naar Berlijn. Liptrot heeft nood aan nieuwe mensen, nieuwe indrukken, aan seks – op de eilanden kan je met Tinder niet uit de voeten. Haar anker in Berlijn is de maan. Liptrot volgt haar online, op de website van NASA, maar ook vanuit de badkuip bij het raam in een van de vele Berlijnse kamers waar ze woont.
Wie vooral op zoek is naar natuurlyriek zal zich niet kunnen laven aan deze memoir. Liptrot gaat roofvogels spotten in de vroege uren, wanneer de technoclubs nog op volle toeren draaien. Ze gaat op zoek naar een van de vele wasberen die zich schuilhouden in de stad. Toch speelt de beste ‘natuurbeschrijving’ zich af in Berghain, een gigantische club waar Liptrot de dansende lijven vergelijkt met onderzees leven. ‘Het is zo luid dat je erin kunt zwemmen,’ schrijft ze over de dreunende beats. Het is ook in deze scène dat de schrijfster erkent in het diepst van haar kern een verslaafde te zijn, ‘iemand die drugsachtige ervaringen zoekt en alle mogelijke manieren om zich anders te voelen’.
Ook met haar obsessieve gescrol op internet en in de manier waarop ze zich in liefdesrelaties stort, zit iets dwangmatigs. Ze wordt verliefd, beleeft een intense zomer met een Duitser. Hij belooft mee te gaan naar de eilanden, spreekt al over het kind dat ze samen zullen hebben. Dan, heel plots en zonder duidelijke reden, verbreekt hij de relatie. Maandenlang zal Liptrot hun mails en berichten naspeuren op tekenen. Alles wat ze online post, bekijkt ze door zijn ogen.
Hoe verhit de schrijfster ook bezig is met de analyse van haar liefdesdrama, toch is haar verhaal dat van velen in deze digitale tijden. Ze beseft dat ze niet de enige is die met een bloedend hart de Facebookpagina van een ex doorspit. Dit is een van de passages waarin de schrijfster probeert om het particuliere te ontstijgen met observaties over digitale nomaden of grootstadsleven. Dat doet ze met gemengd succes. Haar terzijdes blijven te oppervlakkig. We ontkomen niet aan open deuren: ‘In een nieuwe stad kun je je identiteit opnieuw uitvinden.’
Op haar best is Liptrot wanneer ze haar interactie met de omgeving vastlegt in ritmisch proza. De schrijfster merkt herhaaldelijk op dat ze zich te licht voelt, te ongebonden. Ze hunkert naar verankering. Inmiddels heeft ze die gevonden. Ze woont weer op de eilanden, samen met partner en kind. Benieuwd welk effect een minder jachtig leven zal hebben op het ritme van haar toekomstige proza.
Kathy Mathys
***
Amy Liptrot – Stadsnomade – vertaald door Robbert-Jan Henkes – Ambo/Anthos – 144 blz.