Boeiende personages creëren (Schrijven Magazine)

In de cursus ‘Basis creatief schrijven’ komen de belangrijkste aspecten van het schrijven aan bod. In de tweede les leert Kathy Mathys je aan de slag te gaan met personages.

 

  1. Opwarming

 

Welkom bij deze basisopleiding creatief schrijven. In de loop van de komende maanden zullen we aandacht besteden aan de technische kneepjes van het vak. Wie geen schrijfervaring heeft, kan gewoon meedoen, maar ook voor ervaren schrijvers vormen deze lessen een fijne opfrisser. Om te beginnen twee losse oefeningen:

 

– Welke schrijfrituelen koester jij? Denk aan de plaats waar je schrijft, de sfeer die je creëert, de muziek die je opzet. Welk nieuw schrijfritueel zou je kunnen invoeren? Zet je kookwekker op 8 minuten en schrijf erover.

 

– Schrijfster Monica Wood houdt al jaren een word notebook bij. Daarin verzamelt ze woorden die ze hoort, leest of die haar invallen. Ze neemt het mee naar haar schrijfruimte. Op de dagen dat ze alleen maar saaie woorden kan verzinnen, bladert ze in het boekje voor inspiratie. Soms combineert ze woorden uit het boekje om een zin te maken, speelt ze met de woorden. Koop een boekje dat je makkelijk overal mee kan nemen. Noteer woorden die je raken, ontroeren of intrigeren. Denk ook aan woorden die je leuk vindt omwille van hun klank. Zoek ze op wanneer je de betekenis niet kent. Neem het boekje mee naar je schrijfruimte en speel.

 

  1. Het personage verkennen

 

Waarom lezen we verhalen en bekijken we films en series? Omwille van het beeld en de taal, zeker, omdat ze spannend zijn of grappig, maar ook omwille van de personages. Van een boek herinneren we ons vaak minder goed de verwikkelingen dan de personages.

Denk even na. Welke personages zijn jou altijd bijgebleven? Heb je enig idee waarom ze zoveel indruk maakten? Misschien vond je hen heldhaftig, krachtig, liefdevol of juist moreel corrupt, leugenachtig, schaamteloos. Misschien liet de schrijver je zo dichtbij komen dat je dingen over het personage leerde die je niet eens bespreekt met je beste vriend(in).

Uit onderzoek naar populaire personages blijkt dat lezers zich het meest aangetrokken voelen tot personages die het heft in handen nemen. Met andere woorden een personage wil iets en zet alles op alles om die wens in vervulling te laten gaan. Onthoud dit wanneer je zelf gaat schrijven. Geef je personage een brandend verlangen mee. Voorbeelden van brandende verlangens? De dood van een geliefde wreken, een verloren familielid opsporen, de juiste jurk vinden (jawel, het kan ook klein!), de liefde vinden, zich bevrijden uit een beklemmende relatie.

 

Oefening 1:

 

Ga op zoek naar een foto van een onbekende die kan dienen als inspiratie bij de komende oefeningen. Kijk in een krant of tijdschrift, kijk op internet of koop een leuke postkaart. Bekijk de foto goed en probeer in de huid van je personage te kruipen en de volgende vragen vanuit je personage te beantwoorden. Schrijf de antwoorden op:

 

– Hoe heet jij?

– Hoe oud ben jij?

– Hoe zou jij je uiterlijk omschrijven?

– Hoe zou jij je karakter omschrijven?

– Met wie deel jij je leven en/of een woonplek?

– Wat is je vroegste herinnering?

– Hoe ziet een ideale vakantie voor jou eruit?

– Welke baan oefen je uit?

– Als je een andere job zou kunnen kiezen, waarvoor zou je dan gaan?

– Van wat soort muziek hou je?

– Wat zijn je hobby’s?

– Waarover droom je ’s nachts?

-Waar ben je bang van?

– Wat is je geheime wens?

 

Je kan meer vragen voor je personage verzinnen als je dat wenst. De bedoeling is dat je je verbeelding loslaat op de foto en dat je personage je vertrouwder wordt. Deze techniek kan je uitstekend toepassen om een verhaal, gedicht of roman te schrijven. Toch is het in de praktijk niet zo dat je eerst alles te weten komt over een karakter en dan pas gaat schrijven. Veel auteurs hebben een idee van hun personage, een vermoeden van het karakter en het verlangen, meer niet. Een personage groeit binnen een verhaal. Als het goed is, is er een wisselwerking tussen de karakters en hun context. Schrijvers zien het vaak gebeuren dat een personage dingen begint te doen die zij niet hadden voorzien. Het personage nam het over, zeggen ze dan. Een vragenlijst aan je personage is dus zinvol, maar niet alles bepalend. Ze vormt niet meer dan een aanzet. Denk ook niet dat je elke hobby of enge droom van je personage dient te verwerken in je verhaal. Die achtergrondinformatie laat je toe je hoofdrolspelers van binnenuit te leren kennen. Ook de volgende oefeningen laten je dichterbij het personage komen.

 

Oefening 2:

 

Noem vijf objecten die dierbaar zijn voor je personage. Beschrijf ze in detail. Denk aan alle zintuigen. Hoe zijn deze bezittingen in het leven van het personage gekomen? Vertel hun verhaal.

Varianten op deze oefening:

– Wat zit er in het winkelwagentje van je personage?

– Maak een moodboard voor je personage.

– Teken de straat/het huis van je personage.

 

Oefening 3:

 

Wat zou je personage doen in de volgende situaties? Deze vragen kan je proberen te beantwoorden in het begin van het schrijfproces, maar eventueel ook later. Het kan zomaar zijn dat de antwoorden verschillen.

 

– Je personage is getuige van een winkeldiefstal. Wat doet hij/zij? Spreekt hij/zij de dief aan, meldt hij/zij de diefstal bij de winkelier?

– Je personage vindt een portefeuille met geld erin maar geen identificatiebewijs. Wat doet hij/zij?

– Je personage krijg te horen dat hij ongeneeslijk ziek is. Wat doet hij/zij? Met wie praat hij/zij?

– Je personage heeft een relatie maar voelt zich aangetrokken tot de nieuwe buur. Wat doet hij/zij?

 

Personages hoeven niet lief te zijn of beleefd. Zelfs wanneer ze dat wel zijn, is het belangrijk om hun mindere kanten te tonen. Niemand is altijd voorbeeldig. Lezers houden van dynamische personages. Kleurcontrasten zijn belangrijk, combineer vrolijk met donker. Een verhaal komt dikwijls voort uit de minder positieve kanten van je personage. Goedgelovigheid kan iemand in problemen brengen, net als jaloezie of een kort lontje.

 

Oefening 4:

 

– Denk aan een zwak punt bij jezelf. Heeft dit je ooit in de problemen gebracht? Zet je kookwekker op 10 minuten. Ga freewriten over dit onderwerp. Je schrijft door zonder te stoppen en je besteedt niet per se aandacht aan de grammatica en de interpunctie. Ook losse woorden en flarden zijn prima. Laat het maar stromen.

– Denk aan de zwakke punten van je personage. Hebben deze hem of haar ooit in problemen gebracht? Verzin een aantal scenario’s. Ga opnieuw freewriten.

 

  1. Personages in verhalen

 

Het voorbereidende werk zit erop. Nu kan je je personage laten aantreden in een verhaal, roman of gedicht. Misschien zal je merken dat je toch nog niet voldoende weet. Je hebt inmiddels zicht op het uiterlijk, je weet waarover je personage droomt en waarnaar het verlangt. Maar wat gebeurt er wanneer het zijn mond opent? Hoe praat hij of zij? Is je karakter een spraakwaterval? Praat hij of zij coherent? En gebruikt hij of zij korte of lange zinnen?

 

Oefening 5:

 

Om de stem van je personage te leren kennen, laat je hem praten door middel van een freewrite. Zet je kookwekker op 10 minuten en laat je karakter praten over (een van) deze onderwerpen:

 

– Vorige nacht heb ik gedroomd dat…

– Waar ik absoluut niet tegen kan…

– Ik zou zo graag…

– Toen ik een jaar of zes was…

 

Beginnende schrijvers hebben er dikwijls moeite mee om personages leven in te blazen. Jan brokken geeft in De wil en de weg een belangrijke tip: ‘Om de lezer direct bij het verhaal te betrekken, moet je iets fundamenteels in het leven van je hoofdpersoon laten gebeuren. Een omslag, een gebeurtenis waardoor het hele bestaan van de hoofdpersoon plotseling op losse schroeven komt te staan.’

Denk aan het personage uit de oefeningen. Welke gebeurtenis zet zijn/haar leven op zijn kop? Wie of wat zorgt voor verandering, problemen?

Misschien kan je meteen aan de slag met ideeën die naar boven kwamen in oefeningen 4 en 5. Misschien moet je nog even verder brainstormen. Noteer je ideeën.

 

Lees nu onderstaand fragment uit Ronja de roversdochter van Astrid Lindgren:

 

‘Ronja trok het bos in. Algauw begreep ze hoe dom het van haar was geweest om te geloven dat de grote zaal de hele wereld was. Zelfs de geweldige burcht van Mattis was de hele wereld niet. De wereld was groter dan ze ooit had kunnen vermoeden. Ze had Mattis en Lovis natuurlijk wel horen praten over de dingen buiten hun burcht, zoals de rivier, maar ze begreep pas wat een rivier was toen ze zag hoe die met zijn woeste stroomversnellingen diep onder de burcht van Mattis door kwam stromen. Ook over het bos hadden ze gepraat. Maar pas toen Ronja het bos zelf te zien kreeg met al zijn wonderlijk suizende bomen, begreep ze wat een bos was. En ze lachte stilletjes voor zich uit, omdat er zulke wonderbaarlijke dingen bestonden als bossen en rivieren. Levende bomen en levend water!

Ze volgde het pad tot in het diepst van het bos en kwam bij een meertje (…) Bij het bosmeertje bleef ze de hele dag en ze deed er dingen die ze nooit eerder had geprobeerd. Ze gooide dennenappels in het water en lachte toen ze merkte dat ze die weg kon laten springen door met haar voeten te stampen. Zo lekker vrij als nu hadden haar voeten zich nog nooit gevoeld.’

 

We hebben grofweg vier technieken om een personage te tonen aan de lezer:

 

– uiterlijke beschrijvingen

– gedachten en emoties

– handelingen

– dialogen

 

Welke technieken gebruikt Lindgren?

 

In het fragment komen geen dialogen en uiterlijke beschrijvingen van het personage voor. Van de andere technieken vind je wel voorbeelden.

 

Oefening 6:

 

Schrijf nu een fragment waarin je je personage laat handelen. Laat enkele emoties en gedachten zien. Eventueel kan je ook iets vertellen over het uiterlijk. Er is nog geen interactie met andere personages. Schrijf in de hij/zij-vorm (zoals Lindgren hierboven). Je kiest zelf of je in de tegenwoordige of verleden tijd schrijft. Als je dat graag wil, kan je iets laten doorschemeren over de gebeurtenissen die het leven van het personage op zijn kop zet.

 

In deze les heb je een personage gecreëerd op basis van een foto. Er zijn andere manieren. Over de leraar uit zijn roman De verwondering schreef Hugo Claus: ‘Ik heb nog nooit zo’n leraar ontmoet. Die leraar is gemaakt van twee leraars die ik gehad heb, is gemaakt van een groot gedeelte van mij, van bedenksels ook.’

Je kan dus een personage laten ontstaan door elementen van bestaande mensen samen te voegen en er eventueel je fantasie op los te laten. Je kan ook een vreemde observeren op de trein, in het park en op basis van gedrag en uiterlijk een heel leven verzinnen.

 

Eindoefening:

 

In deze laatste oefening vindt er interactie plaats tussen twee personages. Misschien heb je al een idee van wie er als tweede in beeld komt, misschien nog niet. Neem je tijd. Ga eventueel op zoek naar een nieuwe foto.

Denk erom dat contrasterende personages meer conflictstof zullen opleveren dan personages die sterk op elkaar lijken.

 

Schrijf nu een verhaalfragment van 300 woorden. Je laat twee personages zien. Gebruik vooral handelingen, gedachten en uiterlijke beschrijvingen. Gebruik geen of weinig dialoog. Laat iets zien van het conflict dat het verhaal op gang zal brengen. Schrijf in de hij/zij-vorm (zoals Lindgren hierboven). Je kiest zelf of je in de tegenwoordige of verleden tijd schrijft. Deel je fragment op het Forum bij de wekelijkse schrijfopdracht.

 

Kathy Mathys is schrijfster, literair journalist en docent creatief schrijven. www.kathymathys.nl