Schrijfadem
Ontwikkel discipline. Kweek schrijfspieren. Soms klink ik als een sportcoach wanneer ik tegen mijn studenten van de Nederlandse Schrijversacademie praat. Soms klink ik als een lieve juf. Doe maar, zeg ik dan, het geeft niet als er spetters op je kleren komen. Of ik klink als een technicus tijdens betogen over het ritme van dialogen, het gebruik van puntkomma’s.
Waar haal ik mijn schrijverswijsheid vandaan? Uit eigen ervaring, uit de schrijversinterviews die ik afneem en uit schrijfboeken. Die passie voor schrijfboeken is tien jaar geleden begonnen, toen ik een schrijfdocentenopleiding volgde aan de Hogeschool van Amsterdam. Ik las ze allemaal: de Jan Brokkens, de Natalie Goldbergs, de Julia Camerons. Schrijfboeken vallen uiteen in twee categorieën: de technische en de aanmoedigende. Soms combineert de schrijver beide, zo ook Colum McCann in ‘Letters to a Young Writer. Some Practical and Philosophical Advice’ (Bloomsbury).
McCann, gelauwerd auteur van romans en verhalen, geeft al twintig jaar creatief schrijven. Hij doet dat met plezier en overtuiging. Sommige van zijn studenten hebben zelf prijzen gewonnen. McCann heeft het over vriendschappen met ex-studenten, maar ook over tandengeknars en huilbuien. Meer dan eens liep een schrijver naar buiten tijdens een workshop.
McCann opent met een citaat van Rilke die in ‘Brieven aan een jonge dichter’ schreef dat niemand je kan helpen bij het schrijven van een boek. Zo denkt McCann erover: een schrijfopleiding biedt de ideale omstandigheden om je te ontwikkelen. Je krijgt begeleiding, leest dingen die je anders niet zou lezen. Maar wie te weinig talent heeft, is na de schrijfopleiding niet klaar voor publicatie, zoveel moge duidelijk zijn.
McCann, die zich in 52 brieven tot de lezer richt, schrijft soms dingen die je al kent. Een beetje schrijver weet dat je altijd een notitieboek bij moet hebben en dat een boekendialoog niet hetzelfde is als een gesprek op straat. Toch valt hier moois te ontdekken. McCann beweert een badkamermuur te hebben behangen met afwijzingsbrieven, hij is ervan overtuigd dat elke schrijver minstens één slecht boek schrijft. McCann geeft moed, hij voorziet de jonge schrijver van fijnzinnige tips, deze bijvoorbeeld over research: ‘Textuur is belangrijker dan feiten.’ Ga dus op zoek naar dat ene tastbare detail. Hij richt zich tot makers van literaire fictie, niet tot genreschrijvers. Daarom ook pleit hij voor een ongeplande, avontuurlijke aanpak waarbij de schrijver in het duister tast.
Mijn studenten schrijven allerlei soorten verhalen. De een gaat voor fantasy, de ander voor chicklit of autobiografie. Waar ze ook mee bezig zijn, ik geef ze allen dit advies van McCann mee: ‘Sta open voor de wereld. Luister. Een schrijver is een ontdekkingsreiziger.’