Essay over angst (De Standaard)

Schrap ‘stoornis’ uit het angstwoordenboek

Lees hier de krantenversie: Angstessay 1Angstessay 2

 

Angst heerst in onze westerse wereld. Gelukkig verschijnen er steeds meer boeken die ons aanmoedigen om onze angsten te delen.

 

Kathy Mathys

 

Bravery is not being afraid to be afraid: op goede dagen heb ik deze woorden niet nodig, op slechte maken ze de angst minder intens. Ze zijn afkomstig van oorlogscorrespondent Marie Colvin. Die had redenen om bang te zijn, op haar zesenvijftigste zou ze zelfs overlijden tijdens een bombardement van het Assad-regime. En ik? Is het niet potsierlijk om in één ademteug te spreken over haar angst en de mijne? Leid ik niet een beschermd leven met huis, tuin, man, kat? Heb ik wel recht van spreken?

Het citaat van Colvin komt uit ‘Het boekje van alle angsten’ van Emy Koopman en Lisa-Marie Van Barneveld (illustrator), het eerste boek over het onderwerp dat ik lees in de hoop meer grip te krijgen op mijn demonen. Die hebben altijd wel gesluimerd, maar sinds ik een uitputtingsdepressie kreeg, laten ze zich in volle glorie gelden.

Koopman sluit haar associatieve essay af met deze aanmoediging: ‘Laten we hem (de angst, km) omarmen, aanspreken, vrijpleiten, sussen, wegduwen en serieus nemen.’ Het is een boodschap die ik ook vind bij Saskia Kalb, schrijfster van ‘De schoonheid van angst’. Deze Nederlandse ervaringsdeskundige werkte zich door een fikse angstbibliotheek heen voor ze aan haar boek begon. Dat doet wat schools aan met hoofdstukken als ‘Biologie en angst’, ‘Filosofie en angst’. Toch steek ik veel bij haar op. Zo schrijft Kalb dat er in wezen slechts twee angsten zijn: doodsangst en levensangst. Gaat het bij de eerste om angst voor het einde en/of achteruitgang, dan is de tweede die waarbij iemand bang is om een autonoom individu te worden.

Waarnaar was ik op zoek tijdens die nerveuze leesuren? Herkenning? Zeker. Inzichten? Dat ook. Bovenal zocht ik naar manieren om de angst minder te voelen. Terugbladerend in Kalbs boek kom ik langs zinnen die met potlood zijn onderlijnd: ‘Ik deed gewoon wat ik thuis op mijn kamer ook deed als ik me gespannen voelde: dansen’ Of: ‘Pak me mijn demonen niet af, want dan vliegen ook mijn engelen weg.’ Dat laatste komt uit de koker van de Engelse dichter W.H. Auden. Voor schrijvers is angst de prijs die ze betalen voor een sterke verbeelding.

Erg geruststellend klonk mijn angstlectuur niet. Lezend over angsten die me nog niet te grazen hadden genomen, begon ik te vrezen dat ze dat binnenkort wél zouden doen. Om erger te voorkomen besloot ik om mijn onderzoek stop te zetten tot ik las over het nieuwe boek van Daan Heerma van Voss, ‘De bange mens. Mijn zoektocht naar de bron van onze angsten’. Vooruit, dacht ik, nog eentje dan.

 

Mislukkeling

 

Angst heeft mijn leven gered. Net als Koopman, die baarmoederhalskanker kreeg, ging ik uit angst snel naar een dokter toen mijn lijf dingen ging doen die een ander de schouders zouden laten ophalen. ‘Ik moet er niet aan denken dat je een jaar later was langsgekomen,’ krijgt Koopman te horen. Vervang ‘een jaar’ door ‘enkele maanden’ en dan weet je wat mijn gynaecoloog zei.

Als ik precies wil zijn, moet ik zeggen dat angst twee keer mijn leven heeft gered. Twee verschillende soorten kanker. Twee keer op tijd erbij dankzij de angst. Het artsenrefrein: ‘Echt heel uitzonderlijk voor een vrouw van vijfendertig’.

In bovenstaande gevallen is angst een wijze raadgever. Problematischer wordt het wanneer je bang bent voor dingen die helemaal niet aan de orde zijn, zoals nu bij mij het geval is. Of het nu de angst is om een plein over te steken of de angst om flauw te vallen, één ding hebben al deze angsten gemeen: ze voelen net zo intens als zogenaamde terechte angsten.

‘De bange mens’ begint in een Amsterdamse keuken waar Daan Heerma van Voss te horen krijgt dat zijn vriendin D. het niet meer trekt. Ze snapt niet dat hij zo angstig is. Ze hebben het toch goed samen? Angst is altijd al de metgezel geweest van de schrijver. Op zijn zesde kreeg hij zijn eerste paniekaanval. Soms gaat het een tijd goed, dan glijdt hij af. Hij slaapt slecht, heeft veel geruststelling nodig en heeft geen zin om af te spreken. Zijn hele leven al lossen die lichte en donkere golven elkaar af. Vooral kampt hij met de angst om te mislukken. D. wil dat hij uitzoekt hoe het nu precies zit met die angst en dat doet hij. Letterlijk door naar Frankrijk te reizen met een koffer vol wetenschappelijke boeken of naar Indonesië om in zijn familiegeschiedenis te graven, en figuurlijk door zijn kennis over angst te maximaliseren.

 

Wereldwijd heeft ongeveer 7,3 % van de bevolking last van wat medici een angststoornis noemen. Ze kampen met heftige angstklachten zonder de aanwezigheid van een reële dreiging. Amerika spant de kroon – een op de drie ontwikkelt er een angststoornis – maar ook bij ons krijgen steeds meer mensen last van hevige angst. Heerma van Voss laat zien hoe het leven van een angsthaas – zijn terminologie – eruit ziet. De angst voor de angst speelt een rol bij elke beslissing die hij neemt, het monster mag vooral niet wakker worden gekust. De wereld van de angstige mens wordt kleiner of zoals Kalb het in haar boek verwoordt: ‘Het wegrennen voor de angst betekent automatisch het inleveren van vrijheid.’

Omdat angst gepaard gaat met een gevoel van machteloosheid probeert Heerma van Voss grip te krijgen op het veelkoppige monster. Hij gidst de lezer door de geschiedenis van de filosofie en psychiatrie. Pas sinds 1980 staat angst geboekstaafd als een aparte ziekte. Voordien was het een symptoom van andere aandoeningen zoals bijvoorbeeld depressie. Ik vond het verbijsterend om te lezen dat Nederland in 1968 slechts twintig psychotherapeuten telde. Mensen hadden andere manieren om hun donkere emoties te beteugelen. De schrijver vertelt over zijn overgrootvader die zijn angsten probeerde te temmen door in beweging te blijven.

De medicalisering van angst begon tijdens de jaren 1980. In het DSM, het handboek voor psychiatrische aandoeningen, doken steeds meer ziekten op. Hoewel Heerma van Voss destijds blij was dat het beestje een naam had gekregen, vindt hij nu dat we zijn doorgeslagen in ons verlangen om te labelen. Is sociofobie echt een ziekte, vraagt hij zich af, of is het gewoon verlegenheid?

 

Voorbij de schaamte

 

De hoofdstukken die mij het meest verrasten, waren die waarin de schrijver naar sociaal-economische oorzaken zoekt voor onze huidige angstepidemie. Hij vindt die in de maatschappelijke verschuivingen die vanaf de jaren 1980 plaatsvonden. Van solidaire wezens, die zich verbonden voelden met elkaar, veranderden we in solitaire wezens, consumenten op zoek naar meer status en succes. Het neoliberalisme is de grote boosdoener: ‘Ons onstilbare verlangen naar meer individuele vrijheid heeft ervoor gezorgd dat we verleerd zijn om onze angsten collectief, in gemeenschappen of verenigingen, op te vangen, met of zonder hulp van God.’

Omdat zoveel mensen in de loop van hun leven met hevige angst te maken krijgen, pleit de schrijver voor meer openheid. We moeten angst benaderen als een gemeenschappelijke kwestie, maar dan niet door een bekend persoon te laten oreren dat zijn angst een ‘stille kracht’ is, zoals al te vaak gebeurt. Daar heeft de gemiddelde angsthaas niets aan op een dag dat hij ligt te zweten in bed. Hoe dan wel? Door te praten over wat er echt scheelt, door het woord ‘stoornis’ te schrappen uit het angstwoordenboek. We zijn allemaal in mindere of meerdere mate bang en dat het bij sommigen uit de hand loopt, tijdelijk of levenslang, betekent nog niet dat die persoon gestoord is, vindt Heerma van Voss.

‘De bange mens’ heeft me er vooral aan herinnerd dat je angsten beter niet in het donker houdt, dat het duister ze zuurstof geeft. Daarom ook dit stuk. Ik wil me niet schamen om rare gedachten of moedeloze gevoelens. Om ze te omarmen, zoals Koopman ons aanmoedigt te doen, is het te vroeg. Ik eindig mijn bescheiden reis waar ik begon, bij ‘Het boekje van alle angsten’. Daarin lees ik: ‘Je bent de verhalen die je over jezelf vertelt. Als je het verhaal kunt veranderen, verander je tot op zekere hoogte jezelf. Daarvoor hoef je niet te liegen, alleen anders te selecteren, de feiten anders te interpreteren.’ Misschien is het dat wat me nu te doen staat. Of zoals mijn therapeut het zegt: ‘Ja, er gingen dingen mis, maar kijk eens naar wat er wel is goed gegaan.’

 

Daan Heerma van Voss – De bange mens. Mijn zoektocht naar de bron van onze angsten – Atlas Contact – 334 blz.

 

Saskia Kalb – De schoonheid van angst – ISVW uitgevers – 300 blz.

 

Emy Koopman en Lisa-Marie Van Barneveld – Het boekje van alle angsten – 54 blz. – eigen beheer – te bestellen via lisastreepjemarie@gmail.com. Koopman schreef ook de roman ‘Het boek van alle angsten’ (Prometheus).