Essay over wandelen en schrijven (De Standaard)

51OpXMCa9sL._AC_UL320_SR240,320_Schrijven met je knieën

Schrijven begint en eindigt niet altijd in een kamer tussen vier muren. Voor veel schrijvers maakt bewegen, en met name wandelen, deel uit van het schrijfproces.

 

Kathy Mathys

 

Colette begon de werkdag altijd met het ontvlooien van haar kat; Friedrich von Schiller kwam op gang dankzij de geur van de rottende appels die hij bij zijn bureau bewaarde en voor William Gibson zijn dutjes onmisbaar: in het schemergebied tussen slapen en waken begint het te stromen. De een wil een kamer met uitzicht, de ander een blinde muur. Staand schrijven of zittend, met of zonder muziek, koffie, alcohol: schrijvers en hun rituelen spreken tot de verbeelding.

Dagelijkse rituelen van Mason Currey biedt een mooie inkijk in de gewoonten van creatieve geesten. Gewoonten, ja, want zoals W.H. Auden ooit zei gaan routine en ambitie hand in hand.

Een van de meest geliefde routines bij kunstenaars is de dagelijkse wandeling. Sommigen beginnen ermee, voor anderen is ze een manier om te ontspannen, om garen te spinnen of te deblokkeren. Het valt op hoeveel componisten niet zonder hun wandeling kunnen, Gustav Mahler, bijvoorbeeld of Tsjaikovski, die elke middag twee uur wandelde en onderweg invallen noteerde die hij later uitwerkte op de piano. Misschien werkt het ritme van de voetstappen stimulerend.

Ook voor mij horen schrijven en wandelen samen. Elke middag maak ik dezelfde wandeling van een uur door het groene hart van de wijk, via het pad dat langs de huizen slingert naar het open gedeelte dat uitkomt bij de dreef. Door de manier waarop de boomkruinen aan weerskanten van die dreef elkaar raken vormen ze een groen gewelf, een doorgang waar het licht anders kleurt. Zelfs op de momenten dat ik niet aan mijn verhaal denk, krijg ik daar ideeën. Vroeger haastte ik me terug om die te noteren, nu heb ik een notitieboek bij me en negeer ik de blikken van de hondenuitlaters.

De Amerikaanse dichteres Ruth Stone werkte als kind op het veld en hoorde ze een gedicht in haar binnenste opkomen, dan rende ze naar huis in de hoop het gedicht tijdig te kunnen vangen. Neer te schrijven dus. Het gedicht stroomde voor even in haar lichaam en de kunst bestond erin om het moment niet te laten voorbijgaan want voor je het weet zijn de woorden die net nog zo stralend klonken, verdampt.

 

Ontfocussen

 

Wandelen en werken op het veld hebben een vergelijkbaar effect op de geest. Gedachten dwalen alle kanten op, de geest krijgt even vakantie en nieuwe inzichten dienen zich aan. In Becoming a Writer, een klassieker over het schrijfproces uit 1934, schreef Dorothea Brande al dat haar schrijfstudenten hun beste invallen kregen tijdens het schoonmaken of het breien, een observatie die inmiddels wordt ondersteund door jaren van neurologisch onderzoek.

In Mentaal kapitaal heeft Elke Geraerts het over het belang van verveling. Tijdens wat zij mind wanderen noemt, dienen zich ongeconcentreerde gedachten aan die een bron vormen voor onze creativiteit. Neurologe Sophie Schweizer stelt dat onze hersenen moeten ontfocussen om ideeën te laten opborrelen. ‘Als mensen te druk, gestrest of angstig zijn, wordt de frontale cortex te veel geactiveerd en presteren ze slechter bij het uitvoeren van creatieve taken,’ getuigt ze in een artikel in Intermediair.

Dichter Sybren Pollet noemde dat proces van niet bewust nadenken het ‘actieve niet-denken’ of ‘ernaast denken’. Joseph Beuys zei het zo: ‘Ik denk met mijn knie’, wat meteen doet denken aan het fysieke aspect van het schrijfproces, aan de wisselwerking tussen lichaam en geest.

Mijn vriendin Rita met wie ik al jaren brieven schrijf, meent dat tijdens het wandelen het lichaam volstroomt met zuurstof en woorden, een beeld dat veel schrijvers zal aanspreken en dat ook een wetenschappelijke basis heeft. Tijdens het wandelen stroomt er meer zuurstof door het bloed en de organen. Testpersonen scoren beter op het gebied van concentratie en geheugen na een wandeling. Bovendien ontstaan er nieuwe verbindingen tussen de hersencellen bij wie geregeld wandelt.

Ik moedig mijn studenten bij de Nederlandse Schrijversacademie dan ook aan flink te bewegen en daarna te schrijven. Sommigen vertellen me dat ze andersoortige gedachten krijgen naargelang hun tempo en ook dat wordt door wetenschappers bevestigd. We denken verschillend naargelang we versnellen of vertragen.

 

Filosofen op pad

 

Dat wandelen en schrijven samengaan, is geen moderne gedachte. Aristoteles mijmerde en mediteerde al wandelend en vele filosofen volgden zijn voorbeeld. Jon Stewart Mill was een fervent wandelaar, net als Thomas Hobbes die een wandelstok met een ingebouwde inktpot bezat zodat hij zijn invallen nooit  zou vergeten.

In Confessies schreef Jean-Jacques Rousseau dat hij enkel kon mediteren wanneer hij wandelde. De Franse filosoof was het meest zichzelf wanneer hij alleen op stap was. In 1782 publiceerde hij Les Rêveries du promeneur solitaire, waarvan elk hoofdstuk de naam kreeg van een wandeling.

In Wanderlust. A History of Walking omschreef Rebecca Solnit de wandelende schrijver/filosoof als iemand die zowel deel uitmaakt van de wereld als met een onthechte blik naar die wereld kijkt: ‘Een eenzame wandelaar is ontworteld, bevindt zich tussen twee plekken, hoe kort zijn route ook is’. Het is in deze enigszins onthechte positie dat de geest helder ziet.

Rousseau is niet de enige die een boek schreef in de vorm van een wandeling. Vertellingen en wandelingen hebben nu eenmaal veel gemeen. Verhalen schrijf of lees je woord voor woord, wandelingen maak je stap voor stap. Qua vorm zijn beide lineair. ‘Wie schrijft, markeert een nieuw pad op het terrein van de verbeelding,’schrijft Solnit. Verhalen hebben vaak de vorm van een (voet)tocht en schrijvers laten hun personages graag wandelen. Denk aan mevrouw Dalloway uit de gelijknamige roman van Virginia Woolf of aan Leonard Bloom uit James Joyce’ Ulysses. De stijl van deze klassiekers is associatief, er is ruimte voor uitweidingen. Handig dus dat de personages aan de wandel gaan: de wandelende geest werkt associatiever dan de statische.

Ook non-fictieboeken hebben vaak de vorm van een wandeling of tocht. Denk aan reisverhalen waarbij het landschap het verhaal dicteert. Soms blijft de auteur bij het hier en nu, een andere keer weidt hij uit, is er ruimte voor herinneringen en allerlei associaties, zoals in Olivia Laings Naar de rivier.

 

Platteland of stad

 

Wie echt wil ontfocussen moet volgens wetenschappers de natuur in, niet de stad met al zijn afleidingen. William Wordsworth is een van die beroemde natuurwandelaars. Hij beschreef het landschap in zijn gedichten. Zijn zus Dorothy begeleidde hem vaak en schreef over de wandelingen in haar dagboeken. Volgens haar componeerde hij zijn gedichten onderweg en droeg hij ze meteen voor. Hij liet zich leiden door het ritme van zijn voetstappen, zoals een metronoom het ritme aangeeft voor een componist.

De één laat zich inspireren door de omgeving, voor de ander vormt het groen een neutraal canvas dat mentale uitstapjes toelaat. Schrijver en docent Benny Lindelauf getuigde in Schrijven Magazine over het effect van een nieuwe omgeving: ‘Het gaat er niet per se om dat je letterlijk gebruikt wat je op de locatie tegenkomt. Het gaat er meer om wat je doet met het lijfelijk aanwezig zijn op een plek (…) Wanneer je midden in een berglandschap staat in mei, kun je geïnspireerd raken door die keer dat je hartje winter in New York stond. De lijfelijke omgeving werkt dan als een soort springplank of trampoline naar de ervaring die in je geheugen opgeslagen zit.’

Niet enkel de natuur laat nieuwe ideeën opborrelen. Voor Charles Dickens, een haast niet bij te benen wandelaar, vormde het nachtelijke Londen een eeuwige bron van inspiratie. In zijn essay Nightwalks heeft hij het over de verloederde kanten van de metropool.

Van de negentiende-eeuwse Parijse flaneur tot de moderne stadswandelaar: stedelijke dwaaltochten zijn vaak duisterder, minder moreel verheffend dan wandelingen in de natuur. Denk maar aan een roman als Open stad van Teju Cole waarin het wandelende hoofdpersonage het landschap en de, veelal donkere, geschiedenis van New York en Brussel overdenkt.

Wat stadse wandelingen en wandelingen in het groen gemeen hebben, is dat ze vonkjes laten ontstaan in het schrijvershoofd. En mochten die vonken of deblokkades toch uitblijven, dan helpt het wandelen in elk geval tegen de ultieme schrijverskwaal: zitvlees.

 

Tips voor wie zelf wil schrijfwandelen:

 

– Laat de hond of ander gezelschap thuis. Schrijfwandelen doe je alleen.

– Laat je telefoon thuis.

– Neem pen en papier mee. Reken er niet op dat je je invallen onthoudt tot je terug bent.

– Probeer te kijken met nieuwe ogen, met de ogen van een kind, zelfs wanneer je een vertrouwd pad neemt. Probeer iets op te merken dat je nog niet eerder zag. Gebruik al je zintuigen.