Ian McGuire – Het Noordwater (De Standaard)

Gestrand op het ijs/  Krantenversie: Ian McGuire Het Noordwater

 

Is er na ‘Moby Dick’ plaats voor nog een roman over walvisjagers? Zeker wel, zo bewijst Ian McGuire met het ijzersterke ‘Het Noordwater’.

 

Kathy Mathys

 

De kaarten die de Engelse schrijver Ian McGuire bij aanvang op tafel legt, zijn behoorlijk versleten. Een man wil verdwijnen, zijn leven vergeten, ‘opgaan in zijn omgeving’. Hij hoopt dat te doen aan boord van een schip en is daarmee niet de eerste in letterenland die zich wil heruitvinden. Bovendien zit er een reukje aan de expeditie, nog zo’n cliché. In de handen van een minder vaardige auteur zouden deze gemeenplaatsen storen, McGuire maakt er een klassiek gegeven van.

De man met het verleden is dokter Sumner, een Schotse arts die verslaafd is aan opium. Hij wordt scheepdokter op de Volunteer, een walvisvaarder die koers zet richting het Noordwater. Hoe noordelijker, hoe meer walvissen, zo vertelt de kapitein. In het noorden ligt er namelijk meer ijs: walvissen voelen er zich veiliger, ze weten dat schepen vaak vast komen te zitten tussen de ijsplaten.

Aanvankelijk heeft de dokter weinig te doen, hij leest Homerus, tekent zeevogels en overpeinst zijn verleden. Hij heeft gewerkt in India en beetje bij beetje onthult de schrijver wat er precies is gebeurd.

Het verhaal krijgt meer snelheid op het moment dat een scheepsjongen met buikpijn aanklopt bij Sumner. De jongen blijkt te zijn verkracht. Sumner vraagt hem tevergeefs naar de naam van de dader. Enkele dagen later wordt de knaap dood gevonden.

 

De laatste walvisvaart

 

De tijden zijn veranderd. Niemand zit nog te wachten op walvisolie, nu de mens petroleum heeft ontdekt, koolgas. Voor de kapitein is dit de reis van de laatste kans. Het doden en flensen van de walvissen is zintuiglijk beschreven. Dit is geen roman voor lezers met een tere maag, vooral het tweede deel zit vol vleselijke en bloederige fragmenten.

Wanneer Sumner uit het ijswater wordt gesleept, knipt een van de walvisjagers hem de bevroren kleren van het lijf, smeert hij de huid van de arts in met ganzenvet om hem te verwarmen. Dit soort details maken het boek uiterst levendig. Het schip is een vreemde, nieuwe wereld en hoe noordelijker het vaart, hoe meer bevreemdend alles wordt. Op de achterflap staat al dat de walvisvaarder uiteindelijk zinkt en dat hoeft niemand te verbazen. Alle tekenen waren ernaar.

‘Het Noordwater’ heeft het tempo en de directheid van een thriller. Het is geen whodunnit, McGuire onthult al op de eerste bladzijden wie de moordenaar is. De vraag is vooral hoe de gestrande bemanning de winter zal overleven.

McGuire haalde met dit boek de longlist van de Man Booker Prize. Terecht. Hij schrijft nu eens met enige afstand om overzicht te krijgen, dan weer dicht bij de gedachten van de personages. Hij weet zijn verhaal een filosofische onderlaag mee te geven. ‘Het Noordwater’ is een roman over de verhouding tussen lichaam en geest. Ook is het een verhaal over wat de menselijke identiteit nu eigenlijk inhoudt. Sumner beziet zijn lichaam ‘als een schets die kan worden uitgegumd en opnieuw ingevuld’. Voor een priester die tussen de Eskimo’s leeft is Sumner een rechtschapen burger; de Eskimo’s zien de arts als een angakoq, een tovenaar die geluk brengt tijdens de jacht.

Bovenal weet deze roman te overtuigen dankzij de taal. Haaien zijn ‘grijsgroene kadavers die, stomp en archaïsch, wolkerige sporen bloed naar buiten pompen’. De passage waarin de arts een ijsbeer achtervolgt, is nu al een klassieker in het genre van de wildernisliteratuur.

 

****

 

Ian McGuire – Het Noordwater – vertaald door Luud Dorresteyn en Otto Biersma – Cargo – 317 blz.