Marilynne Robinson interview (De Standaard)

lilaEen verlegen liefde

 

Met ‘Lila’ schreef Marilynne Robinson een van de krachtigste romans van dit jaar. Haar verhaal over een haast onmogelijke romance vormt het ideale leesvoer voor deze stille winterdagen.

 

Kathy Mathys

 

In de Verenigde Staten geniet ze de gigantische status die enkel grootheden als Toni Morrison of Philip Roth ten deel vallen. Bij ons is Robinson relatief onbekend. De bescheiden doorbraak kwam er met ‘Gilead’ waarvoor ze de Pulitzerprijs won. Daarin voerde ze John Ames op, dominee in Gilead, Iowa. In die eerste roman over het dorpje lag de predikant op sterven en schreef hij een brief aan zijn zevenjarige zoon. Enkele jaren later volgde de roman ‘Thuis’. Daarin beschreef Robinson hetzelfde dorp vanuit Glory, de dochter van een vriend van John Ames, ook een predikant. ‘Lila’ is misschien wel het mooiste deel van de trilogie, het meest aangrijpende. Op een dag vindt predikant Ames, een weduwnaar van om en bij de zeventig, een vrouw bij de kerkdeur. Lila heet de eenzame zwerfster. Haar naam kreeg ze niet van haar ouders, die kent ze niet. Doll, een andere zwerfster, nam het kind ooit onder haar hoede.

Lila en de oude Ames groeien naar elkaar toe, heel geleidelijk. Hun liefde heeft een verlegen karakter. Ze zijn totaal verschillende wezens, hij is een man van het woord. Zij is intuïtief, heeft altijd geleefd als een dier – van de ene dag op de andere – en ze wantrouwt woorden.

‘Het was boeiend om voor de verandering te schrijven over iemand die nauwelijks verbaal is. Lila is zo anders dan John Ames,’ vertelt Robinson. ‘Ik heb altijd vertrouwen gehad in woorden. Ik kon al lezen voor mijn zesde, als kind zat ik voortdurend met mijn neus in de boeken. Personages als Doll en Lila heb ik moeten verzinnen. Ik heb wel veel gelezen over de grote depressie van de jaren 1930 in de Verenigde Staten, dat hielp.’

Robinson schrijft enkel over eenzame personages. ‘Die interesseren me,’ vertelt ze, ‘omdat ze meer moeten nadenken dan anderen. Ze kunnen niet terugvallen op gelijkgestemden, ze moeten alles zelf ontdekken en overdenken. Ik geloof ook dat ze de wereld van op een grotere afstand bekijken, ze staan niet midden in het leven. Ik vind dat een boeiend perspectief om over te schrijven.’

Lila heeft met name veel gemeen met Sylvie, het hoofdpersonage uit ‘Een huishouden’, het eerste boek van Robinson. ‘Ik moest vaak denken aan Sylvie toen ik bezig was met mijn meest recente roman. Het klopt, ze ervaren de zintuiglijke wereld op eenzelfde intense manier en dat maakt hen fascinerend voor me.’

 

Eenzaam

 

Robinson groeide op in twee bergdorpjes, ze zat dagenlang te kijken naar de natuur. De beelden uit haar kindertijd vormden haar als schrijfster. ‘Waar ik woonde, diende je talent te hebben voor eenzaamheid. Mensen die lange tijd alleen konden zijn, genoten meer achting dan zij die voortdurend hunkerden naar gezelschap. Ik kreeg geregeld te horen dat enkel de eenzamen een goed ontwikkelde geest hadden. Dat heeft me sterk gevormd. In onze moderne maatschappij is het natuurlijk net omgekeerd. Eenzaten worden met enig wantrouwen bekeken en je moet juist heel sociaal doen de hele tijd.’

Zonder die eenzaamheid was Robinson nooit kunstenaar geworden, meent ze. ‘Mijn ouders waren geen boekenmensen maar ze hadden respect voor mijn fascinaties en dat is toch wel bijzonder. Ik mocht doen wat ik wilde. Zolang ik op tijd was voor het eten en goeie cijfers haalde op school was mijn vrijheid onbegrensd.’

Eenzaamheid is iets wat terugkeert in haar boeken, ze zitten ook vol met beelden van water. Niets is mooier dan water, vindt de schrijfster. Het is onveranderlijk, het licht is er zo prachtig in te zien. Meer wil de schrijfster er niet over kwijt. Ze denkt er, naar eigen zeggen, niet al te veel over na. Toch is water ook belangrijk in het doopritueel en laat dit nu net een van de onderwerpen zijn die Robinson interesseren. Haar boeken gaan niet voor niets over predikanten. Vooral in ‘Gilead’ staan lange passages over de betekenis van het doopritueel, de biecht. Ames denkt na over schuld, boete vergeving en over het kwade en het goede in de wereld.

Lila stelt kritische vragen aan Ames over religie en lijden. ‘Ze zijn beide even intelligent, maar op een verschillende manier. Ames kan terugvallen op de bijbel in zijn zoektocht naar antwoorden over de zin van het leven, voor haar is de bijbel nieuw. Wie kan leunen op de bijbel weet zich getroost. Toch is het leven niet noodzakelijk makkelijker voor wie bijbelvast is. De bijbel vraagt ook om een inspanning van gelovigen en dat maakt geloven lastig.’

Een ander onderwerp waarover Robinson wilde schrijven, is schaamte. Lila schaamt zich voor haar verleden, voor wie ze is. Volgens de schrijfster is schaamte een onderwerp dat te weinig aan bod komt in de literatuur. Nochtans worden we in onze gedragingen gevormd door de schaamte die in ons huist. ‘Angst en de angst voor schaamte is zo belangrijk in mensenlevens. Mensen schamen zich om wat ze deden, om hoe ze zijn. Ze schamen zich ook om hun schaamte. Het verrast mij dat er zo weinig over is geschreven, het is nochtans een ideaal onderwerp. In romans kan je nu eenmaal dingen verkennen die mensen het liefst willen verbergen.’

Je leest Robinson voor haar diepzinnigheid, haar compassie, maar ook voor haar eigenzinnige manier van componeren. De meeste auteurs schrijven naar een climax toe op drie vierde van het verhaal. Dat doet deze schrijfster niet. Ze draait cirkels om het materiaal heen, ze schrijft associatief en keert telkens terug naar dezelfde gebeurtenissen in het leven van haar spelers.

‘Ik maak geen plannen, soms begin ik bij het begin, soms niet. De klassieke roman gaat er vanuit dat het leven een aaneenschakeling is van gebeurtenissen en dat er sprake is van een kettingreactie. Zo zie ik het niet. Ik denk dat er zich ervaringen voordoen die we keer op keer herinterpreteren, naargelang de situatie waarin we ons bevinden. We keren terug naar belangwekkend terrein. Weet je, het heeft allemaal te maken met mijn eindeloze fascinatie voor het menselijke bewustzijn. Ik wil de werking van het bewustzijn trouw blijven. De menselijke geest, daar draait het om in fictie. Sommige auteurs lijken dat wel eens te vergeten en daar lijdt het resultaat dan onder.’

 

Radiostilte

 

‘Ik geloof niet in toeval,’ zegt Robinson wanneer ik haar vraag of het toeval is dat in haar eerste en vooralsnog laatste roman weeskinderen voorkomen. Lila is een wees en dat geldt ook voor de kinderen uit ‘Een huishouden’, haar debuut uit 1980. ‘Ik ben geïnteresseerd in ouders en kinderen; zelfs de wezen in mijn boeken hebben ouders, of beter vervangouders, iemand die voor hen zorgt. Ouders verbazen zich vaak over de manier waarop hun kinderen opgroeien en kinderen verbazen zich vaak over wie hun ouders blijken te zijn. In mijn ervaring kennen ouders en kinderen elkaar niet zo goed.’

Toen Robinson werkte aan haar debuut was ze ervan overtuigd dat ze iets aan het schrijven was dat niet gepubliceerd zou worden. Toch was het boek ontzettend belangrijk voor haar. ‘Het verscheen in een tijd dat uitgevers risico’s namen die nu minder vanzelfsprekend zijn. Mijn uitgever had een enorme bewondering voor het boek maar hij had weinig hoop voor de verkoop. Het verscheen in een beperkte oplage en kreeg goede kritieken. Sommige boekhandelaren hielden vurige pleidooien voor mijn boek, iets waar ik hen nog steeds dankbaar voor ben. Daardoor bleef het herdrukt worden.’

Tussen Robinsons eerste roman en haar tweede zat er 24 jaar. Ze publiceerde wel essays in die periode. Toch is dit een lange radiostilte. Wat gebeurde er in die jaren? Robinson vertelt dat ze haar blik verruimde: ‘ Voor ‘Een huishouden’ viel ik terug op de wereld die ik kende, een kleine gemeenschap waar bijna niemand weet van had. Het boek was niet autobiografisch maar het ging wel over de plek waar ik opgroeide. Ik wilde mezelf niet herhalen en steeds over die locatie schrijven. Daarom ging ik lezen, ik heb hard gestudeerd in die jaren. Ik las de bijbel, Calvijn, Adam Smith, Karl Marx, de grote titels, de bronteksten die mensen nauwelijks nog lezen.’

‘Gilead’ vloeit rechtstreeks voort uit die jaren van intensieve studie. De boeken die Ames leest en becommentarieert, zijn de boeken waar Robinson zich decennialang over boog.

Ze besefte destijds niet dat ze begon aan een trilogie over het dorp Gilead. ‘Het enige wat ik wist, was dat Ames een oud man moest worden. Hij heeft het einde van de Amerikaanse burgeroorlog meegemaakt en leeft nog op het moment dat de burgerrechtenbeweging zich op gang trekt in de Verenigde Staten. Die gebeurtenissen spelen een belangrijke rol in het eerste deel.’

Robinson bewondert haar lezers, die haar werk met een open geest benaderen. Ondanks de essayistische passages over religie wordt haar werk door mensen van de meest uiteenlopende opvattingen gelezen. ‘Ook wie niet gelooft, denkt na over zingeving. Er staan passages in ‘Gilead’ waarvan ik dacht dat ze de eindronde niet zouden halen. Toch liet mijn eindredacteur ze erin staan en vallen mijn lezers er geenszins over.’

Ames is een goede man, je kan hem weinig verwijten. Nog zo een conventie waar Robinson lak aan heeft: je moet schrijven over mensen die slecht zijn of op zijn minst een duister geheim hebben. ‘Het klopt dat er in de wereldliteratuur meer voorbeelden zijn van mensen die op zijn minst iets op hun kerfstok hebben. Toch heb ik me daar niets van aangetrokken. Mijn verbeelding werkt anders. In films en boeken zijn geestelijken dikwijls corrupt of anderzijds slecht. Wanneer je de mogelijkheid van een rechtschapen geestelijke toelaat, krijg je nieuwe opties.’

Gilead speelt in Iowa waar Robinson woont en waar ze les geeft aan de beroemde schrijfopleiding. Ze was van plan er even te blijven, maar woont er nu al jaren. Het landschap is extreem belangrijk in de trilogie. ‘Mijn hele leven woonde ik met name in de bergen, nu zit ik midden in prairieland. In ‘Gilead’ zit er een scène waarin je de maan en de zon op het zelfde moment aan de horizon ziet. Dat is voor mij de essentie van het landschap in Iowa, het is als een gigantische moederschoot.’

 

Marilynne Robinson – Lila – De Arbeiderspers – 268 blz.