Penelope Fitzgerald – De blauwe bloem (De Standaard)

De-blauwe-bloem-203x300Tussen de tuinbonen

 

Penelope Fitzgerald, bekend van ‘De boekhandel’, overtrof zichzelf met haar laatste roman ‘De blauwe bloem’ (1996).

 

Kathy Mathys

 

Net als in ‘Landgoed Longborn’ van Jo Baker opent ‘De blauwe bloem’ met de wasdag. Baker heeft het over de ijskoude ‘ijzeren zwengel van de pomp’ om de hardheid van het keukenmeidenleven te laten zien, Fitzgerald toont in haar openingszin dat de von Hardenbergs van oude adel zijn: ze hebben zoveel kleren en linnengoed dat ze slechts één keer per jaar de was hoeven te doen. Sla je beide boeken dicht, dan zien ze er lief uit, schattig haast. In het geval van Baker is dat begrijpelijk: haar boek, dat gericht is op een vrouwelijke markt, is vaardig en meeslepend geschreven, baanbrekend zoals dat van Fitzgerald is het niet. Jammer dat uitgeverij Karmijn Fitzgerald van een extreem brave cover heeft voorzien, dat schrikt ongetwijfeld de minder meisjesachtige lezers af.

In zijn essay ‘De bedrieglijkheid van Penelope Fitzgerald’ raakt Julian Barnes niet uitgepraat over Fitzgeralds wasdagscène die niet enkel de huishoudelijke stand van zaken toont, maar ook iets vertelt over de Duitse filosofie en over de tragische liefde die de dichter zal opvatten voor Sophie von Kühn. Fitzgerald schreef erg gecondenseerd. Barnes citeert haar daarover: ‘Ik denk altijd dat lezers die te veel verteld krijgen zich beledigd voelen.’

Angelsaksische schrijvers van historische romans hebben veelal de neiging om de lezer onder te dompelen in een bad vol details. Fitzgerald laat haar personage binnen één paragraaf een heen- en terugreis maken, al hebben haar boeken geenszins een journalistiek karakter. De details die ze geeft, roepen een wereld op: ‘Terwijl ze samen voortploeterden, verzamelde zich vocht in de rand van hun hoed, dat druppelsgewijs van de punt van hun neus viel en van de harige uiteinden van de paardenoren, die de dieren naar achteren draaiden als een soort protest tegen het weer.’

 

Liefhebber van vertier

 

De grootste schrijvers worden door hun liefhebbers niet zozeer gelezen om de verhalen die ze vertellen maar om de klank van hun stem en om het unieke universum dat ze weten te scheppen. Fitzgerald is zo een schrijfster met een heel karakteristieke toon. Die is komisch, ietwat afstandelijk maar nooit kil en dan zit er ook iets dromerigs en onwerelds in de mix. Haar personages hebben onhandige trekjes en het is dan ook geen wonder dat ze schrijft over de jonge Fritz von Hardenberg, die zich pas in 1798 Novalis ging noemen, wanneer het verhaal in de roman al lang is afgelopen.

Fitzgerald, die de dagboeken en brieven van de betrokkenen bestudeerde, eruit citeert, laat jonge Fritz, zoals de dichter wordt genoemd, luidkeels voordragen tussen de tuinbonen. Hij beweert ‘het spirituele wezen van de dingen’ te kunnen zien maar bouwt nog aan zijn theorieën. Grillig is hij in zijn beslissingen, hij overweegt zelfs even om soldaat te worden om op die manier zijn romantische neigingen de kop in te drukken. Wanneer hij de twaalfjarige Sophie ontmoet – hij is dan negentien – verandert alles. Erasmus, een van Fritz’ broers, omschrijft Sophie als ‘leeg als een nieuwe kan’, Fitzgerald noemt haar ‘een ware liefhebber van vertier’, maar dat alles kan de dichter er niet van weerhouden te vallen voor het meisje.

 

Genadeloos

 

‘De blauwe bloem’– de titel verwijst naar een onvoltooid verhaal van Novalis – heet een biografische roman te zijn, maar hij wordt bevolkt door twee families die ondanks al de namen en de bondige stijl uitstekend tot leven komen. Een aantal van de gezinsleden zijn zwak van gestel en krijgen ironische tikjes van de schrijfster, andere zijn, getuige de dialogen, zelf zeer geestig. Onvergetelijk is de Bernhard, een van Fritz’ broers, die vroegwijs is en wie niets ontgaat.

Fitzgerald is genadeloos wanneer ze de dorpsgemeenschap beschrijft. Over de man die met de weduwe van de boekhandelaar trouwde en op die manier zijn zaakjes op orde kreeg, klinkt het: ‘Natuurlijk wist heel Weissenfels dat (…) Het was precies wat zij onder wijsheid verstonden.’

De humor die ze over haar personages uitstrooit, is milder. Geleidelijk aan sluipt er melancholie in deze roman. Hoe kan het ook anders wanneer je bedenkt hoe het de von Hardenbergs is vergaan.

Fitzgerald publiceerde dit boek op haar tachtigste. Het werd een hit in de Verenigde Staten waar het de National Book Critics Circle Award won.

 

****

 

Penelope Fitzgerald – De blauwe bloem – uitgeverij Karmijn – vertaald door Johannes Jonkers – 255 blz. – oorspronkelijke titel: The Blue Flower