Rose Tremain – De kleur (De Standaard)


Binnenkort lees ik de nieuwe roman van Rose Tremain ; dit is een recensie van een ouder boek van haar:

In de ban van het goud

Tijdens de negentiende eeuw werd Nieuw-Zeeland overspoeld door avonturiers die er op zoek gingen naar goud. Tegen deze achtergrond speelt de nieuwe roman van Rose Tremain ‘De kleur’. Het werd een historisch nauwgezette maar ook doorleefde vertelling over het lot van een paar vroege Engelse kolonisten.

Kathy Mathys

Wie het werk van Rose Tremain kent, zal misschien vreemd opkijken bij het lezen van haar jongste roman. Tremain heeft immers de pracht en praal van Europese vorstenhuizen uit haar vorige romans geruild voor het barre Nieuw-Zeeland van de jaren 1860. Sinds ze voor ‘Restoration’ (1989) een nominatie voor de Booker Prize in de wacht sleepte, bouwde Tremain een stevige reputatie op als schrijfster van historische romans. Ze wordt vooral geprezen om haar kleurrijke, somptueuze beschrijvingen in ‘Zo vond ik haar’ (1997) en ‘Muziek en stilte’ (1999). Hoewel ‘De kleur’ zich afspeelt in een heel wat minder luxueus kader weet Tremain opnieuw de juiste toon te vinden.
Joseph Blackstone keert het Engelse Norfolk de rug toe om in Nieuw-Zeeland zijn geluk te beproeven. Terwijl Joseph zijn kersverse bruid Harriet en zijn moeder Lilian onderbrengt in het stadje Christchurch, bouwt hij zijn leemhuis op een eenzame, hoge vlakte. De ondernemende Harriet, die haar leven als gouvernante maar al te graag ruilde voor het Nieuw-Zeelandse avontuur, wil Joseph helpen maar hij weigert. Nadat de Blackstones hun intrek hebben genomen in het leemhuis, blijkt Joseph een kille, egoïstische man en Harriet begint te fantaseren over een onafhankelijk bestaan. Lilian droomt dan weer van een comfortabele kamer in Christchurch. Wanneer Joseph in een kreek nabij het huis een paar goudkorrels vindt, laait de goudkoorts in hem op. Net als zovele anderen trekt hij naar de Westkust op zoek naar ‘de kleur’, zoals het goud door de kolonisten wordt genoemd. Hij laat zijn misnoegde vrouw achter en scheept in op de Wallabi voor een gevaarlijke zeereis. Na de dood van Lilian wordt het veel te hoog gebouwde leemhuis door de wind weggeblazen. Harriet besluit om zelf koers te zetten naar de goudvelden.
Hoewel Tremain zich vooral concentreert op de Blackstones, introduceert ze ook een aantal andere personages. De Orchards, vrienden van Harriet, zetten een florerende schapenkwekerij op het getouw. Pare, een zieke Maori-vrouw, gaat op zoek naar Edwin Orchard die ze als kleine jongen verzorgde. Ten slotte is er de Chinese groentekweker Pao Ji die de goudzoekers voedsel bezorgt en als enige in deze roman enigszins tevreden lijkt met zijn leven. Net als de Blackstones worden deze randfiguren zorgvuldig getypeerd maar Joseph en Harriet vormen toch de motor van het verhaal. Het is de verdienste van Tremain dat ze de antipathieke Joseph behoorlijk genuanceerd en zelfs af en toe aandoenlijk weet neer te zetten. Hij is een eenzame, weinig communicatieve man die een duister geheim met zich meedraagt. Joseph gelooft dat het goud hem een uitkomst zal bieden maar zijn hoop slaat al gauw om in waanzin en razernij. Zelfs de vrijgevochten en intelligente Harriet verandert na de ontdekking van wat goud en Tremain weet de transformatieve kracht van het edele goed nauwkeurig te vatten.
Ondanks de sombere toon van een aantal passages, is deze roman niet echt deprimerend. Even krijg je het gevoel dat ‘De kleur’ een naturalistisch verhaal wordt in de stijl van het pessimistische ‘McTeague’ (1899) van Frank Norris, maar zo een vaart loopt het niet. Wel is het een hard verhaal en daar zit ook het onherbergzame kader van ‘De kleur’ voor iets tussen. Tremain schreef dit verhaal naar eigen zeggen nadat ze de broze, primitieve werktuigen van de goudzoekers zag in een museum. Het ontroerde en fascineerde haar dat de kolonisten, in weerwil van het ruwe weer, iets konden aanvangen met hun aftandse gereedschap. Tremains beschrijvingen van het grillige, spotzieke Nieuw-Zeelandse klimaat leveren een aantal hallucinante scènes op: schapen die in een mum van tijd van een heuvel worden geblazen of het leemhuis dat door de aanhoudende droogte in poeder opgaat. Ondanks deze spectaculaire intermezzo’s is ‘De kleur’ geen flitsend avonturenverhaal. Tremain heeft vooral interesse voor de drijfveren van haar figuren die ze dan ook minutieus en in zorgvuldig geconstrueerde passages beschrijft. Eigenlijk is ‘De kleur’ een buitenbeentje in het historisch romangenre omdat je bijna de indruk hebt een modern verhaal te lezen dat zich toevallig in de negentiende eeuw afspeelt. Tremain geeft wel degelijk achtergrond over de goudkoorts maar ze weet haar informatie goed te doseren. Heel wat historische romans gaan gebukt onder een overdaad aan geschiedkundige details, iets waarvan ‘De kleur’ gelukkig gespaard blijft.

***

Rose Tremain, De kleur. Vertaald door Eugène Dabekaussen en Tilly Maters, De Geus, Breda, 381 blz., 24,9 euro. Oorspronkelijke titel : The Colour.

De Auteur

Hoewel Rose Tremain (° 1943) al in 1976 debuteerde met ‘Sadler’s Birthday’, werd ze pas echt beroemd om haar besteller ‘Restoration’ (1989), waarvan het verhaal zich afspeelt aan het hof van de Engelse koning Charles II. De meeste van haar boeken zijn historische romans. ‘Muziek en stilte’ (1999), dat gesitueerd is aan het Deense hof tijdens de Renaissance, leverde haar de Whitbread Novel Award op.